Twee gekoppelde rijwoningen in naoorlogs modernisme, gebouwd in opdracht van de broers Walter en Robert Heirstraeten, naar een ontwerp door de architect Jan Jaak Jacobs uit 1960. Voor beide woningen werd een premie van de Wet de Taeye toegekend, waardoor de bewoonbare oppervlakte aan de geldende normen beantwoordt.
Deze woningen behoren tot het latere oeuvre van Jan Jaak Jacobs, na een periode van relatief weinig realisaties volgend op de Tweede Wereldoorlog. In deze periode van hernieuwde activiteit onderscheidde Jacobs zich met eigenzinnige, oorspronkelijke en progressieve architectuur, radicaal ingaand tegen de conventionele, behoudende tendensen die het naoorlogse residentiële bouwen in België domineerden. Zijn oeuvre beperkte zich in deze periode tot woningen voor de nieuwe, opkomende middenklasse, die door de algemene stijging van het welvaartsniveau de mogelijkheid kreeg tot bouwen.
De twee woningen van het bel-etagetype, met elk drie bouwlagen onder een plat dak, zijn ingeplant op percelen van 7 meter breed en 36 meter diep, met een voortuintje. Plattegrond en indeling zijn quasi identiek, in spiegelbeeld. Het doorlopende gevelfront springt 30 centimeter terug ten opzichte van de rooilijn. Deze oplossing creëert een ondiep terras op de eerste verdieping, en laat toe de opgelegde kroonlijst haast ongemerkt in de gevelcompositie te integreren. De strakheid van het gevelontwerp staat in contrast met de organische ruimtelijke indeling van de woningen. Constructief zijn de gevels opgetrokken met een skelet uit gewapend zichtbeton ingevuld met doorlopende glaspuien voorzien van aluminium schrijnwerk.
In de uiterste traveeën van de begane grond bevindt zich telkens een inkomhal met vestiaire en toilet en open wenteltrap naar de woonverdieping. Centraal zijn aan de straatkant de garages gelegen. Aan de tuinzijde bevinden zich een een bureau met vide, een bergplaats met kolenhok en toegang tot het terras, dat zich onderscheidt door een organische vormgeving met flagstone verharding.
Op de bel-etage bevindt zich telkens aan de straatzijde de keuken. Centraal zijn de leefruimtes gesitueerd in een ruimte doorlopend van de straat- tot de tuingevel, opgedeeld in de eetplaats met toegang tot het ondiepe terras vooraan, en de iets lager gelegen woonplaats met verlaagd plafond die toegang geeft tot het terras achteraan. Dit terras is met de tuin verbonden door middel van een open trap. Op deze verdieping is één element afwijkend in de twee woningen, namelijk de trap. Waar in de linker woning (nummer 9) de open wenteltrap doorloopt van het gelijkvloers tot de tweede verdieping, zijn in de rechter woning (nummer 11) twee afzonderlijke trappen voorzien: de trap naar de tweede verdieping is net naast de trap naar de eerste verdieping geplaatst.
Op de tweede verdieping is aan de straatzijde een badkamer met apart toilet en de slaapkamer voor de ouders gelegen. Centraal in de woningen bevindt zich een bergplaats. Aan de tuinzijde zijn telkens twee slaapkamers voor de kinderen gelegen, beiden met toegang tot een ondiep terras van 0,30m breed.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 627#19983-19984.