is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Heilig-Hartinstituut
Deze vaststelling is geldig sinds
Eind 19de-eeuws neogotisch schoolcomplex met een grote kloosterkapel gelegen ten noordwesten van het centrum van Overijse tussen de Brusselsesteenweg en de Drogenberg. Vandaag is de site deels in gebruik door de Sint-Martinusscholen en deels door de Gemeentelijke School voor Beeldende Kunsten en een aantal gemeentediensten.
De historiek van de site is nauw verbonden met deze van de Sint-Martinusschool aan de Waversesteenweg in het gehucht Leegheid ten zuidoosten van de dorpskom van Overijse. In 1846 waren het de zusters van Liefde uit Leuven die daar het onderwijs voor meisjes inrichtten. De ondertussen zelfstandige congregatie "Les Filles de L'Immaculée Conception de la très Sainte Vierge Marie" kampte eind 19de eeuw met plaatsgebrek op de site in Leegheid door het groeiend aantal internen. In 1891 kocht men de grond voor de nieuwe site aan de Brusselsesteenweg. De site in het gehucht Leegheid werd verkocht aan de broeders van de Christelijke Scholen. Al in 1893 konden de internen en de gemeenschap hun intrek nemen in het Franstalige "Institut du Sacré-Coeur, Pensionnat pour jeunes Filles" of de Nederlandse afdeling "Heilig-Hartinstituut". In deze periode verlegden de zusters ook hun werkterrein van het lesgeven aan arme meisjes naar een meer elitair pensionaat. Het grote complex met vrijstaand klooster (vandaag gesloopt) werd in 1894 geregistreerd op het kadaster in eigendom van religieuze Marie-Thérèse Danhieux en consoorten. De kapel zal in 1898 (zie jaarsteen tegen het koor) worden toegevoegd aan het complex; ze werd kadastraal geregistreerd in 1901 samen met kleine vergrotingen aan het complex waaronder een verbinding tussen de kapel en het klooster. Een postkaart van rond 1900 geeft, eigen aan de tijdsgeest, een vertekend beeld weer van de school, grootser dan ze in werkelijkheid was.
In de loop van de 20ste eeuw zal het schoolcomplex nog verschillende keren worden uitgebreid en verbouwd. Ten noordwesten breidde de site zich uit in functie van de in 1892 opgerichte "Middelbare Landbouwhuisschool – Ecole moyenne ménagère et agricole". Deze school werd al snel erkend door de staat. In 1934 veranderde de naam in “Middelbare Tuinbouwhuishoudschool” en richtte de school zich meer op de tuinbouw in plaats van landbouw door de toename van serristen in de streek. In de moestuin van de zusters werd er voor de school ook een serre gebouwd (kadastraal geregistreerd in 1935). Na de Tweede Wereldoorlog werd het de "Middelbare Landelijke Huishoudschool". Vanaf de jaren 1950 "Vrij Technisch Instituut van het Heilig Hart". Hierna werd de Franstalige afdeling afgebouwd. Vanaf de jaren 1960 smelt de congregatie van zusters samen met de "zusters van Liefde" en de "zwartzusters" van Mechelen tot de zusters van Overijse-Mechelen.
Sinds 1983 werden de schoolsites in Leegheid en deze aan de Brusselsesteenweg weer met elkaar verbonden en vormen ze samen de Sint-Martinusscholen.
De eind 19de-eeuwse schoolvleugels en kloosterkapel vormen vandaag de kern van de in de 20ste eeuw uitgegroeide site. De vleugels ten noordwesten op de site zijn latere 20ste-eeuwse uitbreidingen van de landbouwhuisschool. Ook ten zuiden van de kapel kent de site 20ste-eeuwse uitbreidingen. Ten zuidoosten van de kapel bevond zich tot voor kort de vandaag gesloopte kloosterwoning.
