is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Omgeving Amerstraat en Bogaardenstraat
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Omgeving Amerstraat en Bogaardenstraat
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Bakkerij Stalmans met neorenaissancepui
Deze vaststelling is geldig sinds
De Bogaardenstraat bevindt zich in het centrum van Aarschot ten noorden van de Demer aan de Hoogbrug en maakt deel uit van de historische verbindingsweg Diest – Lier die in de loop der tijden meermaals van naam veranderde: Schaluyn, Bogardsstraat (1775 en primitief plan 1822), Gasthuisstraat en Mechelsestraat (Poppkaart circa 1850) en Bondgenotenstraat (van 1919 tot 1937). Momenteel bestaat ze te Aarschot uit de volgende straten: de Diestsesteenweg, Diestsestraat en Theo De Beckerstraat ten zuiden van de Demer en de Bogaardenstraat, Gasthuisstraat, Schaluin en Herseltsesteenweg ten noorden van de Demer.
In de middeleeuwen was Aarschot met zijn wekelijkse markt (bekrachtigd in het charter van 1462) en de aanwezigheid van de Demer die de stad van oost naar west doorsnijdt, uitgegroeid tot een belangrijk regionaal handels- en ambachtencentrum waarbij de verbindingsweg Diest – Lier zich ontwikkelde tot één van de meest toonaangevende handelsstraten. Dat het één van de belangrijkste straten in de stad betrof, blijkt onder meer ook uit de naam 'Hoogbrug', waarbij 'hoog' etymologisch verwijst naar 'belangrijk'. Op de kaart van Deventer (1570) is duidelijk te zien dat dit de enige weg van betekenis was in het noordelijke stadsdeel alsook dat deze reeds volledig bebouwd was tussen de Hoogbrug en de stadspoort Schaluin. De woningen, handelspanden en een aantal grotere complexen waaronder het 13de-eeuwse Bogaardenklooster en Sint-Elisabethgasthuis werden enkel doorbroken door veelvuldige 'laken', met als grootste de Bogaardenlaak en Gasthuislaak. Eind 19de - begin 20ste eeuw was het landelijke Aarschot nog steeds een ambachtelijk centrum bekend voor zijn kantwerk, messenmakers, lederbewerking en brouwerijen en werd het straatbeeld gekenmerkt door bepleisterde en witgeschilderde lijstgevels voorzien van fraaie houten winkelpuien met sierlijke uithangborden (zie oude postkaarten). Een beeld dat echter in 1914 voorgoed zal verdwijnen.
Het strategisch belangrijke stadsgedeelte aan de Hoogbrug werd immers bij de Duitse vergeldingsactie in augustus 1914 bijzonder zwaar getroffen, op één pand na brandde de gehele Amer- en Bogaardenstraat af. Dit stelde J. Brunfaut en A. Pladet echter in staat om na de oorlog op deze plaats één van hun ingrijpende stedenbouwkundige projecten daadwerkelijk te realiseren. Naast de aanleg van het Amerplein en de grote trechtervormige monding aan de nieuwe Hoogbrug en de splitsing Amer- en Bogaardenstraat, werden de meeste laken gesaneerd of overwelfd, wandelboulevards aangelegd (Elisabethlaan en Pastoor Dergentlaan) en een groot aantal nieuwe straten ingericht (onder meer de Rumodus Wetzstraat, de Bogaardenlaan, Bekaflaan en Schaluinevest). De Bogaarden- en Bekaflaan, werden ontworpen als brede lanen met voortuintjes en een pleintje ter hoogte van de kruising met de Bogaardenstraat die zelf aanmerkelijk verbreed werd. In november 1920 werden de gedetailleerde rooilijnplannen voor alle nieuwe lanen, straten en boulevards goedgekeurd maar naarmate de voltrekking van de opeisingsperiode naderde, wijzigde het schepencollege herhaaldelijk de inhoud van de uitbreidingsplannen. Zo verkoos men onder meer de nog bestaande woningen op het Amerplein toch niet te onteigenen en er zelfs nog enkele te laten bijbouwen met zicht op het overgebleven plein. Ook de eigenaars in de Bogaardenlaan werden ontslagen van de verplichting een voortuin aan te leggen. De kruising Bogaardenstraat–Gasthuisstraat met de nieuw gelegde Bogaardenlaan–Bekaflaan werd uiteindelijk wel ingericht als een groen pleintje, maar de hoekpanden met voortuin zoals voorzien door A. Pladet en ook zo ontworpen voor zijn hoekpand Bekaflaan nummer twee (zoals te zien op ontwerptekening in bezit van vorige eigenaars), werden uiteindelijk niet gerealiseerd. (Registratie op het kadaster van aanleg trechtervormige monding en Amerplein: 1926/10, 1931/69; Bekaflaan: 1923-24/13; Bogaardenlaan: 1928/9 en 34, 1930/11, 1932/12 en 1933/15).
