Bovengrondse betonnen militaire constructie tegen de oostelijke rand van een weide ten noorden van Heide 53A. In de onmiddellijke omgeving staan er nog veel bunkers.
Duitse bunker opgetrokken als onderdeel van de Hollandstellung. Deze Duitse verdedigingsstelling werd tijdens de Eerste Wereldoorlog opgetrokken langs de grens met Nederland, tussen Knokke en Vrasene (Beveren). Tussen het Zwin (Knokke) en Leeskensbruggen (Maldegem) zijn de bunkers opgetrokken door het Marinekorps Flandern, vanaf Moerhuize (Maldegem) door de Etappen-Inspektion 4 (of Gruppe Gent). De zone rond Strobrugge (Maldegem) vormde een overgangsgebied. Er is een groot verschil merkbaar in de aanleg van de stelling en de bouwwijze van de bunkers in beide zones.
Volgens een legerbevel van 12 september 1916 diende de Hollandstellung tussen Moerhuize en Vrasene te bestaan uit een Vorstellung en een Hauptstellung. Het tracé van beide stellingen stond in nauw verband met zones, die moerassig konden worden gemaakt (zogenaamde Sumpfgebiete). Alle wegen en kruispunten moesten met mitrailleurvuur gedekt kunnen worden.
Tussen Strobrugge en het kanaal Gent-Zeehaven ontdubbelde de hoofdstelling in twee verdedigingslijnen. De eerste lijn van de hoofdverdedigingslinie liep vanaf Celie over Boterhoek en Waai, ten noorden van Lembeke en Oosteeklo via Ertvelde tot Rieme. De overgebleven bunkers kennen min of meer hetzelfde ontwerp.
Op anderhalve à drie kilometer lag de tweede verdedigingslijn. Deze splitste ter hoogte van Celie af van de eerste lijn, liep iets ten zuiden van Balgerhoeke, langs de voormalige spoorlijn 58 ten westen van Eeklo richting Oostveldstraat en Antwerpse Heirweg tot Heide ten zuiden van Lembeke en Oosteeklo, via Tervenen tot Kluizen en Doornzele bij het Kanaal Gent-Terneuzen. Deze verdedigingslijn was dicht bezaaid met bunkers, die in bepaalde zones op nauwelijks enkele tientallen meters van elkaar waren gepositioneerd.
De bunkers tussen Rapenbrug (Maldegem) en Vrasene (Beveren) werden opgetrokken vanaf de winter van 1916-1917. Ze werden bijna allen opgetrokken aan de hand van betonstenen met holtes, waarin wapeningsijzers gestoken konden worden om de betonstenen met elkaar te verankeren. Met deze betonstenen konden als het ware spouwmuren opgetrokken worden, waartussen nog eens beton gegoten werd. Het is niet duidelijk of alle muren op deze manier zijn opgetrokken. Wellicht is voor de bouw met betonstenen gekozen, omdat dit een snellere en gemakkelijker manier van bouwen was. Er werd veel aandacht besteed aan de camouflage van bunkers.
De bunker maakt deel uit van de tweede verdedigingslijn van de Hauptstellung. De bunker behoort meer bepaald tot een cluster van 20 bunkers die zich situeert ter hoogte van het gehucht Heide, op grondgebied Oosteeklo (Assenede) en Lembeke (Kaprijke). Hier was een grote concentratie aan bunkers opgetrokken, soms op nauwelijks enkele tientallen meters van elkaar.
Het lijkt alsof de bunkers, die afwisselen qua typologie, hier in twee lijnen waren gepositioneerd. Duidelijke militaire plannen die inzicht kunnen verschaffen in de specifieke configuratie van de bunkers en de reden waarom bunkers met specifieke typologische kenmerken op een welbepaalde plaats werden ingeplant, ontbreken vooralsnog. Ongetwijfeld was het de bedoeling om een zo breed mogelijk schoots- en gezichtsveld vanuit de bunkers te bekomen. De opening in de noordoostelijke muur zou bedoeld zijn als observatie-opening.
