Twee burgerhuizen in beaux-artsstijl, naar een ontwerp door de architecten Vincent Cols en Jules De Roeck uit 1912. Opdrachtgeefster was Caroline della Faille de Waerloos (1864-1926), weduwe van Louis van de Werve (1851-1906). Zij was een dochter van René-Jacques de la Faille de Waerloos (1830-1902), de laatste kasteelheer van “Den Brandt” in Wilrijk vóór de verkaveling van het domein. Zelf moeder van vijf kinderen geboren tussen 1885 en 1896, bewoonde zij sinds 1906 het kasteel "Kesselhof" in Kessel (Nijlen). Het vastgoedproject omvatte oorspronkelijk nog een derde burgerhuis aan de Kardinaal Mercierlei (voorheen nummer 21, gesloopt voor een nieuwbouwflat in 1956), minder breed maar verder van hetzelfde type als het aanpalende Le Grellelei 24. Op de kruising van beide laatste percelen, werd gelijktijdig een garage met ijzer-en-glasluifel, draaiplateau en paardenstal opgericht. Samen met haar broer en zussen engageerde de weduwe van de Werve-della Faille in 1932 nogmaals het architectenbureau Cols & De Roeck, voor de bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekapel op het vroegere familiedomein “Den Brandt”.
Het vastgoedproject van de Werve-della Faille behoort tot het vroegste oeuvre van Vincent Cols en Jules De Roeck, en is representatief voor de klassiek geïnspireerde beaux-arts-architectuur, die zij in hun beginjaren voor de meest voorname residentiële bouwprojecten toepasten. Opgericht in 1912, maakte het succesvolle architectenbureau vanaf de jaren 1920 vooral naam met tuinwijken en hotels of villa’s voor een bemiddeld cliënteel, overwegend in neotraditionele, cottage- of sobere art-decostijl. Rond 1930 verplaatste het zwaartepunt van de architectuurproductie van het bureau zich naar grootschaliger bouwprojecten als bedrijfs-, kantoor- en appartementsgebouwen, in een meer eigentijdse vormentaal met gebruik van nieuwe materialen en technieken. Actief tot 1965, brachten Cols en De Roeck ook in de naoorlogse periode nog een indrukwekkende oeuvre residentiële en bedrijfsarchitectuur tot stand.
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën omvatten de panden respectievelijk drie bouwlagen boven een souterrain voor nummer 22, en vier bouwlagen met een lage begane grond voor nummer 24, beide onder een mansardedak. De sobere lijstgevels hebben een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint, witte natuursteen voor omlijstingen en waterlijsten, en leien als dakbedekking. Ingehouden van karakter is het decor ontleend aan het Engelse regency en het Franse classicisme. Nummer 22, van het klassieke type met verhoogde begane grond, geleed door de puilijst, beantwoordt aan een axiaal-symmetrisch schema. Een balkon met smeedijzeren borstwering en een gebogen fronton beide op consoles, leggen daarbij de klemtoon op de middentravee van de eerste verdieping. Nummer 24, van het bel-etagetype en asymmetrisch van opzet, is drieledig van schema, opgebouwd uit de gedrukte pui met schijnvoegen, de bel-etage en de twee bovenverdiepingen. Daarbij ligt de klemtoon op de brede zijtravee, die op de bel-etage wordt gemarkeerd door een imposante bow-window met een smeedijzeren balkon als bekroning. Verder bepalen registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen, en het klassieke hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen en tandlijst, de regelmaat van de compositie. Nummer 22 onderscheidt zich door vlakke omlijstingen met sluitsteen, balustrade, bewerkte borstwering of onderdorpel. Nummer 24 wordt gekenmerkt door geriemde omlijstingen met een golvend meanderpatroon of een guirlande op de latei, en entablementen ter hoogte van de tweede verdieping. Het houten schrijnwerk van de inkomdeuren, de respectievelijk getoogde en rondbogige dakkapelllen is bewaard, evenals het smeedijzer van traliewerk en vensterleuningen, en de gietijzeren voetschrapers.
Zowel het klassieke burgerhuis met trappenvestibule op nummer 22, als de bel-etagewoning met koetspoort op nummer 24, bestaan uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol. Daarbij wordt de plattegrond over de volledige breedte opgedeeld door de centraal ingeplante traphal met bovenlicht, ontdubbeld door de diensttrap. Volgens de bouwplannen omvat het 'schoon verdiep' aan straatzijde het salon, en aan tuinzijde de eetkamer met overdekt terras en de office met 'monte plats'. Keuken en 'état domestique' bevinden zich in nummer 22 in het souterrain, en in nummer 24 op de lage begane grond. De plattegronden van de bovenverdiepingen ontbreken in het bouwdossier.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 956#3560.