Ondanks de grondige verwoesting van dit stadsgebied waarbij alleen de schoolmeesterswoning van de stedelijke jongensschool van circa 1884 (Amerstraat nummer vijf) de vernielingen overleefde, kwam de wederopbouw door een gebrek aan definitief vastgelegde rooilijnplannen slechts zeer moeizaam op gang. Eén van de eerste heropgebouwde handelspanden in de Bogaardenstraat was nummer 26, de behangpapier- en verfwarenwinkel van gemeenteraadslid Alphons Uytterhoeven (1862-1947) die daarvoor een beroep deed op de Zwitserse hulporganisatie 'Oeuvre Suisse Belge'. Vermoedelijk wilde hij als lid van de Commissie tot heropbouw van Aarschot en van het Raadgevend Komiteit een voorbeeld stellen dat echter om ongekende redenen in Aarschot geen enkele navolging kende. Vanaf 1920 kwam de wederopbouw van privéwoningen definitief op gang. Op een postkaart van circa 1923 is de hoek Amerstraat en aansluitend de pare zijde van de Bogaardenstraat tot en met nummer 28 volledig heropgebouwd. Enkel de site van het voormalige Bogaardenklooster, in 1839 door de stad aangekocht, is nog braakliggend. Hier richtte de stad in 1924 een Middelbare Jongensschool op bestaande uit een conciërgewoning met aanpalend U-vormig schoolgebouw naar ontwerp van A. Pladet. De school werd ver achter het smeedijzeren hekwerk ingeplant. In 1924 startte de bouw maar het is onduidelijk of het geheel in één keer werd opgetrokken. Volgens stadsarchitect J. Fonteyn heeft hij in 1936 "de open ruimte tussen de klaslokalen en de turnzaal toegebouwd", alsook aan de Bogaardenlaan vier klassen en een overdekte speelplaats naar zijn ontwerp opgetrokken. Het is niet geheel duidelijk wat hij met "toebouwen" bedoelt, zeker is wel dat de volledige U-vormige school met conciërgewoning naar het plan van A. Pladet werd uitgevoerd (bouwaanvraag 27 december 1923). De school wordt pas in 1936 in zijn totaliteit op het kadaster geregistreerd (mutatieschets 1936/57). Op dezelfde mutatieschets wordt nog een tweede school opgetekend achter de bewaarde 19de-eeuwse schoolmeesterswoning. In het laatste kwart van de 19de eeuw sloopte de stad Aarschot aan de rand van de vroegere boomgaard van het Bogaardenklooster enkele kleinere woningen van het klooster om een stedelijke jongensschool te bouwen. De schoolmeesterswoning aan de straat en de klaslokalen achteraan op het perceel werden op het kadaster geregistreerd in 1885 (mutatieschets 10). De klaslokalen werden circa 1935 vervangen door het huidige art-deco-geïnspireerde schoolblok van stadsarchitect J. Fonteyn.
Tot op vandaag bestaat de historiserende wederopbouw, die nog steeds beeldbepalend en dominant aanwezig is in de Bogaardenstraat hoofdzakelijk uit rijkelijk gedecoreerde neotraditionele en neobarokke handels- annex woonpanden aangevuld met een eclectische art-deco-getinte school en een monumentaal, classicistisch en art-deco-geïnspireerd bankgebouw.
