is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sociale woonwijk Den Brand
Deze vaststelling is geldig sinds
Wijk Den Brand is opgevat als een woonhof met een opmerkelijke inplanting, gebouwd omstreeks 1978-1980 naar ontwerpplannen van 1974 van architect Yves De Bont in opdracht van de Turnhoutse Maatschappij voor de huisvesting (heden sociale huisvestingsmaatschappij De Ark). De groenaanleg werd verzorg door het bureau Carlier-Clays.
Wijk Den Brand is gelegen tussen de Oude Dijk en de Brandhoefstraat, in de wijk Schorvoort. Laatstgenoemde wijk heeft een typisch suburbaan karakter, met sociale woonwijken en private verkavelingen. Ze ligt even ten zuiden van Turnhout, tussen de ring, de autosnelweg en een invalsweg. In de eerste helft van de negentiende eeuw was Schorvoort nog een landbouwgehucht in de vruchtbare vallei van de Aa. Vanaf de jaren 1960, na de Eerste Wet op de Stedenbouw (1962), werden in Schorvoort talrijke verkavelingen aangelegd. De Turnhoutse Maatschappij voor de Huisvesting bouwde er op goedkope gronden twee sociale woonwijken. De eerste was een klassieke verkavelingswijk, gekend als de Witte Wijk en bestaande uit 324 woningen, in zes fasen gebouwd tussen 1965 en 1978. De wijk situeert zich ten zuiden van Schorvoort. De fase aan de Acacialaan werd gebouwd naar ontwerp van Paul Schoeters, terwijl de overige fasen werden uitgevoerd naar ontwerp van Carli Vanhout.
De andere sociale woonwijk, namelijk Den Brand, had daarentegen een opmerkelijk experimenteel karakter. De wijk werd ingeplant op een terrein van bijna acht hectare groot. De opdracht werd verleend in 1974. Het urbanisatieplan en de woningen werden ontworpen door de Turnhoutse architect Yves De Bont en worden gekenmerkt door aaneengesloten bebouwing rond grote collectieve binnenhoven in hoefijzervorm. De Bont werkte daarbij verder op de ontwikkelingen van de laatste wijken van de Turnhoutse Maatschappij voor de huisvesting, namelijk de Parkwijk te Turnhout en de wijk Rozenlaan te Gierle. Alle woningen waren bedoeld voor verhuur. Het oorspronkelijke aanlegplan voorzag 200 woningen. Tussen 1978 en 1980 werden echter slechts 88 woningen gebouwd in twee fasen, namelijk in eerste instantie 36 woningen ten oosten van de wijk, bestaande uit een rijbebouwing van twaalf woningen aan de Oude Dijk en het eerste hof in hoefijzervorm met 24 woningen. In de tweede fase kwamen de overige 52 woningen tot stand, opgevat als twee hoven met elk 26 woningen. Vanaf 1996 werd de wijk verder ten noorden bebouwd met woninggroepen naar ontwerp van Atelier Vanhout, die zich niet zo goed binnen het oorspronkelijk weefsel invoegen en afbreuk doen aan de coherentie van het oorspronkelijk aanlegplan.
Het oorspronkelijke aanlegplan uit 1974 dat voorzag in 200 woningen, had als basis drie hoven in U-vorm, via ruime groenstroken verbonden met een centraal groenplein, omlijnd door bomen. Aan het plein waren ook drie winkels met aansluitende woning voorzien. Het oorspronkelijk plan besteedde veel aandacht aan de openbare groenzone, met de voorziening van voetgangersverkeer, zandbakken, speeltuinen, sportvelden en rustplaatsen. Door de specifieke inplanting ontstond één doorlopende groenzone, afgeschermd van de autowegen door de inplanting van de woningen. Tussen de woningen ontstonden op hun beurt besloten groenpleintjes, die ook de functie van ontmoetingsplaats opnamen en een vlotte toegankelijkheid voor voetgangers tussen de verschillende woningen garandeerden. Aangezien het voorontwerp onvolledig werd uitgevoerd, ontbrak in de gerealiseerde vorm de noordelijke bebouwing van de wijk, de winkels en het centrale plein, dat de hoven met elkaar connecteerde. Deze gronden bleven in eerste instantie onbebouwd. Ook de later gebouwde woningen creëren geen relatie tussen en met de hoven.
