Teksten van Dal Kleine Nete

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301170

Dal Kleine Nete_v1_24072014 ()

Het dal van de Kleine Nete vormt een relict van een oorspronkelijk veel uitgestrekter beemdenlandschap in de vallei van een Kempense laaglandbeek.

Fysische geografie

Topografie en hydrografie

Het beschermde landschap, met een oppervlakte van circa 166 hectare, bevindt zich tussen de woonkernen van Lier, Emblem en Kessel, meer bepaald tussen het Netekanaal (in het westen en het noorden), de Bollaakdijk en Emblemsesteenweg (in het oosten) en de Torenvenstraat, Marnixdreef en de spoorweg Antwerpen-Aarschot (in het zuiden). De hoogte varieert van circa 4 meter +TAW tot circa 7 meter +TAW.

De meanderende Kleine Nete doorsnijdt het noordelijke deel van dit gebied. De Wolfsbeek (verbinding Kleine Nete - ringvijver kasteel Bist) mondt uit in de Kleine Nete en wordt op haar beurt in het dal gevoed door een sterk ontwikkeld grachten- en slotenstelsel, die een onvoldoende tot tamelijk slechte natuurlijke drainage vormen. De Beggelbeek/Molenbeek mondt vanuit het noorden eveneens uit in de Kleine Nete.

Het geheel van het open landschap, afgezoomd door parken en eiken-berkenbestanden, met daarin een sterk meanderende Kleine Nete, die beheerst wordt door dijken met een weelderige flora, geeft dit gebied een grote esthetische waarde.

Geologie en bodem

Het Lid van Antwerpen (midden-mioceen) vormt de geologische ondergrond van het gebied. Het is gevormd uit mariene afzetttingen die als de zwarte zanden van Antwerpen en het zand van Edegem gekend zijn. Langs de Nete is er een strook aanwezig die gevormd wordt door de Formatie Boom: de Boomse klei (oligoceen). De tertiaire afzettingen zijn in het gebied tussen de Kleine en de Grote Nete hoofdzakelijk bedekt met dekzand. In de valleien werd tijdens het holoceen recent alluvium afgezet, overwegend bestaand uit klei en zand. Veen is eveneens een jonge formatie gevormd tijdens het holoceen. Het wordt aan het oppervlak aangetroffen, maar is vaak overdekt met jonge rivierafzettingen.

In dit deel van het dal van de Kleine Nete komen volgende bodemtypes voor: bodemtype Efp (zeer sterk gleyige gronden op kleiig materiaal met reductiehorizont en ijzerrijke bovengrond), bodemtype Egp (gereduceerde gronden op kleiig materiaal met zandsubstraat beginnend op geringe of matige diepte), bodemtype Lfp (zeer sterk gleyige gronden op zandlemig materiaal met reductiehorizont en veensubstraat op geringe of matige diepte), bodemtype sLfp (zeer sterk gleyige gronden op zandlemig materiaal met reductiehorizont en zandsubstraat beginnend op geringe diepte), bodemtype sPfp (zeer natte gronden op licht zandleem met zandsubstraat beginnend op geringe of matige diepte), bodemtype Sep (natte gronden op lemig zand grover of lichter wordend naar de diepte), bodemtype Zef (natte zandgronden met weinig duidelijke humus en/of ijzer B horizont op groenachtig materiaal), bodemtype Zcf (natte zandgronden met weinig duidelijke humus en/of ijzer B horizont), bodemtype Zdf (matig natte zandgronden met weinig duidelijke humus en/of ijzer B horizont op groenachtig materiaal), bodemtype Zdg (matig natte zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont), bodemtype Zdm (matig natte zandgronden met diepe antropogene humus A horizont met grijsachtige bovengrond), bodemtype Zcg (matig droge zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont), bodemtype Zcm (matig droge zandgronden met diepe antropogene humus A horizont met grijsachtige bovengrond) en bodemtype Zbf (droge zandgronden met weinig duidelijke humus en/of ijzer B horizont op groenachtig materiaal). Hierbij valt de geleidelijke overgang van droge zandgronden naar zeer sterk gleyige gronden in de richting van de Kleine Nete op.