De eclectische, neotraditioneel geïnspireerde schoolmeesterswoning is circa 1884 opgetrokken als een onderkelderd breedhuis van drie traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak tussen aandaken (nok parallel aan de straat). De rode baksteenbouw kent een veelvuldige verwerking van blauwe hardsteen voor onder meer de afgeschuinde sokkel, lateien, deelzuiltjes, lekdrempels en decoratieve elementen zoals sluitstenen, consooltjes en pilasters. De lijstgevel met aflijnende fries wordt gemarkeerd door een verhoogde middentravee in risaliet op decoratieve pilasters onder een getrapt dakvenster met rondboogvenster. Onder de ontlastingsboog met trapeziumvormige sluitsteen bevinden zich vereenvoudigde kruis- en kloostervenstersen, en een schouderboogvormige deur met getoogd bovenlicht geeft toegang tot het gebouw. De eenvoudige consooltjes zijn afgewerkt met houten schrijnwerk en een houten kroonlijst. In de rechterzijgevel bevinden zich rechthoekige muuropeningen en ter hoogte van de traphal een rondboog- en getoogd venster. Aan de achtergevel bevindt zich een latere kleine aanbouw. Aansluitend volgen een bakstenen muur op een gelijkaardige afgeschuinde, hardstenen sokkel met vernieuwd hekwerk tussen hoger opgetrokken pijlers op dito sokkel versierd met muurbanden en een verspringende ezelsrug van blauwe hardsteen. Het ijzeren hek werd vernieuwd. (mutatieschets 1885/10 en 1936/57)
De vier handels- en woonpanden werden als één geheel ontworpen door architect Arthur Pladet in 1921 (gevelstenen) in een eclectische wederopbouwstijl met uitgesproken traditionele inslag. Geknikt langwerpig bakstenen volume van twee bouwlagen onder aaneengesloten leien zadeldaken (nok parallel aan de straat) met nog drie fraai uitgewerkte schouwpijpen ter hoogte van Amerstraat nummer één en een zijtrapgevel tussen nummers vier en zes. De lijstgevels zijn zeer verzorgd en decoratief uitgewerkt en worden gekarakteriseerd door een afwisselend spel van pseudotrapgevels en Vlaamse dakvensters opgetrokken uit rode baksteen met veelvuldige verwerking van witte (simili?)steen voor plint, venster- en deuromlijstingen, steigergaten, muurbanden, dekstenen, enzovoort. Op de benedenverdieping bevinden zich korfboogvormige en rechthoekige muuropeningen, al dan niet onder spaarbogen. In het laatste kwart van de 20ste eeuw werd de begane grond van nummers vier en zes aangepast waardoor de afwisselende typologie handelspand - woonhuis werd doorbroken. op de bovenverdieping wordt de gevel versierd door rechthoekige kruisvensters en drielichten en een pittoreske hoektoren ter hoogte van de knik.
Amerstraat 1. Op deze straat bevindt zich een geknikt breedhuis van twee plus één travee onder zadeldak, op de knik gemarkeerd door een fraai uitgewerkte octogonale hoektoren onder leien peerspits die bekroond is door een dakruiter onder ingesnoerde naaldspits met gietijzeren sierelement, en wordt op de borstwering "1921" gedateerd. Op de trapgevel loopt een risalietvormige, brede eerste travee uit, bekroond door een overhoeks topstuk en geopend door rechthoekige vensters. De aanpalend lijstgevel wordt op het gelijkvloers geopend door twee brede korfboogvormige vensters waartussen een schouderboogvormige deur met rondboogvormig bovenlicht, allen onder druiplijst. Binnen de bestaande omlijstingen werd het linker korfboogvenster omgevormd tot deur en de oorspronkelijke deur tot venster, op het stukje plint tussen beide in staat het signatuur 'A. PLADET / ARCHITECTE'. Deels oorspronkelijk en deels vernieuwd houten schrijnwerk. De linkerzijgevel is afgewerkt met een kunststoffen bebording.