Een goede inplanting was niet alleen essentieel voor een efficiënte werking van de bunker ten opzichte van de andere bunkers. Omwille van camouflage werden de bunkers zoveel als mogelijk verdoken opgesteld. Daar waar mogelijk werden de bunkers ingeplant in bosjes, tegen houtkanten of hagen of tussen boerderijgebouwen. Het landschap waarin de bunkers werden opgetrokken, leende zich hier uitstekend toe. De zone behoorde meer bepaald tot de dekzandrug Maldegem-Stekene. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog zag dit landschap er sterk versnipperd uit, hoofdzakelijk bestaande uit een afwisseling van stroken bos (naaldbomen) en percelen (stroken en repels) afgebakend met brede en smalle houtkanten. Deze landschappelijke kenmerken vormden een groot voordeel voor de inplanting van de bunkers, die verdoken achter en in de bossen en houtkanten konden opgetrokken worden. Deze bunker was volgens de topografische kaart van 1910 opgetrokken in of tegen een houtkant.
Op een teruggevonden lijst uit 1921 werden er 24 Duitse bunkers op grondgebied Oosteeklo aangegeven, waarvan er vijf behoren tot de verdedigingslijn ter hoogte van Westakkerstraat – Oosthoek. De andere bunkers zijn te situeren ter hoogte van Heide. Hier zijn er inmiddels drie bunkers verdwenen. Op grondgebied Lembeke waren er volgens een lijst van 28 mei 1921 41 Duitse bunkers opgetrokken. Hiervan zijn er vandaag de dag slechts 16 bewaard.
De spoorlijn Eeklo-Zelzate speelde wellicht een belangrijke rol in de aanvoer van het bouwmateriaal. Volgens getuigen werd het bouwmateriaal voor de bouw van de bunkers aangevoerd door opgevorderde landbouwers, die met paard en kar het materiaal vanuit het station van Lembeke aanbrachten. De bunkers werden opgetrokken door Belgische arbeiders, die waren opgeëist. Enkele Duitse militairen hielden toezicht op de bouwwerkzaamheden.
In mei 1940, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, werden de bunkers door omwonenden en gevluchte burgers gebruikt als schuilplaats. Marcel Martens vertelt onder meer hoe een Belgische militaire kolonne met vrachtwagens, die zich schuilhield in de bossen in de omgeving, door Duitse vliegtuigen werd bestookt. Later tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de bossen en velden van Oosteeklo en Lembeke gebruikt als oefenterrein door Duitse militairen, waarbij de bunkers als doelwit voor de oefeningen fungeerden.
Betonnen militaire constructie van 6,9 breed op 8,9 meter lang, die naar het noordoosten toe versmalt tot een punt van één meter breedte. Aan noordwestelijke zijde paalt een borstwering aan de constructie. Ter hoogte van de borstwering is aan noordoostelijke zijde een betonnen pad zichtbaar, die tegenover de punt van de constructie tot een groot vlak vergroot. De constructie is opgetrokken aan de hand van betonstenen. De schuine cementlaag aan de dakranden is deels afgebrokkeld. Op de dakrand zitten ijzers met ronde openingen, terwijl er in de buitenmuren fijne ijzers bevestigd zijn. Het plafond is verstevigd met stalen profielen waartussen houten planken zitten. Twee toegangen aan zuidwestelijke zijde vormen de uiteinden van een geknikte gang, die aan zuidoostelijke zijde wat verder doorloopt, naar verluidt een plaats voor een toiletton. De gang bevat een nis in de achtermuur. Via een doorgang kan een binnenruimte bereikt worden van 3,3 op 3 meter, die aan noordoostelijke zijde uitgeeft op een kleine ruimte van 1,40 op 1 meter. In de noordoostelijke twee meter dikke muur, in de punt van de constructie, steekt een opening van 0,5 meter breed, die naar het midden toe versmalt zoals een zandloper. Deze opening is nog bekleed met houtwerk. Bij de toegangen zijn ijzeren deurelementen en een gleuf bewaard. In de binnenmuren zijn nisjes gecreëerd door het weglaten van betonstenen, telkens drie boven elkaar. In het plafond steken verschillende vierkante openingen. Eén opening loopt horizontaal vanaf de grootste ruimte door tot centraal in de achtergevel van de constructie. In de borstwering, twee meter hoog maar ten dele vernield, zijn er nog sporen te zien van een platform en betonnen trapjes.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/40000/2365.1, Duitse bunkers Heide (Hollandstellung) in Kaprijke (Lembeke) en Assenede (Oosteeklo) (DECOODT H., 2017).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2017: Duitse bunker [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194904 (geraadpleegd op ).
Bovengrondse betonnen militaire constructie tegen de oostelijke rand van een weide ten noorden van Heide 53A. In de onmiddellijke omgeving staan er nog veel bunkers.