Bij de zandgronden kunnen drie profieltypes onderscheiden worden, namelijk bruine podzolachtige bodems (van droog tot hydromorf, onder andere bij de Kloosterheide en het Torenven), humus- of humus-ijzerpodzolen (van matig droog tot sterk hydromorf, onder andere nabij het Torenven en de Wolfsbeek) en plaggenbodems (hydromorf, onder andere kleine oppervlakten ten westen van het Torenven).

De lemig zandgronden, de zandleemgronden en de kleigronden bestaan uit sterk hydromorfe tot uiterst natte alluviale bodems met een humeuze of venige bovenlaag.

Vegetatie

Het beschermde landschap heeft een belangrijke natuurwetenschappelijke waarde: de geleidelijke overgang van klei naar zand en van nat naar droog heeft een grote vegetatiekundige diversiteit op een relatief kleine oppervlakte tot gevolg. De rijk begroeide oevers en dijken vormen een scheiding tussen de moerassen en vochtige bossen den de heiderelicten. In dit gebied bevinden zich (circa 1985) enkele planten die uiterst zeldzaam zijn in Vlaanderen: het zomerklokje (Leucojum aestivum), moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora) en langbladige ereprijs (Veronica longifolia).

De vegetatie kan binnen het dal van de Kleine Nete opgedeeld worden in volgende groepen:

Het eigenlijke dal, langs de oevers en dijken van de Kleine Nete en het Netekanaal: deze vegetatie behoort hoofdzakelijk tot het glanshaververbond, met kenmerkende soorten als kropaar, scherpe boterbloem, vossenstaart, veldlathyrus en paardenbloem. Op de dijkkruin worden tevens verscheidende plantensoorten van de droge standplaats aangetroffen, met onder andere boerenwormkruid, bijvoet, duizendblad, echte kamille en akkerdistel. Op de grazige bermen van de dijkflanken komen onder meer het grasklokje, blauwe knoop, moerasdroogbloem; wilgaster en stijf havikskruid voor, op de vochtige plaatsen op de dijk zijn dit tengere rus en veldrus. Onderaan de dijkhelling langs de zijde van de Kleine Nete groeien onder andere volgende water- en oeverplanten: reuzenbalsemien, rietgras, leverkruid, riet, moesdistel en watertzuring. Opvallend hierbij is de aanwezigheid van de zeldzame langbladige ereprijs (Veronica longifolia).

Het eigenlijke dal, de binnendijks gelegen moerassen: deze moerassen zijn gelegen in het eigenlijke dal van de Kleine Nete. Het overgrote deel bestaat uit zeggen- en liesgrasmoerassen met verspreide sloten en meer open wateroppervlakten. Op sommige delen, langs de dijk, is reeds de overgang naar elzenbroekbossen aanwezig. Andere delen van het oorspronkelijke moeras zijn omgezet in vis- en recreatievijvers. Deze moerassen behoren tot het grote zeggenverbond. Hier komen grotere oppervlakten van volgende zeggensoorten voor: scherpe zegge, blaaszegge, moeraszegge en hier en daar ook stijve zegge. Ten gevolge van de eutrofiëring van de bodem en het water worden deze zeggensoorten op sommige plaatsen verdrongen door liesgras. Andere soorten kenmerkend voor deze zeggenvegetatie zijn glidkruid, moeraswalstro en gele lis. Hierbij wordt ook het voorkomen van de zeldzame moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora) vermeldt. In deze moerassen werd tussen het Netekanaal en de Kleine Nete het zeer zeldzame zomerklokje (Leucojum aestivum) gevonden. Op de meer open stukken in het moeras (sloten, poelen) komen onder andere penningkruid, wateraardbei, veenwortel, kikkerbeet en waterweegbree voor. In deze moerassen is plaatselijk een verlandingsproces ontstaan dat een geleidelijke overgang tot een elzenbroekbos tot gevolg heeft. Volgende plantensoorten getuigen van deze verlanding: wilde bertram, moerasandoorn, valeriaan, moerasspirea en pinksterbloem.