Bogaardenstraat 2. Breedhuis van drie traveeën onder vernieuwd leien zadeldak met aan weerszijde verhoogde aanzetstenen. De lijstgevel wordt centraal onderbroken door een pseudotrapgevel op uitgelengde voluten met overhoeks topstuk en een ruitvormige siersteen. Een licht overkragende bovenverdieping bekroont een korfboogfries met kraag- en sluitstenen en gekleurde baksteenmotieven in de spaarvelden. Onder gekoppelde en getoogde ontlastingsboogjes zijn er rechthoekige muuropeningen; op het gelijkvloers werden die verbouwd tot uitstalraam, op de verdieping bevinden zich drie oorspronkelijke kruisvensters. Deels oorspronkelijk en deels vernieuwd houten schrijnwerk siert het gebouw. De voetschraper rechts in de gevel toont aan dat het oorspronkelijk een enkelhuis was.
Bogaardenstraat 4-6. Bestonden oorspronkelijk uit twee afzonderlijke onderkelderde woonhuizen, maar die werden in het laatste kwart van de 20ste eeuw samengevoegd tot één handelspand waarbij de benedenverdiepingen werden aangepast tot sobere, uniforme winkelpuien met neotraditionele omlijstingen. Nummer vier is een breedhuis met vernieuwd leien zadeldak en een behouden rechter zijtrapgevel. De lijstgevel met gevelbreed uitstalraam is bekroond door een decoratieve cartouche met opschrift "DEN AMER", kruis- en kloostervensters op de verdieping en een rondboogvenstertje in het centraal geplaatste dakvenster met trapgeveltje. De huisnaam “Den Amer” is overgenomen van het voorgaande vernielde pand en verwijst naar de loskaai die voor de Eerste Wereldoorlog aan het einde van de Amerstraat was gelegen. Nummer zes is een enkelhuis van drie traveeën onder leien zadeldak met behoud van twee kleine, pittoreske dakkapellen met overkragend leien dakje. De middentravee in risaliet loopt uit op een hoge trapgevel. De deurtravee rechts bezit een barokke kalkzandstenen rondboogdeur met imposten, sluitsteen en druiplijstje waarboven een bolkozijn. Naast de deur, boven een klein rechthoekig venster werd een ruitvormige jaarsteen ANNO 1921 onder druiplijst aangebracht. Op de verdieping kruisvensters die in het middenrisaliet bekroond worden door gekoppelde spaarvelden onder druiplijst. Op de plint 'A. PLADET / ARCHITECTE' gesigneerd.
De Middelbare Jongensschool bestaat uit een aan de straat gesitueerde conciërgewoning met aanpalend dieper gelegen schoolgebouw, ontworpen door architect Arthur Pladet in het begin van de jaren 1920 (bouwaanvraag 27 december 1923). Begin deze eeuw werd de turn- en feestzaal afgebroken. De door R. Peeters gepubliceerde ontwerptekeningen op pagina 82-86 en 95 (PEETERS R. 1994) zijn uit het stadsarchief verdwenen.
Momenteel nog steeds een imposant en beeldbepalend complex bestaande uit een achterin gelegen L-vormig schoolgebouw voorafgegaan door een recent heraangelegde voortuin met bewaard laag bakstenen muurtje, aan de linkerzijde vergezeld van een naar de voortuin georiënteerde conciërgewoning geconcipieerd als een halfopen bebouwing in het verlengde van de huizenrij Amerstraat nummer één - Bogaardenstraat nummers twee, vier en zes. Het geheel is opgetrokken in een eclectische wederopbouwstijl met dominante art-deco-inslag. Een uitzondering hierop vormt van de neotraditioneel opgevatte straatgevel van de conciërgewoning die stilistisch aansluit bij de vermelde huizenrij.
