Begin 20ste-eeuwse serristenwoning gelegen in een tuin met rechts tegen de woning een halve serre. Het burgerhuis werd kadastraal geregistreerd in 1904 in eigendom van "viticulteur" Charles-Antoine De Mol – Goossens. De woning dateert uit de eerste bloeiperiode van de druiventeelt in de streek, eind 19de - begin 20ste eeuw, waarbij serristen hun nieuw verworven rijkdom etaleerden in een rijk uitgewerkte voorgevel.

Tweegevelvilla op een rechthoekige plattegrond van twee traveeën en twee bouwlagen onder een combinatie van een kunstleien mansarde- en schilddak. De rechtse travee met toegang heeft een buikig ijzeren balkon op geprofileerde hardstenen consoles. De muuropeningen zijn rechthoekig onder ijzeren lateien met rozetbouten, op de verdieping steunend op hardstenen consoles; vernieuwd schrijnwerk. De hardstenen lekdrempels lopen door over de gevel als cordon. Boven de muuropeningen ontlastingsbogen met diamantkopsluitsteen en groen- en witgeglazuurde baksteen. Verder wordt de gevel decoratief afgewerkt door tegels met ingelegde motieven die verwerkt werden in tableaus en in de spaarvelden boven de lateien, door omlopende witte banden. De als risaliet uitwerkte linkse travee kreeg bovenaan een cementering met schijnvoegen. Tegen de blinde rechter zijgevel halve gebogen serre met ijzeren gebint.