is aangeduid als beschermd monument Tumuli van Grimde
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als beschermde archeologische site Tumuli van Grimde
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Tumuli van Grimde met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Drie tumuli
Deze vaststelling was geldig van tot
Langsheen de Sint-Truidensesteenweg bevinden zich drie bovengronds bewaarde Gallo-Romeinse tumuli, die uitzonderlijk zijn vanwege hun onderlinge samenhang, hun rijke grafinhoud en de aanwezigheid van oudere begravingen rondom de heuvels.
Het monumentale karakter van de tumuli en de ligging ervan langs een doorgaansweg naar Tongeren hadden tot doel om de macht en rijkdom van de overledene tentoon te stellen. Deze weg was ook nog na de Romeinse tijd gedurende verschillende eeuwen een belangrijke verkeersader, waardoor passanten telkens met de monumentale heuvels geconfronteerd werden. In de loop van de tijd verloor het echter zijn oorspronkelijke betekenis als grafmonument en werd het gebied rond de drie tommen voor allerlei andere doeleinden gebruikt.
In de eerste helft van de 15de eeuw kwamen de tumuli in handen van de hertogen van Brabant, die er een konijnenwarande oprichtten onder leiding van een jachtwachter, de zogenaamde tombhueder. Deze had als taak om de talrijke konijnen en vossen op het domein te vangen in ruil voor rogge. Omstreeks 1403-1404 werd de jacht onder toezicht van een warantmeester geplaatst. In 1450 besloot Philips van Bourgondië om de drie tommen te verpachten aan de stad Tienen, die de tumuli, met de in de nabijheid gelegen akkers, op haar beurt bij percelen in erfpacht gaven. Diegene die er in het bezit van kwamen, moesten aan de hertog een cijns betalen voor het uitroeien van de konijnen. Later werden de tumuli eigendom van de plaatselijke Tafel van de Heilige Geest (burgerlijke instelling die zorg droeg voor de armen). Toen de armentafel in 1796 werd opgedoekt, ging het beheer over in handen van de bestuurders van het nieuw opgerichte weldadigheidsbureel van Tienen.
De aandacht voor de tumuli zelf kwam geleidelijk weer op gang door een hernieuwde interesse in de antieke cultuur in de loop van de 16de en 17de eeuw. Zo werd bijvoorbeeld in de 16de eeuw de tumulus van Zaventem in aanwezigheid van Keizer Karel V volledig afgegraven om de rijke grafinhoud te kunnen vergaren. Maar niet alleen bij geleerden en vooraanstaanden werd de interesse naar antieke voorwerpen gewekt, ook rondtrekkende soldaten trachtten hun deel van de buit te bekomen. Zo werden vele tumuli door schatgravers opgezocht, waaronder ook de tumuli van Grimde. Zo meldt Lecock dat rondtrekkende legers van Lodewijk XIV in 1675 in de tumuli van Grimde gedolven hebben op zoek naar waardevolle voorwerpen. Lecock geeft echter geen bronvermelding of meerdere details van deze ‘delvingen’. Verder vermeldt een zekere Franquet, een Franse ingenieur in het leger van Lodewijk XV, in zijn Journal des campagnes de 1741-1748 dat Franse soldaten in 1748 gegraven hebben in een tumulus die deel uitmaakt van een groep van drie, dicht bij Tienen. Omdat de tumuli van Grimde in deze periode de enige nog bewaarde groep van drie tumuli was in de buurt van Tienen, is het zo goed als zeker dat het om deze tumuli gaat.
De eerste wetenschappelijke interesse voor de tumuli kwam er pas aan het eind van de 18de en het begin van de 19de eeuw. In deze periode werden verschillende archeologische vennootschappen opgericht. Op 25 april 1782 diende Markies de Chasteler bij de Académie impériale et royale des sciences et belles lettres de Bruxelles een nota in om de tumuli in Grimde te onderzoeken. Door de voortdurende onlusten in onze gewesten aan het eind van de 18de eeuw, toen Franse soldaten een einde wilden maken aan de Oostenrijkse overheersing, werd het onderzoek echter uitgesteld. Tegen deze politieke achtergrond moet volgend uittreksel van het verslag van de gemeenteraad van Tienen uit 1793 mogelijk ook gezien worden [Stadsarchief Tienen (SAT), Hedendaags archief (HA), nr. IEa1 Register der beraadslagingen van de gemeenteraad uit 1793, fo 92, ro]:
copie de L’apostille sur la Requête de charles françois Godfriaux D’Aubremé Le Magistrat aient Lu et examiné cette, permet au suppliant de pouvoir faire exploiter de La terre a faire des briques hors de la piece de terre appartenante de la Table du St. Esprit dans cette ville, sur laquelle sont situé les trois Tombes a condition cependant, qu’il ne pourra acunement toucher ni endomager les dites Tombes, qu’il ne pourra faire que quatre fours, de briques, a faire pendant les années 1794-1795 et après egaliser Le terrain avec de la bon terre, si, que le susdit bien a la fin de sa condition de six ans soit ameliorée au profit de la dite Table sic resolutum in Magistatu hoc 17 junij 1793 etoit signé J:L: wouters.