Bogaardenstraat 8: Bestaat uit een gedeeltelijk vrijstaande conciërgewoning op onregelmatige plattegrond van drie en twee traveeën en twee bouwlagen onder gecombineerde zadeldaken (vernieuwde zwarte pannen). Het bouwmateriaal bestaat uit rood-gele baksteenbouw op een zeer lage plint van blauwe hardsteen met fraai uitgewerkte gevels door het gebruik van sierankers, verschillende metselwerkverbanden en similisteen voor onder meer muurbanden, kordons, doorgetrokken lekdrempels en vensteromlijstingen. De naar de voortuin gerichte lijstgevel met dubbelhuisopstand getypeerd door een verspringende vensterordonnantie, rechthoekige erker en overluifelde deur is opgetrokken in eclectische wederopbouwstijl met art-deco-invloed. Dit in tegenstelling tot de neotraditionele straatgevel die wordt gekenmerkt door een smalle lijstgevel in combinatie met een brede tuitgevel geopend door kruisvensters, een drielicht en een rechthoekig zoldervenster. Vernieuwd schrijnwerk met imitatie-kleinhoutverdeling naar oorspronkelijk model, de houten kroonlijst op consooltjes bleef bewaard.
Bogaardenstraat 10: Voormalige Middelbare Jongensschool opgetrokken in eclectische baksteenbouw met art-deco-reminiscenties zoals de decoratieve metselverbanden, glas-in-loodramen en rechthoekige dakkapellen onder plat dak. Het L-vormig ingeplant schoolgebouw bezit twee bouwlagen onder vernieuwde zwarte pannen zadeldaken gevat tussen geknikte tuitgevels met aandaken. De straatvleugel van tien traveeën een weerszijde
Breedhuis van twee traveeën en twee bouwlagen onder een rood pannen zadeldak, opgetrokken in 1921 in eclectische stijl met barokke inslag verrijkt met een eigentijdse erker naar ontwerp van J. Fonteyn. Voor het gebouw werd baksteenbouw gebruikt met verwerking van witte (simili)steen voor de negblokomlijstingen, druiplijsten en decoratieve elementen. Een smalle deurtravee is gecombineerd met een brede venstertravee die uitloopt op een fraaie in- en uitzwenkende barokke geveltop. De pui werd in het derde kwart van de 20ste eeuw volledig aangepast. De bovenverdieping wordt getypeerd door een driehoekige erker onder leien dakje waarboven een rondboogvenster met sluitsteen onder doorgetrokken druiplijst en een vierkant venster. In de voormalige deurtravee een korfboogvenster in vlakke omlijsting. Boven in de geveltop een cartouche met jaartal 1921. Het schrijnwerk is vernieuwd. Er is geen mutatieschets teruggevonden en het door R. Peeters gepubliceerde ontwerp op pagina 130 (PEETERS R. 1994) is uit het stadsarchief verdwenen. Op de ontwerptekening is er in het bovenlicht van de deur een haan te zien, verwijzend naar de naam van de opdrachtgever meneer V. Hahn
Rijkelijk met blauwe hardsteen uitgewerkt bakstenen breedhuis van drie traveeën en twee bouwlagen onder een rood pannen zadeldak, in 1921 opgetrokken in een eclectische stijl met vage traditionele reminiscenties (confer dakvenster onder tuitgeveltje en de muurbanden) maar vooral getypeerd door eigentijdse venster- en deuromlijstingen in blauwe hardsteen en boogvelden met figuratieve tegeltableaus. Opvallend is de zeer decoratieve en gedetailleerde uitwerking van de blauwe hardsteen, onder meer terug te vinden in de vensterbanken, sluit- en kraagstenen, topstuk, balkon en entablement van het deurvenster. De lijstgevel wordt centraal onderbroken door de hoger opgetrokken deurtravee die uitloopt op een dakvenster met pseudo-tuitgeveltje en op de verdieping geaccentueerd wordt door een rechthoekig deurvenster voorafgegaan door een hardstenen balkon met smeedijzeren invulling en bekroond door een verheven segmentboogvormig boogveld op neuten ingevuld met keramiektegels. De muurbanden, de doorgetrokken lateien, de puilijst, de verbonden en getoogde venster- en deurbekroningen op het gelijkvloers en de hoge plint hebben een horizontaliserend effect. Op de verdieping zijn de spiegelboogvormige vensters bekroond door zwak getoogde boogvelden ingevuld met florale en figuratieve keramiektegels. Het oorspronkelijke houten schrijnwerk, op de bovenverdieping met typische roedeverdeling in de bovenlichten, bleef behouden met uitzondering van de deur en de kroonlijst.