Het stratenpatroon werd wel aangelegd conform het oorspronkelijke inplantingsplan en sluit omwille van de strikte scheiding tussen wegen voor voetgangers en gemotoriseerd verkeer aan bij het Radburn-principe, een typisch kenmerk van de toenmalige parkwijken. De wijk werd aangesloten op het bestaande wegennet via een verbindingsweg tussen de Brandhoefstraat en de Oude Dijk. Vanaf deze verbindingsweg vertrekken vier aftakkingswegen, die eindigen op pijpenkoppen (in T-vorm). Deze straten zorgen voor de bereikbaarheid van de individuele garages. Er waren eveneens parkeerzones voorzien voor bezoekers. Behalve het in de groenzones aanwezige, zacht netwerk van voetgangersverkeer, voorzag De Bont ook een doorsteek naar het dorpscentrum in het noordwesten.
De kenmerkende, weloverwogen zonering van de wijk in drie zones (gemotoriseerd verkeer, openbaar groen, woningen met privétuinen) werd mogelijk gemaakt door de specifieke aaneenschakeling van woningen tot curves. De typologie doet vormelijk denken aan voorbeelden uit het interbellum, zoals de Hufeisensiedlung/ Weisenhofsiedlung van Bruno Taut (1927), waarbij de hoefijzervorm zijn intrede deed. Architect De Bont inspireerde zich voornamelijk op de menselijke schaal, rust en gesloten perspectieven van de Vlaamse begijnhoven en de curves van het Circus en de Crescents in Bath. De drie hoven omringd door gebogen rijen van 24 of 26 woningen, voorkwamen de monotonie van lange gevelrijen en creëerden een aangename levendigheid. De schikking maakte bovendien een evenredige verdeling mogelijk van de percelen waardoor elke woning over een gelijkaardige privétuin beschikt, voorzien van een garage en haag aan de achterzijde. De typische schakelwijze had ook economische voordelen, aangezien warmteverlies werd beperkt, de bouwkosten werden gerationaliseerd, er geen verloren ruimte was en de bouwplaats optimaal kon worden benut.
Het openbaar groen neemt in het ontwerp een heel centrale plaats in en vormt een belangrijk structurerend element in de wijk. Rik Carlier, in naam van het Ontwerpbureau voor Groenvoorziening en Recreatie Carlier-Clays, ontwierp de collectieve groenaanleg. De uiterst gedetailleerde plannen die hij ontwierp, dateren van 1979, terwijl de groenzone volledig werd opgeleverd in 1984. De binnenhoven zijn voorzien van kronkelende, betegelde paden die een levendige structuur creëren in het hart van de hoven. De paden verbinden ook de toegangen van de verschillende woningen, die gescheiden worden door aanplantingen en hagen. Eveneens aan de achterzijden van de hoven zijn weloverwogen perken voorzien. Carlier voorzag in de binnenhoven ook bomen, zitbanken, cirkelvormige zandbakken, houten zit- of springstoepen, en talrijke speeltuigen. Het ontwerpplan voorzag een speelhut met schuifaf, een schommel, klimtoren en klimtoestel. De landschapsarchitectuur is herkenbaar en voor een groot deel bewaard, niet enkel op het vlak van beplanting en bomenbestand, maar eveneens de gebogen padenstructuur en enkele kenmerkende elementen zoals in het middelste hof de cirkelvorm van de oorspronkelijke zandbak, geflankeerd door zitstoepen en een zitbank, zoals aangeduid op het origineel plan. Er bevinden zich ook nog meerdere – nieuwe – speeltuigen in de wijk, weliswaar niet steeds op de oorspronkelijk daarvoor voorziene plaatsen.
