Twee burgerhuizen in neoclassicistische stijl, kort na elkaar opgetrokken door de aannemer J.Fr. Reusens, naar ontwerpen door zijn zoon de architect Frans Reusens uit 1903 (nummer 9) en 1904 (nummer 7).
Aannemer J.Fr. Reusens lijkt in Antwerpen actief te zijn geweest van de vroege jaren 1870 tot omstreeks 1905, met bouw- en vastgoedprojecten in opdracht van derden of zoals hier voor eigen rekening. Beide woningen behoren tot het vroege oeuvre van zoon Frans Reusens, die als architect debuteerde omstreeks 1900. Vóór de Eerste Wereldoorlog ontwierp deze laatste talrijke burgerhuizen in de nieuw aangelegde straten van de 19de-eeuwse gordel, de wijken Zuid en Zurenborg, op een enkele uitzondering na conventioneel van type en stijl, waaronder “De Dierenriem” uit 1905 aan de Cogels-Osylei.
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën omvatten de rijwoningen een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met bossage op de begane grond, rusten op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Beide volgen een gelijkaardig compositieschema, met varianten in de detailuitvoering. Nadrukkelijk horizontaal geleed door kordonvormende lekdrempels, pui- en waterlijsten, en symmetrisch van opzet, ligt de klemtoon telkens op de middenas. Deze wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een rechthoekige houten erker met consoles, diamantkoppen of wortelmotieven, en een bekronend balkon. Verder zijn de opstanden opgebouwd uit regelmatig registers van deur- en vensteropeningen, en afgewerkt met een klassiek hoofdgestel.
Nummer 7 heeft rechthoekige muuropeningen, het portaal met bovenlicht omlijst door een hardstenen entablement, de bovenvensters in geriemde omlijsting. Het schrijnwerk is vernieuwd, een garage ingevoegd in het souterrain, en het balkon verwijderd; smeedijzeren voetschraper.
Nummer 9 onderscheidt zich op de begane grond door rondbogen op pilasters, het portaal met tussendorpel en glas-in-lood-bovenlichten, daar waar de vensters op de eerste verdieping omlijst zijn door een entablement op pilasters en onderdorpels. Vernieuwd schrijnwerk, maar behouden smeedijzeren keldertralies.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een voorbouw en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1903#1470 (nummer 9), 1904#415 (nummer 7).