Burgerhuis in neoclassicistische stijl, volgens de bouwaanvraag uit 1897 opgetrokken in opdracht van de bloemist Alfons Truyman (°Antwerpen, 1858), echtgenoot van Theresia Rosalia Smets (°Antwerpen, 1865). Op dit perceel werd al in 1881 een 'orangerie' en in 1885 een smeedijzeren hek opgericht door de 'bloemkweker' A.L. Truyman, te identificeren met de al langer aan de Marialei gevestigde 'jardinier fleuriste' Alois Truyman. Architect Ferdinand Truyman was minstens van begin tot eind jaren 1880 op ditzelfde adres gedomicilieerd. Op het aanpalende perceel liet Alfons Truyman in 1911 nog een tweede woning bouwen in art-nouveaustijl. Alois (Aloysius) Truyman (°Melsele, 1831), gehuwd met Francisca Antonia Van Bree (°Merksem, 1822), was de vader was van de broers Ferdinand en Alfons (Petrus Alphonsius Aloysius) Truyman. Het gezin telde nog twee jongere zussen, Monica Ludovica Josephina (°Antwerpen, 1860) en Mathilda Maria Antonia (°Antwerpen, 1862). Of Ferdinand Truyman het ontwerp leverde voor de twee door Alfons Truyman gebouwde woningen, valt uit geen van beide bouwdossiers af te leiden, maar kan vanwege de directe familieband verondersteld worden. Oorspronkelijk twee bouwlagen hoog onder een mansardedak bepaald door de centrale dakkapel met voluten, gebroken fronton en topstuk, werd het pand in 1947 in opdracht van Abraham Brandstein door architect Frans Van Gils met een extra verdieping verhoogd.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een zadeldak. Oorspronkelijk bepleisterd en beschilderd, met schijnvoegen op de begane grond en een hardstenen plint, werd de lijstgevel recent gedecapeerd, met behoud van het stucdecor. De opstand is opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen op de begane grond, en rondboogvensters in geriemde omlijsting met sluitsteen en booglijst op imposten op de eerste verdieping; de toegevoegde tweede verdieping met omlijste steekboogvensters bouwde naadloos voort op de bestaande toestand. Symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op de middenas, die wordt gemarkeerd door een balkon met gebuikte, gietijzeren borstwering, doorgetrokken over de zijtraveeën. De gevel onderscheidt zich door de diamantkoppen van de plint en de sluitstenen met het stadswapen van Antwerpen, maar vooral door de kleurrijke tegeltableaus boven de pui en in het hoofdgestel, waarvan het bloemendecor met onder meer irissen verwijst naar de bloemisterij "Etablissement d’Horticulture – Fleurs coupées – Graviers" van bouwheer Truyman. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een voorbouw en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen biedt de begane grond ruimte aan de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda met bovenlicht, geflankeerd door de keuken in de achterbouw. De eerste verdieping omvat twee slaapkamers en een achterkamer.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1897#587 en 18#23244, 1881#1189 en 1885#820.