Het neogotische complex bestaat uit verschillende met elkaar verbonden vleugels, waaronder een grote kloosterkapel ten zuidoosten. De rechthoekige bakstenen vleugels zijn opgebouwd uit één of twee bouwlagen onder leien zadel- of schilddaken, uitgezonderd de dubbele centrale vleugel waarvan de voorste vleugel voorzien is van een plat dak (latere toevoeging?). De meeste gevels worden afgelijnd met een muizentand of een bloktand. De gebouwen worden geritmeerd door gegroepeerde korfboogvormige muuropeningen in pseudo-Brugse traveeën. Op de begane grond bestaan ze uit drie gekoppelde muuropeningen en op de verdieping twee. De muuropeningen zijn voorzien van een stenen afzaat. Het schrijnwerk van de kloostervleugels is vernieuwd, uitgezonderd van enkele deuren met bovenlicht.
Ten noorden tegen de Brusselsesteenweg heeft de schoolvleugel een éénlaagse aanbouw als toegang. Deze toegang bestaat uit een centrale korfboogdeur geflankeerd door twee korfboogvensters. De centrale risaliet is voorzien van een trapgevel met centraal een nis waarin een Onze-Lieve-Vrouwebeeld staat. De zijgevels zijn hier voorzien van aandaken en schouderstukken.
Het klooster ten zuidoosten van de kloosterkapel werd gesloopt tijdens het onderzoek. Deze neogotische woning was opgevat als een dubbelhuis van drie traveeën en twee bouwlagen onder een schilddak en had dezelfde stijlkenmerken als de overige gebouwen. Voor de toegang was een uitgewerkt houten portaal op schoorstukken aanwezig. De kapel was verbonden via een gang met glazen koepel met de kloosterwoning.
De neogotische zaalkapel is opgebouwd uit baksteen, op een hardstenen onderbouw, onder een leien zadeldak. Het zadeldak wordt bekroond met een klokkenruiter. De zuidoost-noordwest-georiënteerde plattegrond vertoont een schip van vijf traveeën en een koor met een halfronde apsis. Aan beide zijde van het schip is er pseudo-zijbeuk aanwezig, op de begane grond bestaande uit afgesloten lokalen met erboven een grote grotendeels omlopende "tribune". De tribune en de daaronder gelegen ruimtes zijn uitgewerkt als haakse zijkapellen met puntgevels en zadeldaken, van elkaar gescheiden door versneden steunberen. De puntgevels zijn voorzien van sierankers. Op de begane grond zijn er telkens twee gekoppelde korfboogvormige muuropeningen ingeschreven in een groter korfboogveld. Op de verdieping, de tribune, zijn de gekoppelde muuropeningen spitsboogvormig, ingeschreven in een spitsboogveld. Tussen de twee verdiepingen is er een hardstenen waterlijst. Het koor is voorzien van versneden steunberen met ertussen smalle spitsboogvvensters met glas in lood. Onder de dakrand zit een uitgewerkte bakstenen fries. In de koorafsluiting hardstenen jaarsteen met "Anno D’NI 1898" rond het symbool voor het Heilig Hart.
De kapel heeft een uitgewerkt neogotisch interieur. De bepleisterde en beschilderde muren contrasteren met de geprofileerde rode bakstenen ribben van de kruisribgewelven, met witbakstenen of gepleisterde (?) vullingen, neerkomend op uitgewerkte witstenen kapitelen en samengestelde bakstenen pilasters. De deuromlijstingen en andere decoratieve elementen zijn niet bepleisterd maar net als de kruisribgewelven in rode baksteen uitgewerkt. De wanden van het koor zijn voorzien van een neogotische schildering bestaande uit een blauwe achtergrond met gouden sjablonen en opschriften. De tribune is vandaag afgescheiden van de kapelruimte door tijdelijke wanden, waarachter zich vandaag klassen bevinden. In de spitsbogen tussen het schip en de tribune is een ijzeren borstwering geplaatst. Het binnenschrijnwerk is bewaard, met onder andere deuren met art nouveau glas in lood en onderaan neogotische briefpanelen.
Een groot deel van het meubilair van de kapel is weggenomen, het neogotische altaar is onder andere overgebracht naar de parochiekerk van Maleizen. De neogotische communiebank is nog aanwezig, evenals het orgel op het doksaal.
Aan de zijde van de Drogenberg staat op de site nog een serre uit het interbellum toen de toenmalige tuinbouwschool zich ook toelegde op het onderricht van serristen. De serre is één van het zeldzaam geworden type met een ronde vorm en ijzeren gebint.
Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Brusselsesteenweg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Heilig-Hartinstituut [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301299 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.