Het oostelijk binnenhof vertoont een restant van een bloemenweide en is verlevendigd met lage heestermassieven van gewone taxus en Chinese kamperfoelie, hagen in gewone haagbeuk, evenals meerdere boomsoorten: hemelboom, Oostenrijkse en Weymouthden, Himalayaberk, moeras- en zomereik. In het middelste hof staan er valse christusdoorn, moeraseik en zachte berk. Als heesters en bodembedekkers is gekozen voor Japanse hulst en kleinbladige klimop. De aanleg van het westelijk hof omvat lage massieven van Chinese kamperfoelie, evenals bomen als Meelbes en Himalayaberk. Langs de straten zijn de tuinen afgelijnd met hagen van gewone haagbeuk.
De woningen zijn enerzijds geschakeld tot één rechte rij van 12 woningen, maar hoofdzakelijk op basis van een uitgekiend systeem van rechte en gebogen stukken aaneengeschakeld tot drie gebogen rijen van maximaal 26 woningen. De inplanting gebeurde op basis van een gemoduleerd raster, waarbij één eenheid gelijk stond aan een woning, private tuin en garage en aldus drie modules omvatte. Het modulair systeem maakte het mogelijk om gevarieerde types te koppelen tot rijen, in combinatie met ingenieuze hoekoplossingen. Het merendeel van de woningen is opgevat als volumes van twee bouwlagen onder een asymmetrisch zadeldak (leien in asbestcement) met een zeer steile dakhelling aan de zijde van het binnenhof (60°), waardoor de bovenverdieping aan deze kant ingewerkt is in het dak. Deze dakvorm is heel kenmerkend voor de architectuur van de jaren 1970 en verleent de functionele architectuur een landelijk aspect. De hoeken worden gemarkeerd door volumes van drie bouwlagen. De woningen kwamen tot stand via een traditioneel bouwprocedé, waarbij de gevels opgebouwd zijn uit gebakken machinesteen. De gevelrijen worden geleed door kleine scheidingsmuren aan de zijde van het binnenhof, die het verlengde van de dakhelling volgen tot op de grond. Deze muren voorkomen niet enkel de monotonie van de rij, maar zorgen eveneens voor een duidelijke identiteit van elke woning. De gevels worden geopend met gestandaardiseerde, rechthoekige venster- en deuropeningen. Het buitenschrijnwerk is uitgevoerd in hout (meranti), ingevuld met dubbel glas.
Architect De Bont koos in functie van standaardisatie voor slechts drie woningtypes. De standaardwoning (type A) beschikt over drie slaapkamers, en is opgevat als een doorzonwoning, zodat de woning los van de oriëntatie ingeplant kon worden. Type B (ook met 3 slaapkamers) is toegepast om de bochten te realiseren en type C betreft de kopwoningen met 4 slaapkamers voor 7 bewoners. De grondplannen waren heel eenvoudig opgevat. Elke woning beschikt over een private garage in de tuin, die ook gedeeltelijk benut kon worden als wasplaats en/of berging. De tuin is aan de achterzijde daarnaast omhaagd.
Deze wijk werd binnen de thematische inventarisatie van het sociale woningbouwpatrimonium zeer hoge tot uitzonderlijke erfgoedwaarde toegekend (top van de selectie).
Wijk Den Brand is een opmerkelijk voorbeeld van een woonhof met typische architectuur en een opvallende inplanting van gebogen huizenrijen rond collectieve binnentuinen met een weloverwogen groenaanleg. Den Brand bezit hierdoor een hoge stedenbouwkundige waarde, evenals architecturale waarde. Het algemeen beeld is enkel verstoord door latere bouwfasen en het onvolledig uitvoeren van het oorspronkelijk plan.
Bepalende erfgoedelementen zijn de inplanting (schikking van rijen in hoefijzervorm rond besloten groenzones), de circulatiepatronen (gebruik van Radburn-systeem met voordeuren aan binnenhof en garages aan de straten), de groenaanleg en landschapsarchitectuur (met een hoge ontwerpkwaliteit, met typische padenstructuur, perken, bomen, speeltuigen), en de architecturale eenheid in stijl, materialiteit, vormgeving en schaal (kleinschalige bakstenen woningen onder steile zadeldaken met leien, kenmerkend voor de bouwperiode).
Auteurs: Van Herck, Karina; Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Turnhout
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sociale woonwijk Den Brand [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301153 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Turnhout
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.