Betonnen constructie, gelegen in een akker ten oosten van de Ringlaan, ten noorden van de voormalige spoorlijn 58 en de Leopoldlaan.
Duitse bunker opgetrokken als onderdeel van de Hollandstellung. Deze Duitse verdedigingsstelling werd tijdens de Eerste Wereldoorlog opgetrokken langs de grens met Nederland, tussen Knokke en Vrasene (Beveren). Tussen het Zwin (Knokke) en Leeskensbruggen (Maldegem) zijn de bunkers opgetrokken door het Marinekorps Flandern, vanaf Moerhuize (Maldegem) door de Etappen-Inspektion 4 (of Gruppe Gent). De zone rond Strobrugge (Maldegem) vormde een overgangsgebied. Er is een groot verschil merkbaar in de aanleg van de stelling en de bouwwijze van de bunkers in beide zones.
Volgens een legerbevel van 12 september 1916 diende de Hollandstellung tussen Moerhuize en Vrasene te bestaan uit een Vorstellung en een Hauptstellung. Het tracé van beide stellingen stond in nauw verband met zones, die moerassig konden worden gemaakt (zogenaamde Sumpfgebiete). Alle wegen en kruispunten moesten met mitrailleurvuur gedekt kunnen worden.
Tussen Strobrugge en het kanaal Gent-Zeehaven ontdubbelde de hoofdstelling in twee verdedigingslijnen. De eerste lijn van de hoofdverdedigingslinie liep vanaf Celie over Boterhoek en Waai, ten noorden van Lembeke en Oosteeklo via Ertvelde tot Rieme. De overgebleven bunkers kennen min of meer hetzelfde ontwerp.
Op anderhalve à drie kilometer lag de tweede verdedigingslijn. Deze splitste ter hoogte van Celie af van de eerste lijn, liep iets ten zuiden van Balgerhoeke, langs de voormalige spoorlijn 58 ten westen van Eeklo richting Oostveldstraat en Antwerpse Heirweg tot Heide ten zuiden van Lembeke en Oosteeklo, via Tervenen tot Kluizen en Doornzele bij het Kanaal Gent-Terneuzen. Deze verdedigingslijn was dicht bezaaid met bunkers, die in bepaalde zones op nauwelijks enkele tientallen meters van elkaar waren gepositioneerd. Deze bunker maakte deel uit van deze tweede verdedigingslijn. In 1921 werden er op grondgebied Eeklo nog 65 Duitse bunkers geregistreerd. In 2015 zijn er 16 bunkers teruggevonden. Vooral een grootschalige, door de gemeente georganiseerde afbraakcampagne van bunkers in 1959-1960 zou aan de basis liggen van het massaal verdwijnen van bunkers in Eeklo.
De bunkers tussen Rapenbrug (Maldegem) en Vrasene (Beveren) werden opgetrokken vanaf de winter van 1916-1917. Ze werden bijna allen opgetrokken aan de hand van betonstenen met holtes, waarin wapeningsijzers gestoken konden worden om de betonstenen met elkaar te verankeren. Met deze betonstenen konden als het ware spouwmuren opgetrokken worden, waartussen nog eens beton gegoten werd. Het is niet duidelijk of alle muren op deze manier zijn opgetrokken. Wellicht is voor de bouw met betonstenen gekozen, omdat dit een snellere en gemakkelijker manier van bouwen was. Er werd veel aandacht besteed aan de camouflage van bunkers.
In de oostelijke voormuur zitten drie openingen. Volgens een schets uit een voorschriftenboek uit 1916 zou de vierkante opening gediend hebben voor het hanteren van een handzoeklicht. De centrale opening zou gefungeerd hebben als schietopening voor mitrailleur, de derde opening als waarnemingssleuf. De grote, schuin naar boven lopende opening in de westelijke muur diende wellicht voor het afvuren van lichtsignalen. De bewaarde borstwering diende als open gevechtsstelling. Het ijzeren rooster voor de opening diende te verhinderen dat er granaten in de opening gegooid konden worden.
Veelhoekige militaire constructie van 7,85 op 6,35 meter, met bewaarde uitspringende borstwering aan westelijke zijde. De constructie is opgetrokken aan de hand van betonstenen. Het dak is gegoten op een houten bekisting tussen stalen profielen. Tegen het plafond zijn vele houten latten bewaard. Via de deuropeningen en afzonderlijke, geknikte gangen aan zuidelijke en aan westelijke zijde wordt telkens een andere zijde van de centrale binnenruimte gebruikt.
In de westelijke muur zit een grote, schuin naar boven lopende opening, met ernaast een kleinere vierkante opening die tot de centrale ruimte doorloopt, met restanten van een ijzeren rooster vóór de opening. In de oostelijke muur zitten drie openingen, met eronder een nis. De twee meest noordelijke openingen verbreden naar buiten toe. Een deel van deze openingen is aan de buitenzijde weggeslagen, mogelijk ten gevolge van een poging om de bunker af te breken. Ook de kleine openingen in de muur ter hoogte van de zuidelijke toegang zijn wellicht het gevolg van boringen, waarbij de openingen met explosieven dienden opgevuld te worden. In de binnenmuren zijn ijzeren haken aangebracht.