Deze bunker is opgericht als onderdeel van de 'Hollandstellung', een verdedigingsstelling die de Duitse bezetter vanaf 1916 langs de Nederlandse grens liet aanleggen uit vrees voor een geallieerde aanval vanuit het neutrale Nederland. Tussen de zee en Strobrugge (Maldegem) werd deze linie aangelegd door het 'Marinekorps Flandern'. Vanaf Strobrugge tot aan de aansluiting met de 'Stellung Antwerpen' in Vrasene werd de linie uitgebouwd door de Duitse landmacht.
De 'Hollandstellung' was het sterkst uitgebouwd tussen Strobrugge en het Kanaal Gent-Terneuzen. Vanaf Strobrugge splitste de 'Hollandstellung' in een 'Vorstellung' langs het Leopoldkanaal, een 'vorgeschobene Linie' met de zogenaamde voorpostenbunkers en tenslotte de 'Hauptkampflinie' of 'Haupt Hollandstellung'. Tussen de voorpostenlijn en hoofdverdedigingslijn was er een dubbele prikkeldraadversperring aangelegd.
Deze bunker maakte deel uit van de hoofdverdedigingslijn, die anderhalf à twee kilometer achter de voorpostenlijn was uitgebouwd. Deze stelling liep iets ten zuiden van Balgerhoeke, langs de voormalige spoorlijn 58 ten westen van Eeklo richting Oostveldstraat en Antwerpse Heirweg tot Heide ten zuiden van Lembeke en Oosteeklo, via Tervenen tot Kluizen en Doornzele bij het Kanaal Gent-Terneuzen.
De hoofdverdedigingslijn tussen Strobrugge en het Kanaal Gent-Terneuzen kent een grote densiteit aan bunkers, in bepaalde zones zoals ter hoogte van Heide (grondgebied Oosteeklo en Lembeke) op nauwelijks enkele tientallen meters van elkaar gepositioneerd. De bunkers wisselen af qua typologie. Ze zijn duidelijk opgetrokken aan de hand van bepaalde standaardontwerpen, maar kunnen niettemin variëren in hun uitvoering. De landmacht maakte gebruik van geprefabriceerde betonstenen die, verankerd met ijzers, dienden als gietkoffer waartussen beton gestort werd. Het plafond is meestal gegoten op ijzeren profielen waartussen houten planken waren aangebracht.
De opening in de noordoostelijke muur zou bedoeld zijn als observatie-opening.
Betonnen militaire constructie van 6,9 breed op 8,9 meter lang, die naar het noordoosten toe versmalt tot een punt van één meter breedte. Aan noordwestelijke zijde paalt een borstwering aan de constructie. Ter hoogte van de borstwering is aan noordoostelijke zijde een betonnen pad zichtbaar, die tegenover de punt van de constructie tot een groot vlak vergroot.
De constructie is opgetrokken aan de hand van betonstenen. De schuine cementlaag aan de dakranden is deels afgebrokkeld. Op de dakrand zitten ijzers met ronde openingen, terwijl er in de buitenmuren fijne ijzers bevestigd zijn. Het plafond is verstevigd met stalen profielen waartussen houten planken zitten.
Twee toegangen aan zuidwestelijke zijde vormen de uiteinden van een geknikte gang, die aan zuidoostelijke zijde wat verder doorloopt, naar verluidt een plaats voor een toiletton. De gang bevat een nis in de achtermuur. Via een doorgang kan een binnenruimte bereikt worden van 3,3 op 3 meter, die aan noordoostelijke zijde uitgeeft op een kleine ruimte van 1,40 op 1 meter. In de noordoostelijke twee meter dikke muur, in de punt van de constructie, steekt een opening van 0,5 meter breed, die naar het midden toe versmalt zoals een zandloper. Deze opening is nog bekleed met houtwerk.
Bij de toegangen zijn ijzeren deurelementen en een gleuf bewaard. In de binnenmuren zijn nisjes gecreëerd door het weglaten van betonstenen, telkens drie boven elkaar. In het plafond steken verschillende vierkante openingen. Eén opening loopt horizontaal vanaf de grootste ruimte door tot centraal in de achtergevel van de constructie.
In de borstwering, twee meter hoog maar ten dele vernield, zijn er nog sporen te zien van een platform en betonnen trapjes.
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2015: Duitse bunker [online], https://id.erfgoed.net/teksten/176225 (geraadpleegd op ).