Handelspand van twee traveeën en twee bouwlagen onder rood pannen zadeldak, nok parallel aan de straat, opgetrokken in het begin van de jaren 1920 (zie postkaart van circa 1923) in eclectische wederopbouwstijl met barokke inslag. De bakstenen straatgevel op een hardstenen plint is verlevendigd met similisteen en gesinterde baksteen, bestaande uit een smalle deurtravee met lijstgevel geflankeerd door een brede venstertravee in risaliet, uitlopend op een eigentijds geïnterpreteerde halsgevel. De venstertravee met op het gelijkvloers een breed korfboogvenster en op de bovenverdieping rechthoekige pseudo-kloostervensters onder rondboogvormige spaarvelden, zijn ingevuld met geometrische patronen van gesinterde baksteen en een klein halfrond balkon voor het middelste deurvenster. De deuropening is rondboogvormig. De kroonlijst bleef bewaard, het overige schrijnwerk werd recent vernieuwd.
De voormalige bakkerswinkel van Gustaaf Stalmans opgetrokken in het begin van de jaren 1920 (zie postkaart van circa 1923) en gekenmerkt door een unieke neo-Vlaamserenaissance-pui werd afzonderlijk als monument beschermd.
Dubbelhuis van drie traveeën en drie bouwlagen onder pannen zadeldak, nok parallel aan de straat, in 1920 opgetrokken als handels- en woonpand in eclectische wederopbouwstijl waarbij de eigentijdse ordonnantie verrijkt werd met Vlaamse renaissancemotieven. De bakstenen lijstgevel met decoratieve verwerking van similisteen is afgelijnd door een kordon- en een vernieuwde kroonlijst. Boven de vernieuwde pui bevinden zich rechthoekige pseudokloostervensters met geprofileerde lateien, dorpels en stijlen en diamantkopvormige sluitstenen. Ter hoogte van de tweede bouwlaag bevinden zich borstweringen met renaissancecartouches en een balustrade. De boogvelden van het centrale venster van de tweede bouwlaag en van de vensters van de derde bouwlaag zijn ingevuld met geometrische figuren geflankeerd door vissen. Centraal op de gevel pronkt een rolwerkcartouche met opschrift "ANNO 1920".
De twee wederopbouwpanden werden reeds in 1982 samengevoegd (Stadsarchief Aarschot -Bouwaanvraag 10-08-1982) en enkele jaren geleden verbouwd tot één doorlopend bankgebouw op het gelijkvloers met een uitbreiding aan de achterzijde. Hiervoor werden het werkhuis en enkele arbeiderswoningen aan de achterzijde van nummer 26 gesloopt.
Nummer 26: Rijkelijk uitgewerkt wederopbouwpand ontworpen door de Brusselse architect A. Pladet in opdracht van schepen A. Uytterhoeven en circa 1918 opgetrokken met steun van de Zwitserse hulporganisatie Oeuvre Suisse Belge. Hiernaar verwijst de gevelsteen “OSB/1918” met Zwitserse vlag, tussen de tweede en derde bouwlaag. Het breedhuis werd als winkel-woonhuis ontworpen, en bezit van vier traveeën en drie bouwlagen onder een kunstleien zadeldak, met de nok die parallel aan de straat loopt. De eerste drie traveeën zijn uitgewerkt als een op zichzelf staand geheel, bestaande uit een opvallend expressief gevelfront dat is uitgewerkt als een eclectische neo-Vlaamserenaissance-trapgevel met dubbelhuisopstand. Opgetrokken uit rode baksteen op een hardstenen plint is ze voorzien van sierankers en een ruime verwerking van witte similisteen voor onder meer de hoekkettingen, diamantkopvormige sluitstenen, muurbanden, negblokomlijstingen, mascarons, cartouches en decoratieve boogvelden. De opvallende benedenpartij is geritmeerd door smalle pilasters op geprofileerde sokkels en mascarons op de kapitelen en gekoppelde rond- en korfboogvelden boven de rechthoekige deuropeningen, waarin rijkelijk uitgewerkte cartouches prijken met volgende opschriften: "BEHANG PAPIER", "A. UYTTERHOEVEN" en "VERFWAREN". De oorspronkelijke deur werd binnen de bestaande omlijsting vervangen door een venster. De bovenverdieping met klooster- en kruisvensters onder gekoppelde ontlastingsboogjes en in de derde bouwlaag onder rondboogvormige spaarvelden is ingevuld met rolwerkcartouches. Het kloostervenster in de