Geheel van drie burgerhuizen in eclectische stijl, naar een ontwerp door de architect Joseph Hertogs uit 1906. Opdrachtgever was Arthur Nottebohm (1863-1927), op dat moment gedomicilieerd in Buenos Aires (Argentinië), waar hij in 1908 in het huwelijk trad met Olga Paulina Carolina Paats (°1877). Het echtpaar kreeg drie zonen, tussen 1909 en 1913 geboren in Buenos Aires, waar Arthur Nottebohm in 1927 overleed. Op zijn beurt maakte het ensemble deel uit van een eenheidsbebouwing van elf panden opgetrokken tussen 1906 en 1908, de overige voor rekening van zijn moeder, broers en zussen.
Arthur Nottebohm was een zoon van André Gaspard Nottebohm (1816-1888) en Maria Amelia von Laer (1836-1907). Zijn grootvader Diederich Wilhelm Nottebohm (1787-1871) had zich in 1811 samen met zijn oudere broer Johann Abraham Nottebohm ( 1783-1866) vanuit het Duitse Bielefelt (Westfalen) in Antwerpen gevestigd. In 1817 richtten zij de firma Nottebohm Frères op met zetel in de Mutsaardstraat, die zich toelegde op de koloniale handel met name in graan, rijst, koffie en leder. Het bedrijf dat sinds 1852 over een rijstpellerij beschikte en betrokken was bij de uitbouw van transatlantische pakketbootdiensten, werd in 1882 overgenomen door Albert de Bary & C°. De familie Nottebohm ontwikkelde een lange traditie in het kunstmecenaat en de filantropie. Zo richtte Maria Amelia Nottebohm-von Laer uit eigen middelen het Hôpital Dermatologique Nottebohm op, een complex door de architect Jos. Bascourt uit 1899-1901 in de Biartstraat.
Het ensemble voor verhuur bestemde burgerhuizen van Arthur Nottebohm, maakte deel uit van een groter vastgoedproject door de familie Nottebohm-von Laer, die op de hoek van Marialei en Lamorinièrestraat over een uitgestrekt stuk bouwgrond van elf percelen beschikte. Hiervoor ontwierp Hertogs een eenheidsbebouwing die tussen 1906 en 1908 in drie fasen werd opgetrokken. Daarvan vormden de negen panden aan de Marialei een uniform ensemble, met een volkomen symmetrisch gevelfront volgens spiegelbeeldschema. Arthur Nottebohm gaf in 1906 de aanzet met de drie linker panden (Marialei 14-18). Zijn moeder nam later in 1906 de drie voorname middenpanden voor haar rekening (Marialei 8-12, twee rechter panden gesloopt). In 1907 volgden de drie rechter panden (Marialei 2-6, gesloopt), aangevuld door een hoekpand met winkel of café, en nog een laatste burgerhuis (voorheen Lamorinièrestraat 191-195, gesloopt), in opdracht van zijn broers en zussen Théodore, Augusta, Oscar, Frédéric Nottebohm en E. Grose-Nottebohm. Voor haar meest prestigieuze vastgoedprojecten deed de familie Nottebohm-von Laer als sinds 1899 beroep op architect Hertogs.
De hotels Nottebohm behoren tot de talrijke burger- en herenhuizen, die Joseph Hertogs op het hoogtepunt van zijn loopbaan in Antwerpen realiseerde. Actief van omstreeks 1885 tot zijn overlijden in 1930, geldt hij als een van de meest succesvolle architecten in Antwerpen, Zijn loopbaan in dienst van de vermogende, overwegend liberale mercantiele burgerij, leverde een vijfhonderdtal woningen en openbare gebouwen op. Deze evolueren van eclecticisme en neorenaissance, naar een klassiek geïnspireerde beaux-artsstijl. Omstreeks de eeuwwisseling, zijn rijpe eclectische periode, drukte hij met monumentale bouwwerken als het Hansahuis op de hoek van Suikerrui en Ernest Van Dijckkaai zijn stempel op het Antwerpse stadsbeeld. Van kort na 1900 dateert het ontwerp van het neogotische Museum Mayer van den Bergh in de Lange Gasthuisstraat, eerste van een lange reeks opdrachten voor de weduwe Henriëtte Mayer van den Bergh.