Volgens deze tekst heeft de gemeenteraad in Tienen Charles François Godfriaux D’Aubremé in 1793 toestemming gegeven om het terrein van de drie tommen af te graven ten behoeve van de baksteenindustrie. De voorwaarden die hieraan gesteld werden, waren dat de tumuli zelf niet aangeraakt noch beschadigd mochten worden en dat het afgegraven terrein nadien met schone grond geëgaliseerd werd. De ontgravingen zouden in 1794-1795 plaatsgevonden hebben, maar in latere documenten is hiervan nergens meer melding gemaakt. Gezien de heersende onlusten is het niet onwaarschijnlijk dat dit project eveneens werd afgelast. Uit het uittreksel blijkt tevens dat de tumuli toen al bescherming genoten.
Een eerste ‘opgraving’ kwam er in 1813, op vraag van graaf François de Neufchateau, groot officier van het Legion d’honneur en lid van de Académie Française. Hij onderzocht de middelste tumulus, maar dit leverde weinig resultaat op. De meest succesvolle opgravingen werden uitgevoerd in 1892 door baron Alfred De Loë van de Société d’Archéologie de Bruxelles. Deze opgravingen brachten een rijke grafinventaris aan het licht, waardoor de tumuli als nationaal waardevol patrimonium werden beschouwd.
Het feit dat de drie tommen, die kunnen gedateerd worden in de 2de eeuw, de enige bovengronds bewaarde grafheuvels in Tienen zijn, maakt hen bijzonder. Het uitzonderlijke karakter van de tumuli wordt eveneens onderstreept door hun rijke grafinhoud. Onder de vondsten bevinden zich enkele unieke voorwerpen, waaronder een camee met beeltenis van keizer Augustus, een gouden verlovingsring met inscriptie, een verzilverde bronzen fibula en een gouden staafje met de naam Marcus Probius Burrus.
Uit booronderzoek is gebleken dat de bodem in het deel direct rond de tumuli vrij intact is, terwijl in het noorden, noordoosten en zuiden van het gebied delen zijn afgegraven. Het intacte deel van het gebied is door middel van geofysische methoden verder onderzocht.
Het geofysisch onderzoek bestond uit een magnetometrisch en een grondradaronderzoek. Daarbij zijn ook nog extra boringen uitgevoerd, onder meer in één lange boorraai haaks op de vermoedelijke ligging van de Romeinse weg. De resultaten gaven aan leiding om een aantal locaties door middel van proefsleuven verder te onderzoeken.
Het proefsleuvenonderzoek leverde interessante resultaten op. De bodemopbouw in de directe omgeving van de tumuli blijkt intact en er zijn ook archeologische resten aangetroffen. Naast een omgreppeling van het tumuluscomplex zijn zowel oudere als jongere sporen van begraving aangetroffen. Oudere begraving onder of in de onmiddellijke omgeving van Gallo-Romeinse tumuli is niet zeldzaam. In dit geval gaat het echter om een uitzonderlijk breed langbed van het type Riethoven uit de periode late bronstijd - vroege ijzertijd. Er zijn noch in Vlaanderen, noch in Zuid-Nederland momenteel vergelijkbare exemplaren bekend. Daarnaast is ook een inhumatiegraf uit de vroege middeleeuwen (14C datering: 7de-8ste eeuw na Christus) aangetroffen, wat in associatie met tumuli zeer uitzonderlijk is.
Het terrein rondom de grafheuvels blijkt nog heel veel informatie te bevatten omdat grote delen onverstoord zijn gebleven. Al deze gegevens maken de archeologische site uniek voor Vlaanderen.
De tumuli zijn begroeid met bomen en bevinden zich net achter de bebouwing langsheen de Sint-Truidensesteenweg. De omgeving net rond de tumuli bestaat uit een beperkte oppervlakte aan grasland en is nog gevrijwaard van bebouwing, maar biedt uitzicht op voetbalterreinen, industrie en bewoning. Rondom het perceel met de tumuli werden bomen aangeplant.
HENSEN, G. 2010: Archeologische evaluatie en waardering van de drie Gallo-Romeinse tumuli van Grimde. Gemeente Tienen (Provincie Vlaams Brabant), Raap Rapport 1986, Weesp.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/20000/2369.1, Tienen: Gallo-Romeinse tumuli van Grimde.
Auteurs: Van den Hove, Peter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Op de Ferrariskaart staan de drie tumuli afgebeeld als ‘Tombes de Grunde’ langs een parallelweg met de steenweg Tienen-Leuven. De parallelweg, genaamd Onze-Lieve-Vrouwstraat, leidt naar de Kapel van Onze-Lieve-Vrouw ten Steen met een 14de-eeuwse oorsprong. Rondom de tumuli liggen uitgestrekte open akkercomplexen. Met de aanleg van de spoorlijn Tienen-Diest eind 19de eeuw kwamen de drie tumuli geïsoleerd te liggen tussen de steenweg, de spoorlijn en een landweg in het westen. De open ruimte naast de spoorlijn werd in de loop van de 20ste eeuw verder ontwikkeld en ingericht als bedrijvenpark zodat de drie tumuli vandaag volledig zijn ingesloten door bebouwing. De drie tumuli hebben een diameter van circa 30 meter en een hoogte van meer dan 10 meter. De tumuli zelf zijn met gras begroeid en omgeven door grasland waar rondom bomen werden aangeplant.
Is deel van
Tienen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Tumuli van Grimde [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301309 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.