top wordt bekroond door een schelpmotief en geflankeerd door bolvormige gevelstenen met inscriptie "1914" en "1918". Aan de rechterzijde bevindt zich een flankerende smalle deurtravee met een lijstgevel waarachter oorspronkelijk een overbouwde doorgang naar de binnenplaats en het werkhuis liep. De muuropeningen volgen de ritmering van het hoofdpand, de boogvelden bleven echter blind. Bij de verbouwingen werd de deur omgevormd tot vensters. De door R. Peeters gepubliceerde ontwerptekening op pagina 111 (PEETERS R. 1994) is uit het stadsarchief verdwenen, het oorspronkelijke grondplan is terug te vinden in een bouwaanvraag van 10 augustus 1982.
Nummer 28: Sober breedhuis van één brede travee en drie bouwlagen onder kunstleien zadeldak. De bakstenen trapgevel staat op een plint van blauwe hardsteen met sierankers en sporadisch gebruik van witte steen voor muurbanden, vensterstijlen en hoekstenen. De oorspronkelijke winkelpui in similisteen bleef deels bewaard maar werd voorzien van een nieuwe invulling. Op de bovenverdiepingen pseudodrielichten onder licht getoogde spaarvelden, in de top een korfboogvormig venster.
Naar ontwerp van architect A. Pladet (zoals aangegeven op de inscriptie van de deurstijl) in het begin van de jaren 1920 werd dit enkelhuis opgetrokken met twee traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak, in de eclectische wederopbouwstijl met traditionele en barokke inslag. De baksteenbouw werd verlevendigd met een plint en barokke deuromlijsting in blauwe hardsteen en muurbanden, hoekstenen, dorpels, druiplijsten, balusters en steigergaten in similisteen. De gevel wordt gekenmerkt door een smalle deurtravee met bekronend dakvenster uitgewerkt als een trapgeveltje en een brede venstertravee afgelijnd door een bakstenen fries en vernieuwde kroonlijst. Een fraaie barokgetinte rondboogdeur met oculus en een gedrukt rondboogvormig uitstalraam staat onder een druiplijst op de begane grond. Erboven bevinden zich pseudokloostervensters onder getoogd ontlastingssysteem en gekleurde baksteenmotieven in het boogveld, die in de venstertravee werd uitgewerkt als vensterdeur met balustrade. In de top werd een rechthoekig venster gevat in een korgboogvormig spaarveld met sluitsteen en druiplijst. De keldervensters met schouderboogmotief en druiplijst zijn momenteel gedicht. Het schrijnwerk is bijna overal vernieuwd met uitzondering van de kleinhoutverdeling in de bovenlichten van de kloostervensters. (mutatieschets: 1923-24/13)
Gedeeltelijk vrijstaande ééngezinswoning van drie traveeën en twee bouwlagen onder leien zadeldak opgetrokken in het begin van de jaren 1920 in eclectische wederopbouwstijl met traditionele inslag. De bakstenen lijstgevel met enkelhuisopstand staat op een lage plint van blauwe hardsteen voorzien van decoratieve elementen in sismilisteen en gekleurde baksteen. De smalle deurtravee wordt geflankeerd door een uit twee venstertraveeën samengesteld risaliet, en werd tussen lisenen en een bekronend dakvenster uitgewerkt als een trapgeveltje met overhoeks topstuk en bolbekroning. Er bevinden zich rondboogvormige muuropeningen onder een druiplijstje op het gelijkvloers en pseudokloostervensters op de verdieping, in de deurtravee met een decoratief paneeltje op de borstwering en in de venstertravee een driezijdig balkon met vernieuwde hekwerk. Onder het druiplijstje zijn er schouderboogvormige keldergaten. Over heel het gebouw is er vernieuwd schrijnwerk terug te vinden. (mutatieschets: 1923-24/13)
Sterk beeldbepalend en rijkelijk uitgewerkt hoek- en rijhuis als één geheel ontworpen door Arthur Pladet in 1920 in opdracht van meneer en mevrouw Ooms - Frère (confer ontwerptekening in bezit van de vorige eigenaars van Bekaflaan 2). Het eclectische, sterk neotraditioneel geïnspireerd geheel wordt gekarakteriseerd door een imposante trapgevel ter hoogte van de brede afgeschuinde hoek aan weerszijde vergezeld van lijstgevels en brede pseudotrapgevels.
