Teksten van Burgerhuis in beaux-artsstijl

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301394

Burgerhuis in beaux-artsstijl ()

Voornaam burgerhuis in beaux-artsstijl, gebouwd in opdracht van de ondernemer en activist Max Oboussier, naar een ontwerp door Guillaume Rooses uit 1912. De architect realiseerde in 1914 op het aanpalende perceel de dokterswoning Claus, in opdracht van de schoonvader van Oboussier, de psychiater Arthur Claus. Beide panden behoren tot het latere werk van Rooses, die destijds al meer dan twee decennia als architect actief was. In het overgrote deel van zijn productie bleef hij al die tijd trouw aan een veeleer conventioneel, klassiek geïnspireerd stijlidioom.

Maximiliaan Hendrik Oboussier (1888-1935) stamde af uit een Frans-Zwitserse familie, die zich in het begin van de 19de eeuw in Antwerpen gevestigd had. Na zijn handelsstudies trad hij in dienst trad van een Antwerpse rederij, en engageerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog aangespoord door zijn schoonvader in het activisme. Oboussier werd benoemd tot docent aan de Hoogere School voor Handelswetenschap, onderdeel van de vernederlandste Universiteit van Gent, en zetelde in de Raad van Vlaanderen als lid van de Commissie voor bankwezen, geldwezen en handel. Hij publiceerde in 1917 de studie "De haven van Antwerpen en de Economische conferentie van Parijs", een pleidooi voor het belang van het Duitse hinterland voor de Antwerpse haven, en was redactielid van "De Stroom". Claus en Oboussier, die tot de strekking van de unionisten behoorden, namen in 1918 ontslag uit de Raad van Vlaanderen, uit onvrede met de politiek van de Duitse bezetter, en vluchtten na de Wapenstilstand naar Nederland. Drie jaar later verhuisde Oboussier naar Hamburg, waar hij tot 1934 in functie was als directeur-generaal van de trans-Atlantische rederij Holland-Amerika-Linie. Hij overleed een jaar later in het Duitse Wentorf.

Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën omvat de rijwoning een souterrain en vier bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevel heeft een verzorgd parement uit witte natuursteen, op een plint uit blauwe hardsteen. Opgebouwd uit door waterlijsten gemarkeerde horizontale registers, en asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet. Dit laatste wordt op begane grond en eerste verdieping gemarkeerd door bossage en oplopende bow-windows, respectievelijk uit natuursteen en hout. Een smeedijzeren balkon en een drielicht met gebogen fronton vormen de bekroning. Het portaal met bovenlicht en de bovenvensters hebben een entablement op consoles en een balustrade of bewerkte borstwering. Afgewerkt met de houten kroonlijst op klossen en tandlijst, onderscheidt de halve topgeleding zich door vlak omlijste vensters met oren, drop en sluitsteen. Net als het smeedwerk, de guirlandes en chutes met strik en de rozetten van bow-window en entablementen, is het medaillon dat de bovenste verdieping siert ontleend aan de Lodewijk XVI-stijl. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en de vensters met kleine roeden in het bovenlicht is inclusief rolluikkasten bewaard, evenals het smeedijzeren traliewerk en een deel van het voortuinhek. De omvorming van het souterrain tot garage dateert van 1950.

De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een voorbouw en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen biedt de begane grond ruimte aan een langgerekte enfilade van ontvangstvertrekken bestaande uit salon, ‘grand hall’, eetkamer, veranda en terras, met boven elkaar in de achterbouw de office en 'monte plats' en het toilet. De eerste verdieping omvat de privé-vertrekken, met een salon en badkamer aan straatzijde, centraal een 'hall-fumoir', een speelkamer, laboratorium en terras aan tuinzijde, met boven elkaar in de achterbouw een tweede badkamer en een linnenkamer. Op de tweede verdieping bevinden zich de gastenkamer met annex 'cabinet de toilette', de kinderkamer met bovenlicht en de slaapkamer met annex 'cabinet de toilette', badkamer en terras. Drie meidenkamers en de zolder nemen het dakniveau in, de keuken, naaikamer, kolen- en voorraadkelders het souterrain.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1912#534, 1913#2942 en 18#27402.
  • BAEYENS A. & VANDEWEYER L. 1998: Oboussier, Max in SIMONS L. (red.), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 2219.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2015: Burgerhuis in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/181900 (geraadpleegd op ).


Enkelhuizen ()

Nummers 33 en 35. Enkelhuizen van twee traveeën, drie bouwlagen, mezzanino met plat dak (nummer 33) of pseudo-mansardedak met dakkapellen (nummer 35); eclectische stijl te dateren circa 1910. Lijstgevels met parement van natuursteen op hoge onderbouw met garages.

Nummer 33 met neo-Lodewijk XVI-inslag naar ontwerp van G. Rooses volgens inscriptie; risalietvormende venstertravee met bossagewerk links en rechts van afgeronde stenen en houten erkers; rechthoekige muuropeningen onder gekorniste waterlijst.

Nummer 35 met rechthoekige stenen erker en balkon; bovenvensters gevat in brede rondboog met druk versierde archivolt; rechthoekige en rondboogvormige muuropeningen.


Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Burgerhuis in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/181807 (geraadpleegd op ).