is aangeduid als beschermde archeologische site Middenneolithische site Ottenburg
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Langbed De Tomme
Deze bescherming is geldig sinds
De prehistorische site te Ottenburg omvat een van de drie gekende middenneolithische enclosure sites in Vlaanderen. De aanwezige Tomme wordt beschouwd als het meest imposante prehistorische monument van Vlaanderen, alsook het enige aan het oppervlak zichtbare langbed.
Rond 5300 voor Christus verschijnen de eerste landbouwers in onze gewesten. Ze maken deel uit van een cultuur die we aanduiden met ‘Bandkeramiek’. In wat nu België is installeren ze hun nederzettingen voornamelijk op leemplateaus, meer bepaald in Haspengouw, langs de Kleine Gete en in Henegouwen in het brongebied van de Dender. Hetzelfde geldt voor de ‘Groupe de Blicquy’, een cultuur die ook chronologisch op die van de Bandkeramiek aansluit. Op het Brabants Plateau, waarop ook Ottenburg ligt, kennen we enkel losse vondsten die wijzen op een zekere activiteit, maar geen nederzettingen.
Na het plotse verdwijnen van Bandkeramiek en Blicquy is het meer dan een half millennium wachten alvorens weer sporen gekend zijn van een volgende neolithische occupatie. Na circa 4300 voor Christus verschijnen in de ons omringende landen de Michelsbergcultuur (Rijnland en noordoosten van het Bekken van Parijs) en het noordelijke Chasséen (westen en noordwesten van het Bekken van Parijs). De sites die uit deze periode in het Scheldebekken - en meer bepaald op het Brabants Plateau zijn aangetroffen - duiden op de vorming van een verwante groep, in het verleden vaak aangeduid met (Belgische) Michelsbergcultuur. Recent onderzoek wijst echter uit dat deze groep een intermediaire positie inneemt tussen Rijnlandse Michelsbergcultuur en noordelijk Chasséen en mogelijk gevormd is bovenop een lokaal substraat.
De sites van deze cultuur zijn voornamelijk gekend uit de leem- en zandleemstreek. In het noorden van het land worden slechts sporadisch sites aangetroffen. Vaak gaat het dan over geïsoleerde vondsten aardewerk, maar ook over resten van occupaties in de huidige Scheldepolders.
Het nederzettingssysteem in de leemstreek wordt gedomineerd door grote sites veelal gelegen op dominante posities in het landschap. Ze zijn voornamelijk gekend dankzij de enorme hoeveelheid vuurstenen artefacten die er worden aangetroffen, verspreid over een oppervlakte van vaak meerdere hectaren. Een aantal van de onderzochte sites leverden bewijs op van zogenaamde aardwerken of causewayed enclosures: enkele tot enkele tientallen hectaren grote oppervlaktes die werden omgeven door grachten en wallen, al dan niet vergezeld van een palissade. Over de functie van deze enclosure sites bestaat een levendig debat. Interpretaties gaan van defensieve structuren rondom nederzettingen of vluchtburgen, over plaatsen waar het vee werd bijeen gehouden, tot verzamelplaatsen met al dan niet ritueel karakter. Mede door het beperkte en steeds kleinschalige onderzoek in de zones binnen en buiten deze structuren, is erg weinig informatie over de precieze functie voorhanden. Gezien de grote variabiliteit in omvang, locatie en structuren, zijn deze enclosures niet te reduceren tot een eenduidige functie. In elk geval accentueren ze de nieuwe houding van het neolithicum ten opzichte van de omgeving en de groeiende organisatie van het landschap. Daarnaast komen ook kleinere vondstconcentraties voor, waarvan de aard moeilijker is te bepalen. Wellicht hebben we te maken met een systeem van centrale sites en een reeks satellietsites daar rond.
De site bij het gehucht de Tomme te Ottenburg is reeds lang gekend als vindplaats van prehistorische artefacten. Met name de middenpaleolithische en neolithische artefacten genoten in het verleden bijzondere aandacht. Een langwerpig heuvellichaam (dat het gehucht zijn naam de Tomme heeft gegeven) maakt integraal deel uit maakt van de beschermde zone. In 1974 werd het reeds beschermd als landschap.
De archeologische site is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Huldenberg en Grez-Doiceau (Waals-Brabant). De archeologische zone is beperkt tot het deel gelegen in Vlaanderen, gemeente Huldenberg, deelgemeente Ottenburg. Het betreft een uitloper van het Brabants plateau en is hiermee verbonden door een smalle landengte. De begrenzing in het noorden, oosten en zuiden komt overeen met de grens van het plateau en de steile hellingen die het scheiden van de Dijlevallei. De beschermde zone correspondeert in het noorden en oosten met de 70 meter hoogtelijn, in het zuiden met de gewestgrens. In het westen wordt de zone begrensd door de Waversestraat, de Tekkerstraat en de Loswegstraat om aldus in het noorden op de 70 meter hoogtelijn aansluiting te vinden.