Bekaflaan 2: Ruim, driekwart vrijstaand handels- en woonhuis van één plus één plus drie traveeën en twee bouwlagen onder gecombineerde leien zadeldaken tussen zijtrapgevels. Rode baksteenbouw staat op een geprofileerde sokkel van blauwe hardsteen met typische verwerking van similisteen voor de decoratieve elementen zoals venster- en deuromlijstingen, dek-, aanzet- en sluitstenen, muurbanden, waterlijsten en kroonlijstconsooltjes. Het handelsgedeelte wordt gedomineerd door de brede afgeschuinde hoek met monumentale trapgevel, oorspronkelijk voorzien van vijf slanke overhoekse pinakels (toppinakel gedemonteerd). De begane grond wordt geopend door korfboogvormige etalages en een steekboogdeur met rondboogvormig bovenlicht. Op de verdieping bevinden zich twee- en drielichten, in de frontgevel voorzien van een schouderboogvormige vensterdeur die toegang geeft tot een rechthoekig balkon met smeedijzeren hekwerk en in de top een eigentijds geïnterpreteerd serlianavenster. Het onderkelderde woonhuis wordt gemarkeerd door een pseudotrapgevel in risaliet met op de begane grond twee kloostervensters onder gekoppelde druiplijsten. Rechts daarvan is een korfboogdeurtje eveneens onder de druiplijst. De klooster- en rechthoekige vensters op de verdieping zijn voorzien van geometrische baksteenmotieven in de spaarvelden. De eenvoudige verspringende achtergevel bestaat uit een halve trapgevel en lijstgevels met rechthoekige muuropeningen. In een latere fase werd het woongedeelte uitgebreid met een éénlaags volume van één travee onder zadeldakje dat circa 1987 verlengd werd met een garage. Beide volumes sluiten wat vormgeving en materiaal betreft aan bij het hoofdvolume (Stadsarchief Aarschot -Bouwaanvraag 02-04-1987).
Gasthuisstraat 3: Zeer gaaf bewaard smal handels- en woonpand van één travee onder een leien zadeldak, de nok parallel lopend aan de straat, getypeerd door een intact bewaarde, decoratief uitgewerkte hoog oprijzende trapgevel in eclectische neorenaissancestijl. Baksteenbouw staat op een blauwe hardstenen plint met veelvuldige verwerking van similisteen voor onder meer muurbanden, vensteromlijstingen druiplijsten, steigergaten, dekstenen, enzovoort. Een korfboogvormige pui met verdiept portaal bewaart nog het fraaie decoratieve houtwerk met gebogen glasvlak in het uitstalraam. Licht vooruitspringende bovenverdieping op een bogenfries met consooltjes, horizontaal geritmeerd door druiplijsten en voorzien van een eigentijds geïnterpreteerd serlianavenster in similisteen en een schouderboogvormig dakvenster. Ook hier bleef het houten schrijnwerk met kleinhoutverdeling en glas behouden (mutatieschets: 1923-24/13).
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/24001/102.1, Wederopbouwarchitectuur in Aarschot - deeldossier Amerstraat - Bogaardenstraat: stadsgezicht.
Auteurs: Van Damme, Marjolijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Omgeving Amerstraat en Bogaardenstraat [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301677 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.