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2017: Duitse mitrailleurpost [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194929 (geraadpleegd op ).
Gelegen in een akker ten oosten van de Ringlaan, ten noorden van de voormalige spoorlijn 58 en de Leopoldlaan.
Historische beschrijving
Deze bunker is opgericht als onderdeel van de 'Hollandstellung', een verdedigingsstelling die de Duitse bezetter vanaf 1916 langs de Nederlandse grens liet aanleggen uit vrees voor een geallieerde aanval vanuit het neutrale Nederland. Tussen de zee en Strobrugge (Maldegem) werd deze linie aangelegd door het 'Marinekorps Flandern'. Vanaf Strobrugge tot aan de aansluiting met de 'Stellung Antwerpen' in Vrasene werd de linie uitgebouwd door de Duitse landmacht.
De 'Hollandstellung' was het sterkst uitgebouwd tussen Strobrugge en het Kanaal Gent-Terneuzen. Vanaf Strobrugge splitste de 'Hollandstellung' in een 'Vorstellung' langs het Leopoldkanaal, een 'vorgeschobene Linie' met de zogenaamde voorpostenbunkers en tenslotte de 'Hauptkampflinie' of 'Haupt Hollandstellung'. Tussen de voorpostenlijn en hoofdverdedigingslijn was er een dubbele prikkeldraadversperring aangelegd.
Deze bunker maakte deel uit van de hoofdverdedigingsstelling, die anderhalf à twee kilometer achter de voorpostenlijn was uitgebouwd. Deze stelling liep iets ten zuiden van Balgerhoeke, langs de voormalige spoorlijn 58 ten westen van Eeklo richting Oostveldstraat en Antwerpse Heirweg tot Heide ten zuiden van Lembeke en Oosteeklo, via Tervenen tot Kluizen en Doornzele bij het Kanaal Gent-Terneuzen.
De hoofdverdedigingslijn tussen Strobrugge en het Kanaal Gent-Terneuzen kent een grote densiteit aan bunkers, in bepaalde zones op nauwelijks enkele tientallen meters van elkaar gepositioneerd. De bunkers wisselen af qua typologie. Ze zijn duidelijk opgetrokken aan de hand van bepaalde standaardontwerpen, maar kunnen niettemin variëren in hun uitvoering. De landmacht maakte gebruik van geprefabriceerde betonstenen die, verankerd met ijzers, dienden als gietkoffer waartussen beton gestort werd. Het plafond is meestal gegoten op ijzeren profielen waartussen houten planken waren aangebracht.
In 1921 werden er op grondgebied Eeklo nog 65 Duitse bunkers geregistreerd. In 2015 zijn er 16 bunkers teruggevonden. Vooral een grootschalige, door de gemeente georganiseerde afbraakcampagne van bunkers in 1959-1960 zou aan de basis liggen van het massaal verdwijnen van bunkers in Eeklo.
In de voormuur zitten drie openingen. Volgens een schets uit een voorschriftenboek uit 1916 zou de vierkante opening gediend hebben voor het hanteren van een handzoeklicht. De centrale opening zou gefungeerd hebben als schietopening voor mitrailleur, de derde opening als waarnemingssleuf. De bewaarde borstwering diende als open gevechtsstelling.
Beschrijving
Veelhoekige militaire constructie van 7,85 op 6,35 meter, met bewaarde uitspringende borstwering aan westelijke zijde. De constructie is opgetrokken aan de hand van betonstenen. Het dak is gegoten op een houten bekisting tussen stalen profielen. Tegen het plafond zijn vele houten latten bewaard. Via de deuropeningen en afzonderlijke, geknikte gangen aan zuidelijke en aan westelijke zijde wordt telkens een andere zijde van de centrale binnenruimte gebruikt.
In de westelijke muur zit een grote, schuin naar boven lopende opening (vermoedelijk voor het afvuren van lichtsignalen), met ernaast een kleinere vierkante opening die tot de centrale ruimte doorloopt, met restanten van een ijzeren rooster vóór de opening (zodat er geen granaten konden ingeworpen worden). In de oostelijke muur zitten drie openingen, met eronder een nis. De twee meest noordelijke openingen verbreden naar buiten toe. Een deel van deze openingen is aan de buitenzijde weggeslagen, mogelijk ten gevolge van een poging om de bunker af te breken. Ook de kleine openingen in de muur ter hoogte van de zuidelijke toegang zijn wellicht het gevolg van boringen, waarbij de openingen met explosieven dienden opgevuld te worden. In de binnenmuren zijn ijzeren haken aangebracht.
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2015: Duitse mitrailleurpost [online], https://id.erfgoed.net/teksten/176056 (geraadpleegd op ).