is aangeduid als beschermde archeologische site Kolverenschans
Deze bescherming is geldig sinds
De Zuidelijke Nederlanden vormden vanaf het midden van de 16de eeuw tot en met het begin van de 18de eeuw voortdurend het decor van strijdtoneel. Over de veldslagen en belegeringen (officiële oorlogen) zijn zeer veel gegevens bekend. Hoewel het Prinsbisdom Luik in principe neutraal was, hadden de oorlogvoerenden het recht gewapend door het land te trekken en mochten ze zelfs winterkwartieren oprichten. In de vele publicaties is tot voor kort zeer weinig aandacht geschonken aan de ‘onofficiële’ oorlogen die met de strijd gepaard gingen. Voor de plattelandsbevolking was het een periode van plundering, gijzeling, uitbuiting, geweldpleging, armoede en ellende. Aangezien ze van de hogere overheden geen hulp kregen, moest de boerenbevolking zelf voor hun bescherming en verdediging zorgen. Herhaaldelijk werd de plattelandsbevolking geplaatst voor de keuze tussen zelfverdediging, betalen, diplomatieke actie, vluchten en verkommeren.
Vanaf het eind van de 16de eeuw nam de boerenbevolking zijn toevlucht tot kleine vluchtoorden die hen moest beschermen tegen plunderende soldaten: de schansen. Een beleg door een leger konden deze schansen zeker niet doorstaan.
Op de Limburgse zandgronden bouwde vrijwel ieder dorp en gehucht een schans om mensen en vee in (betrekkelijke) veiligheid te kunnen brengen. Verder zijn dergelijke ‘boerenschansen’ ook bekend uit de oostelijke delen van de Belgische provincies Vlaams Brabant en Antwerpen. In Nederland komen ze met enige regelmaat voor in Midden Limburg en sporadisch in Noord Limburg en Noord Brabant.
De schansen werden meestal aangelegd op gemeenschapsgrond, vooral in natte gebieden zodat de grachten vol water bleven en de vijand moeilijk kon doordringen. De verdediging bestond vooral uit de geïsoleerde ligging. Mocht de schans ontdekt worden, dan boden de grachten, een wal (eventueel beplant met doornstruiken) en de gewapende bewoners nog enige vorm van verdediging. Over de interne structuur van de schansen is maar weinig bekend.
Geschreven bronnen
Van den Kolverenschans zijn er van de oprichting enkele gedetailleerde bronnen overgeleverd.
Al in april 1604 waren de voorbereidingen voor de oprichting van een schans voor de inwoners van Kolveren en Eijcken gestart. Uit een akte van 1 april 1604 blijkt dat een zekere Cornelis Jacobs “een stuck broeck, gelegen aen die Broeckstraet, groet ontrent een halff bonder’ afstond ‘ter behoeff der gemeijnten Eijcken ende Colveren, om daer te stichten ende vestighen eijnder fortken oft schansen’. Deze overdracht geschiedde voor zeven gulden‘jaerlix erf rent, los ende vrij van alle inconvenienten”. De aanvraag tot het oprichten van een schans werd niet gericht aan de heer van Vogelsanck, zoals de meeste schansen in Zonhoven, maar aan de Prinsbisschop van Luik. Op 21 augustus van datzelfde jaar verleende deze de toelating voor het “op te werpen van twee schantzen, de ene onder Eijcken ende Colveren, d’ ander ter Meulen”. Zowel de Prinsbisschop als de keizer ‘beschermden’ de schans met hun blazoen: “ende op dat niemans hiervan ignoratie ende pretendere hebben den voirs (voorschreven) onssen ondersaeten van Zoenhoven, op die voirs. schantsen ende forten te stellen den keijzerlijcke maiesteit oock onsse blasoen in teijken van sauvegarde”.
Historische kaarten
De Ferrariskaart (1770-1777)
De Kolverenschans is op de Ferrariskaart aangegeven in de vallei van de Laambeek, op de overgang van de akkergronden naar de graslanden (bijlage 2, figuur 2). Ook direct ten zuiden van de schans is een waterloop aanwezig. De (verspreide) bewoning van het gehucht Kolveren lag ca. 600 m ten zuiden van de schans.
De schans zelf is aangeduid als een rechthoekige omgrachting met ingang in de zuidwesthoek. Binnen de schans staan centraal bij elkaar 4 huisjes aangegeven. Het is onduidelijk of deze waarheidsgetrouw zijn. Tussen deze ‘huisconcentratie’ en de gracht staan bomen. Opmerkelijk is dat ten oosten van de schans, in de zuidoostelijke hoek, een extra zone door een gracht is omringd. Deze gracht lijkt niet direct verbinding te maken met de hoofdgracht. Mogelijk gaat het om een latere uitbreiding van de schans.
De Atlas van de Buurtwegen (ca. 1840)
De Kolverenschans is nog goed herkenbaar op de Atlas van de Buurtwegen. De omgrachting (ca. 131 m x 90 m) is in de zuidoosthoek over een breedte van ca. 25 m onderbroken (bijlage 2, figuur 3). Mogelijk lag hier de ingang van de schans, hoewel deze op de Ferrariskaart was aangegeven in de zuidwesthoek. Opmerkelijk is dat de onderbreking aan de zuidrand is opgedeeld met een klein perceeltje van ca. 2,5 tot 3 m. Gaat het hier om de oorspronkelijke ingang van de schans?
