is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Duitse bunker
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Duitse bunker
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hollandstellung: deel Oost-Vlaanderen
Deze vaststelling was geldig van tot
Halfondergrondse betonnen militaire constructie in een weide ten zuiden van Molenhoek 33, ten noorden van Heide. In de onmiddellijke omgeving zijn nog tal van bunkers te zien.
Duitse bunker opgetrokken als onderdeel van de Hollandstellung. Deze Duitse verdedigingsstelling werd tijdens de Eerste Wereldoorlog opgetrokken langs de grens met Nederland, tussen Knokke en Vrasene (Beveren). Tussen het Zwin (Knokke) en Leeskensbruggen (Maldegem) zijn de bunkers opgetrokken door het Marinekorps Flandern, vanaf Moerhuize (Maldegem) door de Etappen-Inspektion 4 (of Gruppe Gent). De zone rond Strobrugge (Maldegem) vormde een overgangsgebied. Er is een groot verschil merkbaar in de aanleg van de stelling en de bouwwijze van de bunkers in beide zones.
Volgens een legerbevel van 12 september 1916 diende de Hollandstellung tussen Moerhuize en Vrasene te bestaan uit een Vorstellung en een Hauptstellung. Het tracé van beide stellingen stond in nauw verband met zones, die moerassig konden worden gemaakt (zogenaamde Sumpfgebiete). Alle wegen en kruispunten moesten met mitrailleurvuur gedekt kunnen worden.
Tussen Strobrugge en het kanaal Gent-Zeehaven ontdubbelde de hoofdstelling in twee verdedigingslijnen. De eerste lijn van de hoofdverdedigingslinie liep vanaf Celie over Boterhoek en Waai, ten noorden van Lembeke en Oosteeklo via Ertvelde tot Rieme. De overgebleven bunkers kennen min of meer hetzelfde ontwerp.
Op anderhalve à drie kilometer lag de tweede verdedigingslijn. Deze splitste ter hoogte van Celie af van de eerste lijn, liep iets ten zuiden van Balgerhoeke, langs de voormalige spoorlijn 58 ten westen van Eeklo richting Oostveldstraat en Antwerpse Heirweg tot Heide ten zuiden van Lembeke en Oosteeklo, via Tervenen tot Kluizen en Doornzele bij het Kanaal Gent-Terneuzen. Deze verdedigingslijn was dicht bezaaid met bunkers, die in bepaalde zones op nauwelijks enkele tientallen meters van elkaar waren gepositioneerd.
De bunkers tussen Rapenbrug (Maldegem) en Vrasene (Beveren) werden opgetrokken vanaf de winter van 1916-1917. Ze werden bijna allen opgetrokken aan de hand van betonstenen met holtes, waarin wapeningsijzers gestoken konden worden om de betonstenen met elkaar te verankeren. Met deze betonstenen konden als het ware spouwmuren opgetrokken worden, waartussen nog eens beton gegoten werd. Het is niet duidelijk of alle muren op deze manier zijn opgetrokken. Wellicht is voor de bouw met betonstenen gekozen, omdat dit een snellere en gemakkelijker manier van bouwen was. Er werd veel aandacht besteed aan de camouflage van bunkers.
De bunker maakt deel uit van de tweede verdedigingslijn van de Hauptstellung. De bunker behoort meer bepaald tot een cluster van 20 bunkers die zich situeert ter hoogte van het gehucht Heide, op grondgebied Oosteeklo (Assenede) en Lembeke (Kaprijke). Hier was een grote concentratie aan bunkers opgetrokken, soms op nauwelijks enkele tientallen meters van elkaar.
Het lijkt alsof de bunkers, die afwisselen qua typologie, hier in twee lijnen waren gepositioneerd. Duidelijke militaire plannen die inzicht kunnen verschaffen in de specifieke configuratie van de bunkers en de reden waarom bunkers met specifieke typologische kenmerken op een welbepaalde plaats werden ingeplant, ontbreken vooralsnog. Ongetwijfeld was het de bedoeling om een zo breed mogelijk schoots- en gezichtsveld vanuit de bunkers te bekomen.