Het ensemble dat op een verspringende rooilijn is ingeplant, bestaat uit twee terugwijkende en volgens spiegelbeeldschema gekoppelde rijwoningen met voortuin, aanleunend bij een vooruitspringende en hoger opgetrokken individuele rijwoning. Deze laatste onderscheidt zich door een grotere omvang en voornamere allure, zonder voortuin. De panden Marialei 2-6 en Marialei 14-18, waren door Joseph Hertogs geconcipieerd als exact symmetrische pendants ter linker en rechter zijde van de drie statige hotels Marialei 8-12. Van de negen panden die dit geheel uitmaakten, zijn er slechts vier bewaard. Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën voor de gekoppelde panden en drie traveeën voor het individuele pand, omvat het ensemble een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevels hebben een parement uit roomkleurige Silezische brikken in kruisverband, met gebruik van witte natuursteen voor waterlijsten, lekdrempels en sluitstenen, en blauwe hardsteen voor de plint. Het houten schrijnwerk van de inkomdeuren en vensters is bewaard.
De gekoppelde woningen beantwoorden aan een uniform schema, met varianten in de detailuitvoering van beide panden. Zo zijn de inkomtraveeën gegroepeerd tot een middenrisaliet dat sterk vooruit springt over begane grond en eerste verdieping, met in het linker pand een gesloten portaal en inwendig trappenbordes, en in het rechter pand een open portaal en uitwendig trappenbordes. In het linker pand wordt het portaal bekroond door een natuurstenen erker met pilasters, waarop een balkon met balustrade; het rechter pand onderscheidt zich door een driezijdige houten erker met gebuikt gietijzeren balkon in de brede zijtravee. Verder is de opstand opgebouwd uit registers van rond- en korfboogopeningen, en afgewerkt door een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op consoles. De garages in het souterrain zijn het resultaat van latere verbouwingen, met aanpassingen aan het smeedijzeren voortuinhek tussen natuurstenen pijlers met topstuk.
Met een gespiegelde plattegrond beantwoorden de woningen aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een voorbouw en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Zoals gebruikelijk omvat de begane grond een enfilade van salon, eetkamer en veranda, en bevond de keuken zich oorspronkelijk in het souterrain.
Een meer klassieke, axiale gevelcompositie kenmerkt de individuele woning, gemarkeerd door een rechthoekige erker met consoles pilasters en bekronend balkon op de eerste verdieping. Geleed door waterlijsten, is de opstand opgebouwd uit registers van rondboogopeningen op de begane grond, en vlak omlijste rechthoekige bovenvensters. De gevel wordt verder geaccentueerd door de balustrade en panelen in de borstwering van de eerste verdieping, en het klassieke hoofdgestel met bewerkte fries en houten kroonlijst op consoles. Behouden traliewerk van het souterrain uit smeedijzer.
Voornamer van opzet en allure, en aanzienlijker groter van oppervlakte, is de plattegrond georganiseerd rond de centraal ingeplante traphal met bovenlicht, bereikbaar via de vestibule met trappenbordes. De begane grond omvat vermoedelijk een salon aan de straatzijde, en een eetkamer met veranda aan de tuinzijde, geflankeerd door de diensttrap en office. Ook hier bevond de keuken zich oorspronkelijk in het souterrain.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2015: Geheel van drie burgerhuizen in eclectische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/182104 (geraadpleegd op ).
Nummers 14-16, 18 en 20. Enkelhuizen in sobere art-nouveaustijl, uit begin 20ste eeuw. Kleurige bakstenen lijstgevels van twee (nummer 20) à drie traveeën en drie bouwlagen met diverse muuropeningen. Nummers 14-16 met uitspringende ingangspartij; nummer 18 met centrale erker; nummer 20 gemarkeerd door hoger opgaande lisenen en sgraffitopaneel.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Geheel van drie burgerhuizen in eclectische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/182029 (geraadpleegd op ).