De grachten hebben in het oosten een gemiddelde breedte van ca. 11 m, in het noorden ca. 18 m en in het westen ca. 12 m. In het zuiden varieert de breedte sterk: van ca. 25 m (zuidwesthoek) tot ca. 11 m (noordoosthoek). Op basis van deze breedten lijkt een toegang in het zuidwesten onwaarschijnlijk. Het binnenterrein is bijgevolg niet rechthoekig, maar loopt in het zuidoosten verder uit. De oppervlakte bedraagt ca. 62 are (ca. 92 x 67 m). In de zuidoosthoek is een huisje aanwezig. Of het gaat om een restant van de oude portierswoning is onbekend.
De tweede zuidoostelijke gracht die op de Ferrariskaart staat aangegeven, is niet direct herkenbaar, maar is mogelijk nog te zien in de percelering. Tegenover de ingang van de hoofdschans ligt immers een perceel dat aan 3 zijden (oosten, zuiden en westen) omzoomd is door een tweede, smal perceel. Gezien de vorm kan deze percelering voortgaan op de omgrachting die op de Ferrariskaart staat aangeduid. In het westen heeft het smalle perceel een gemiddelde breedte van ca. 9 m en in het oosten ca. 19 m. Aan de zuidzijde lijkt de breedte in eerste instantie ca. 6,5 m. Hier is wel een merkwaardige uitsprong in de weg; mogelijk water. De zuidelijke gracht zou dan een breedte hebben van ca. 12 m. Het kan er ook op duiden dat het smalle perceel een omwalling voorstelt. Uit de kadastrale mutatieschetsen blijkt dat het huisje ten laatste in 1861 is afgebroken. In 1943 is de percelering in de noordoosthoek veranderd en is in de zuidoosthoek de oude ‘onderbreking’ van de gracht niet meer herkenbaar. Tegen 1959 veranderde de buitengrens van de oostelijke omgrachting. Ook ten oosten van de schans veranderde de verkaveling, waarbij het smalle perceel werd opgenomen in 2 grotere percelen.
De kaarten van Bonniver (1849) en ‘Dépôt de la Guerre’ (1877)
Op de kaart van Bonniver is de Kolverenschans schematisch weergegeven als een rechthoekig (omgracht?) perceel. Het huisje in de zuidoosthoek staat ook aangegeven. Op de kaarten van het ‘Dépôt de la Guerre’ is het binnenterrein van de Kolverenschans in gebruik als akkerland. De oude gracht is nu in gebruik als grasland. De tweede, zuidoostelijke gracht is niet herkenbaar. Wel valt op dat in het zuidoostelijke deel van de schans het grasland van de omgrachting breder is.
Topografie
De Kolverenschans ligt ten zuiden van de E314. De schans zelf ligt direct ten noorden van de Kolverenschansweg. Ca. 110 m ten noorden van de schans stroomt de Laambeek.
Geologie
De Kolverenschans ligt in het pediment van Diepenbeek-Beringen. Deze smalle strook helt zachtjes af in zuidwestelijke richting. In tegenstelling tot het plateau is het gebied laaggelegen en heeft het een ondiepe watertafel.
Hydrologie
De Kolverenschans ligt precies aan de zuidrand van de brede vallei van de Laambeek. Direct ten zuiden van de schans begint het dekzandgebied (Formatie van Wildert). De Laambeek wordt gekenmerkt door een zandig alluvium. Ten noorden en ten westen van de schans komt veel veen voor.
Bodem
Ook op de bodemkaart is de ligging op de overgang van de droge zandbodems in het zuiden naar de natte bodems in de vallei van de Laambeek duidelijk. De droge zandbodems behoorden tot het oude akkercomplex van Kolveren. Ze worden gekenmerkt door een dik plaggendek. Ten westen van de schans kennen deze akkergronden een noordelijke uitstulping tot tegen de Kolverenschansweg. Dit kan er mogelijk op duiden dat de toegang tot de schans via de westzijde gebeurde. De schans zelf ligt in een zone van natte zandbodems met een sterk gevlekte, verbrokkelde textuur-B-horizont. De overgang tussen de droge ankergronden en deze natte beekdalgronden wordt gevormd door een strook van matig natte podzolgronden. In de zuidoosthoek van de schans komen deze gronden ook voor. Ten noorden van de schans, nabij de Laambeek bevinden zich zeer natte zandbodem zonder profiel.
In het verleden werden verschillende munten gevonden door de eigenaar van het terrein gevonden op de Kolverenschans. Vier van deze munten zijn nog steeds in bezit van de eigenaard. Oorspronkelijk waren er meer munten, maar deze zijn verloren gegaan. Het is niet bekend of de munten bij elkaar werden gevonden. De nog bewaarde munten zijn (bijlage 2, figuur 7): een zilveren Phillipsdaalder uit 1557 (Phillips II), een zilveren schelling uit 1625 (Phillips IV), een zilveren schelling uit 1628 (Phillips IV) en een zilveren schelling uit 1628 (Phillips IV). De munten dateren uit het eind van de 16de en het begin van de 17de eeuw, de periode waarin de schans werd opgericht. Drie munten zijn zelfs te plaatsen in de jaren 1625- 1628. Mogelijk is een aantal munten verloren of begraven tijdens schermutselingen ergens na 1628.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/71066/102.1, Zonhoven: De Kolverenschans.
Auteurs: Van den Hove, Peter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kolverenschans [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301359 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.