De hoger gelegen zandgronden, de eiken-berkenbossen met heiderelicten: langs het dal van de Kleine Nete, in de onmiddellijke omgeving van de Torenvenstraat zijn hoger gelegen zandgronden die deels bebost zijn aanwezig. Volgende plantensoorten zijn onder meer kenmerkend: zomereik, Amerikaanse eik, witte berk, gewone robinia en tamme kastanje.

De hoger gelegen zandgronden, het parkgebied ‘Torenven’: in het zuidoostelijk deel van het gebied bevindt zich het ‘Torenven’, een rond 1890 aangelegd park dat geëvolueerd is tot een volwaardig loofhoutbos. Ten gevolge van een goed ontwikkelde boomlaag en door het voorkomen van gradiënten van droog naar nat is er een sterk gevarieerde struik- en kruidlaag aanwezig. In de boomlaag kunnen onder meer zomereik, Amerikaanse eik, beuk, gewone robinia en gewone esdoorn onderscheiden worden, in de struiklaag gewone robinia, gewone esdoorn, lijsterbes, sporkehout, Amerikaanse vogelkers en zomereik en in de kruidlaag onder andere dalkruid, salomonszegel, lelietje-van-dalen, slanke sleutelbloem en dubbelloof.

De Biologische Waarderingskaart vermeldt de aanwezigheid van mesofiel hooiland, soortenrijk permanent cultuurgrasland, houtkanten, zuur eikenbos, eiken-berkenbos, alluviaal elzenbos, vochtig wilgenstruweel en recente, eutrofe plassen. Centraal in het landschap zijn visvijvers aangelegd.

Fauna

Dit gebied is belangrijk als broed-, foerageer-, roest- en voedselgebied voor talrijke vogelsoorten en heeft bijgevolg een grote ornithologische waarde. Door een vergelijking van het aantal aangetroffen vogelsoorten in het gebied met het voorkomen van deze soorten in België op te stellen werd een inventaris van de aanwezige vogelsoorten opgesteld voor het dal van de Kleine Nete. Tot de schaarse broedvogels (50-250 broedparen) behoren wintertaling, slobeend, ijsvogel en snor, tot de vrij schaarse broedvogels (250-2500 broedparen) behoren onder andere waterral, meerkoet, kievit, ransuil en kleine bonte specht. De wilde eend, waterhoen, koekoek, groene specht en grote bonte specht worden tot de vrij talrijke broedvogels (2500-10000 broedparen) gerekend. De Turkse tortel, tortelduif, graspieper, witte kwikstaart en bosrietzanger zijn talrijk (10000-50000 broedparen) aanwezig. Tot de zeer talrijke broedvogels (50000 broedparen en meer) behoren onder andere de houtduif, heggenmus, grasmus, tuinfluiter en zwartkop.

Bij een inventarisatie van de aanwezig amfibieën en reptielen werden volgende soorten waargenomen: groene kikker, bruine kikker, kleine watersalamander, alpenwatersalamander, vinpootsalamander, hazelworm, levendbarende hagedis en Europese moerasschildpad.

Cultuurhistorisch landschap

De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft het landschap weer als een aaneenschakeling van vochtige weilanden en moerassen langs de Nete, bospercelen, omhaagde akkers. Het gehucht “Kloosterheyde” is reeds aangegeven met enkele verspreide huizen. Rond enkele woningen worden moestuintjes afgebeeld. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) stelt het gebied voor als een combinatie van weiland, akkers en naaldhoutaanplanten. De weilanden bevinden zich langs de Nete en de Wolfsdonkbeek. De loop van de Nete is hier en daar rechtgetrokken, waardoor enkele meanders afgesneden werden, onder andere de oude meander aangeduid als “Krommen Ham”. In het zuidwesten van het gebied wordt het kasteel Heidebloem afgebeeld (“Château Heybloem”), in het zuidoosten bevindt zich het “Château Thoren Ven”. Op de kaart van het Militair Cartografisch Instituut (1890) is er reeds een duidelijke parkaanleg rond beide kastelen waar te nemen.