Van de oudste prospecties is geen gedetailleerde registratie van de vondsten voorhanden met uitzondering van de concentratie van de meeste vondsten in de zuidwestelijke sector van het plateau. De systematische prospecties en nauwkeurige vondstregistratie van Benoît Clarys sinds de helft van de jaren 1980 laten een veel betere inschatting van de ruimtelijke spreiding toe. Oppervlaktevondsten zijn bekend over het hele plateau. Het centrale deel ervan is echter minder dik bezaaid met artefacten dan de randen en een bijzonder grote concentratie van vondsten bevindt zich in het zuidwestelijke deel van het plateau (zie infra). Uit recent onderzoek naar de invloed van bodemerosie op de bewaring van de site blijkt de rol van erosie op het vondstverspreidingspatroon en daardoor dus de acute bedreiging van de site.
Er kunnen twee zones onderscheiden worden die in het verleden bijzondere aandacht genoten: het heuvellichaam van de Tomme en een concentratie lithische artefacten in de zuidwestelijke hoek van het plateau.
1. DE TOMME
Dit heuvellichaam is zowat 140 meter lang en 3,5 tot vier meter hoog. Het betreft dus een erg markante structuur, die sinds het begin van het archeologisch onderzoek tot de verbeelding sprak. Vreemd genoeg werd het echter nog nooit aan een degelijk archeologisch onderzoek onderworpen. Veelal wordt in deze wal een gelijkenis gezien met de long barrows, funeraire structuren die de eerste fase van het neolithicum in Engeland - vanaf circa 3800 voor Christus - kenmerken. Gezien het gebrek aan enige bevestiging door archeologisch onderzoek, blijft deze vergelijking en datering dus louter speculatief. Het belang dat in het verleden de Tomme is toegedicht, leidde halfweg de jaren 1970 tot de bescherming ervan als landschap.
In het Krakelbos (Waals Gewest) is nog een gracht en wal zichtbaar. Op basis van deze restanten is het mogelijk de site als enclosure te definiëren, maar ze zijn niet omvat binnen de grenzen van deze zone.
2. ZUIDWESTELIJKE HOEK PLATEAU
Veruit de grootste concentratie vondsten is gelegen in het zuidwestelijke deel van het plateau. Dit blijkt niet enkel uit prospectieresultaten, maar ook uit opgravingsresultaten. Halfweg de jaren 1990 werd in deze sector een opgravingscampagne georganiseerd met het oog op het identificeren van archeologische structuren uit de betreffende periode. Het (proef)onderzoek kon effectief de bewaring van neolithische sporen aantonen, maar ook hun acute bedreiging: door de erosie in deze zone is slechts het onderste deel van de structuren bewaard gebleven. Ten slotte werd bij een recent booronderzoek vastgesteld dat in de huidige topografie op dit deel van het plateau een oude gracht en wal zichtbaar zijn. Uitgaande van het verloop van wal(len) en gracht(en) in het Krakelbos, en de ligging van deze sporen bij de nauwste toegang tot het plateau, vlakbij de Tomme, is het erg waarschijnlijk dat ook deze deel uitmaken van het neolithische complex.
Het gebied maakt ook deel uit van de ankerplaats Valleien van Dijle en Laan ten zuiden van Leuven, zoals opgenomen in de Landschapsatlas.
Burnez Lanotte L., Clarys B., Lasserre M. & M. Van Assche 1996: Le site Michelsberg d'Ottenburg-Grez-Doiceau (Bt). Campagne 1996, Notae Praehistoricae 16, 161-166.
Clarys B. 1992: Ottenburg & Grez-Doiceau (Bt). Industrie lithique attribuable au Paléolithique moyen, Archéo-Situla 13-16, 99-108.
Clarys B., Burnez-Lanotte L. & Van Assche M. 2004: L'occupation michelsberg du site d'Ottenburg - Grez-Doiceau (Bt.): prospections systématiques et nouvelles perspectives de recherches (avec une contribution de W. Van Neer et M. Udrescu), Amphora 82.
De Laet S.J. 1982: La Belgique d'avant les Romains, Wetteren.
de Loë A. 1910: Rapport général sur les recherches et les fouilles exécutées par la société pendant l'exercice 1909, Annales de la Société royale d'Archéologie de Bruxelles 24, 398-404.
de Loë A. & Rahir E. 1924: Ottenbourg et Boitsfort, deux stations néolithiques du Brahant avec nécropole à incinération, Bulletin de la Société d'Anthropologie de Bruxelles 17, 142-166.
Dijkman W. 1981: Michelsberg-site van Ottenburg (Brabant). Materiaalstudie, Licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven.
Knapen-Lescrenier A.M. 1960: Répertoire bibliographique des trouvailles archéologiques en brabant. Les âges de la pierre, Bruxelles.
Van Peer P. 1986: Le Paléolithique moyen dans le Nord-Est de la Belgique, Helinium 26, 157-176.
Vanmontfort B., De Man J., Van Rompaey A., Langohr R. & Clarys B. 2006: De evaluatie van bodemerosie op de neolithische site van Ottenburg/Grez-Doiceau, In: Cousserier K., Meylemans E., & In 't Ven I. (ed.), CAI-II: Thematisch inventarisatie- en evaluatieonderzoek, VIOE rapporten 2, Brussel, 17-28.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DB002285, Huldenberg: De Middenneolithische site van Ottenburg.
Auteurs: Van den Hove, Peter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Ottenburg
Omvat
Florivalstraat
Omvat
Skeyes
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Middenneolithische site Ottenburg [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301314 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.