Een goede inplanting was niet alleen essentieel voor een efficiënte werking van de bunker ten opzichte van de andere bunkers. Omwille van camouflage werden de bunkers zoveel als mogelijk verdoken opgesteld. Daar waar mogelijk werden de bunkers ingeplant in bosjes, tegen houtkanten of hagen of tussen boerderijgebouwen. Het landschap waarin de bunkers werden opgetrokken, leende zich hier uitstekend toe. De zone behoorde meer bepaald tot de dekzandrug Maldegem-Stekene. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog zag dit landschap er sterk versnipperd uit, hoofdzakelijk bestaande uit een afwisseling van stroken bos (naaldbomen) en percelen (stroken en repels) afgebakend met brede en smalle houtkanten. Deze landschappelijke kenmerken vormden een groot voordeel voor de inplanting van de bunkers, die verdoken achter en in de bossen en houtkanten konden opgetrokken worden. Deze bunker was volgens de topografische kaart van 1910 opgetrokken in of tegen een houtkant.
Op een teruggevonden lijst uit 1921 werden er 24 Duitse bunkers op grondgebied Oosteeklo aangegeven, waarvan er vijf behoren tot de verdedigingslijn ter hoogte van Westakkerstraat – Oosthoek. De andere bunkers zijn te situeren ter hoogte van Heide. Hier zijn er inmiddels drie bunkers verdwenen. Op grondgebied Lembeke waren er volgens een lijst van 28 mei 1921 41 Duitse bunkers opgetrokken. Hiervan zijn er vandaag de dag slechts 16 bewaard.
De spoorlijn Eeklo-Zelzate speelde wellicht een belangrijke rol in de aanvoer van het bouwmateriaal. Volgens getuigen werd het bouwmateriaal voor de bouw van de bunkers aangevoerd door opgevorderde landbouwers, die met paard en kar het materiaal vanuit het station van Lembeke aanbrachten. De bunkers werden opgetrokken door Belgische arbeiders, die waren opgeëist. Enkele Duitse militairen hielden toezicht op de bouwwerkzaamheden.
In mei 1940, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, werden de bunkers door omwonenden en gevluchte burgers gebruikt als schuilplaats. Marcel Martens vertelt onder meer hoe een Belgische militaire kolonne met vrachtwagens, die zich schuilhield in de bossen in de omgeving, door Duitse vliegtuigen werd bestookt. Later tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de bossen en velden van Oosteeklo en Lembeke gebruikt als oefenterrein door Duitse militairen, waarbij de bunkers als doelwit voor de oefeningen fungeerden.
Betonnen militaire constructie met rechthoekig grondplan van 6,7 op 6,55 meter, opgetrokken aan de hand van betonstenen. De dakrand is afgeschuind. Het plafond is gegoten tegen een houten bekisting en versterkt met stalen profielen. Aan de randen van het plafond, waar de stalen profielen of het gegoten beton ontbreken, zijn hogerop ook betonstenen met ronde openingen te zien.
Aan zuidelijke zijde zitten twee toegangen, die de uiteinden vormen van een geknikte gang, die op zijn beurt toegang verschaft tot de centrale binnenruimte van 4 op 2,55 meter.
In de westelijke muur loopt een vrij grote opening schuin omhoog, vermoedelijk voor het sturen van lichtsignalen. Ter hoogte van deze opening zit er in het plafond een kleinere vierkante opening. In de oostelijke muur zit er een kleinere opening recht doorheen de muur.
Tegen de zuidelijke gevel zijn sporen van een afgebroken luifel te zien, met name afgezaagde stalen profielen. Het dak verhoogt op deze plaats, en fungeerde hier zodoende als borstwering.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/40000/2365.1, Duitse bunkers Heide (Hollandstellung) in Kaprijke (Lembeke) en Assenede (Oosteeklo) (DECOODT H., 2017).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Hollandstellung
Is deel van
Oosteeklo
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Duitse bunker [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301093 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.