De aanleg van het Netekanaal, de spoorweginfrastructuur en de visvijvers met bijhorende weekendverblijven hadden een nefaste invloed op de ruime omgeving. Dit deel van het Netedal bleef relatief goed bewaard.

In het zuidwesten van het gebied situeert zich het kasteel Heidebloem, een licht U-vormig, laatclassicistisch kasteel van omstreeks 1800 dat werd opgericht na de verkoop van de goederen van de abdij van Nazareth. Het symmetrisch opgebouwd hoofdgebouw van oorspronkelijk vijf traveeën en twee bouwlagen met verhoogde begane grond is voorzien van een schilddak (zwarte mechanische pannen) en hoekrisalieten onder aanleunende schilddaken en een verhoogde middentravee onder driezijdig fronton. Het nagenoeg vierkant omgracht domein had een toegangsdreef verbonden met deze leidend naar het domein van de voormalige abdij van Nazareth, waar ongeveer gelijktijdig een eveneens laatclassicistisch kasteeltje werd opgericht. Het kasteeltje werd in 1939-1942 naar ontwerp van F. Flerackers verbouwd met verbreding van het hoofdgebouw tot zeven traveeën, inrichting van de dienstgebouwen als woning, ontpleistering en aanbrengen van puntgevels bij hoekrisalieten. De aanpalende rechthoekige aanbouwsels, voormalig koetshuis en conciërgewoning, bestaan uit één bouwlaag onder zadeldaken. De kroonlijsten zijn afgelijnd, geprofileerd en gecementeerd. De rechthoekige, beluikte vensters hebben arduinen dorpels. In de zuidgevel bevindt zich een centrale rechthoekige deur in vernieuwde omlijsting met gestrekte tussendorpel en rechte kroonlijst op consoles. De aangebouwde travee van 1939-1942 is voorzien van rondboogdeurtjes. De aanbouwsels waren oorspronkelijk voorzien van rondbogige muuropeningen met neuten en sluitsteen, penanten met pilasters. De oorspronkelijke duiventoren, later kapel, aan de noordoostzijde is een tweeledige bakstenen constructie onder polygonale spits (leien), met een aangebouwde kleine rechthoekige toegang onder overkragend pannen zadeldakje. Het kasteel is omgeven door een park met arduinen vazen op sokkels uit de tweede helft van de 18de eeuw, afkomstig uit het domein van de abdij van Nazareth.

Ten noordwesten van het kasteel bevindt zich een breedhuis (eerste kwart 20ste eeuw) van zes traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak van Vlaamse plannen, vermoedelijk een bijgebouw van het kasteel Heidebloem. De lijstgevel heeft steekboogvensters op arduinen lekdrempels, muizentandfries en houten kroonlijst. De zijtraveeën links en rechts zijn uitgewerkt tot trapgeveltjes (vijf treden en top), gemarkeerd door een tuitvormig verdiept muurvlak en geopend door steekboogvormige muuropeningen. Links en rechts bevindt zich een aangebouwde garage onder lessenaarsdak.

Het voormalig bareelwachtershuisje (ten zuidwesten van het kasteel), gesplitst in twee woningen, dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw en werd verbouwd in de loop van de 20ste eeuw. Het bevindt zich aan voormalige toegangsdreef, vermoedelijk aangelegd circa 1800, in de as van het kasteel Heidebloem, thans doorsneden door spoorweg. Het betreft een licht U-vormig, bepleisterd en beschilderd bakstenen gebouw van één bouwlaag onder een zadeldak (cementpannen en kunstleien) met geschilderde banden en steekbogige muuropeningen met geschilderde boogomlijstingen.

De Heidebloemhoeve (ten zuidoosten van het kasteel), de voormalige kasteelhoeve, is een hoeve met losstaande bestanddelen, naar verluidt van circa 1750, maar recent grondig aangepast. De hoeve bestaat uit verankerde bakstenen gebouwen van één bouwlaag onder zadeldaken (mechanische en Vlaamse pannen), gegroepeerd rondom een begraasd erf. De woning met stal onder hetzelfde dak ten zuiden (nok evenwijdig aan straat) werd naar verluidt verhoogd eind 19de-, begin 20ste eeuw. De zuidelijke lijstgevel telt zes traveeën en heeft twee klimmende dakvensters. De betraliede rechthoekige of steekbogige vensters hebben arduinen dorpels. De rechthoekige deur met arduinen latei staat op zandstenen consooltjes. De zijgevels zijn voorzien van aangepaste muuropeningen; rechts bevindt zich een centraal rondboogluik in de top. Het voormalig wagenhuis ten westen (nok loodrecht op straat) telt vier traveeën, geritmeerd door lisenen en is voorzien korfboogpoorten. De tweebeukige langsschuur ten noorden (nok evenwijdig aan straat) heeft drie traveeën, eveneens geritmeerd door lisenen bovenaan verbonden door een baksteenfries. De rechthoekige poorten hebben een houten latei.

In het oosten van het dal van de Kleine Nete (net buiten de afbakening van het beschermde landschap gelegen) bevindt zich langs de Torenvenstraat een landhuis in een beboomd park, reeds op de kaart van Vandermaelen aangeduid, maar vernield in 1914. De aangepaste, beschilderde 20ste-eeuwse baksteenbouw bestaat uit twee bouwlagen onder complexe leien bedaking, met een afwisseling van lijst- en puntgevels en rechthoekige muuropeningen.

  • Archief Onroerend Erfgoed Antwerpen, DA000653, Dal van de Kleine Nete, advies KCML.
  • Archief Onroerend Erfgoed Antwerpen, DA000653, Dal van de Kleine Nete, beschermingsdossier (M. De Borgher & J. Wijnant, 1985).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20 000.
  • VAN OLMEN M., DE BORGHER M., MEESTERS L. & DE CLIPPEL J.-Y. 2001: Ankerplaats ‘Dal van de Kleine Nete tussen Lier en Kessel’. Landschapsatlas, A10088, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.

Auteurs:  Wijnant, Jo; Steyaert, Rita; Cox, Lise; Van Olmen, Mira; De Borgher, Marc; Meesters, Ludo; De Clippel, Jean-Yves; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Wijnant J. & Steyaert R. & Cox L. & Van Olmen M. & De Borgher M. & Meesters L. & De Clippel J. & Kennes H. 2014: Dal Kleine Nete [online], https://id.erfgoed.net/teksten/177387 (geraadpleegd op ).


Dal van de Kleine Nete tussen Lier en Kessel (Landschapsatlas 2001) ()

Het ‘Dal van de kleine Nete tussen Lier en Kessel’ is gelegen op grondgebied van de gemeenten Lier en Kessel in de Zuiderkempen. De begrenzing van dit landschap wordt gevormd door het Netekanaal in het westen noorden, de Krekelstraat in het oosten en de Kesselse Heide en de bewoning van Kessel in het zuiden.

Op de historische kaart van Ferraris (1777) herkennen we het gebied hoofdzakelijk als onbegaanbaar moeras en moerassige weiden, hier en daar afgewisseld door kleine boscomplexen en landbouwgronden. Bijna een eeuw later (Vandermaelen, 1854) waren de gronden vooral in gebruik als weide, akker en kwamen er ook enkele bosaanplanten voor. Op deze kaart staat ook kasteel ‘Heybloem’ aangegeven. Ook merken dat de loop van de Nete hier en daar rechtgetrokken is met afgesneden meanders als gevolg. In het begin van de 20ste eeuw (MGI, 1909) is er ten opzichte van deze situatie maar weinig veranderd. Wel herkennen we een duidelijke parkaanleg rondom kasteel ‘Heybloem’, alsook de aanleg van het spoorwegnet. In de loop van de 20ste eeuw onderging dit dal van de Kleine Nete nog wel enkele ingrijpende veranderingen. Zo was er de aanleg van het Netekanaal, dat de noordelijke grens van de ankerplaats uitmaakt en de komst van de, voor het landschap nefaste, recreatieve infrastructuur met visvijvers en weekendverblijven. Desalniettemin hebben we hier tussen Lier en Kessel nog te maken met een mooi relict van een eertijds uitgestrekter beemdenlandschap in de vallei van een Kempische laaglandbeek. Kleine landschapselementen, de kleinschalige perceelsstructuur en oude Netemeanders zijn de getuigen van de vroegere situatie.

Kasteel ‘Heidebloem’ is reeds terug te vinden op de kaart van Vandermaelen uit 1854. Het is een licht U-vormig, laatclassicistisch kasteel van ca. 1800, dat werd verbouwd tussen 1939 en 1942. Het nagenoeg vierkant omgracht kasteelgebouw wordt omgeven door een park, waarin 18de eeuwse arduinen vazen op sokkels -afkomstig van de abdij van Nazareth- staan. De aan de noordoostzijde gelegen oorspronkelijke duiventoren doet nu dienst als kapel. De voormalige kasteelhoeve, ‘Heidebloemhoeve’, met losstaande bestanddelen, wagenhuis en schuur gaat vermoedelijk terug tot 1750, doch werd recent grondig ‘gerestaureerd’. Aan de voormalige toegangsdreef naar het kasteel ligt tevens nog een voormalig bareelwachterhuisje uit de 2de helft van de 19de eeuw. Het meer oostwaarts en langs de Kleine Nete gelegen ‘Maison des Bains’ gaat terug tot een herberg uit 1897.

De geleidelijke overgang van klei naar zand en van nat naar droog in dit gebied, heeft een grote vegetatiekundige en daarmee ook structurele diversiteit tot gevolg. Rijk begroeide oevers en dijken vormen de scheiding tussen waardevolle moerassen en vochtige bossen en heiderelicten. Bovendien heeft de Kleine Netevallei als geheel en dus ook het deelgebied van de ankerplaats een aanzienlijk avifaunistisch belang. Het meest opvallend ruimtelijk-structurerend element in dit landschap is de centraal lopende en nog behoorlijk meanderende Kleine Nete, geflankeerd door natte weilanden en moeras.

De kleinschaligheid, de diversiteit en de historische relicten als oude meanders en kleine landschapselementen dragen in belangrijke mate bij tot de esthetische waarde van dit halfopen gebied. Als lintvormig geheel, gelegen langsheen de Kleine Nete, heeft deze ankerplaats een belangrijke functie als verbindingselement en is zij onderdeel van een cluster van waardevolle landschap langsheen deze kempische laaglandbeek. Belangrijkste knelpunt voor deze ankerplaats is de aanwezigheid van recreatieve infrastructuur met een hoge dichtheid aan visvijvers en weekendverblijven. Hiervoor is inpassing in het landschap ten zeerste gewenst. Ook te vermelden, zijn de hoogspanningslijn in het zuidoosten en de spoorlijn in het zuidwesten, die beiden een visuele impact hebben op het landschapsbeeld.


Bron: Ankerplaats 'Dal van de Kleine Nete tussen Lier en Kessel'. Landschapsatlas, A10088, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs:  Van Olmen, Mira; De Borgher, Marc; Meesters, Ludo; De Clippel, Jean-Yves
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van Olmen M. & De Borgher M. & Meesters L. & De Clippel J. 2001: Dal Kleine Nete [online], https://id.erfgoed.net/teksten/369635 (geraadpleegd op ).