Burgerhuis in beaux-artsstijl gebouwd in opdracht van Jos Thijssen-Peeters, naar een ontwerp door de architect Gustave Fierens uit 1911. In opdracht van Thijssen-Peeters ontwierp Fierens tussen 1908 en 1914 minstens een twaalftal burgerhuizen in Antwerpen, telkens bedoeld als vastgoedinvestering. Zoals ook dit pand beantwoorden de meeste van deze huizen aan een standaardtypologie. Een viertal woningen, waaronder de gekoppelde burgerhuizen op de hoek van Markgravelei en Van Putlei en het hoekhuis van Bosmanslei en Jan Van Rijswijcklaan, onderscheiden zich door een voornaam, monumentaal cachet met een sculpturale ornamentiek.
Het ontwerp is representatief voor het vroege oeuvre van Gustave Fierens, wiens carrière omstreeks 1905 een aanvang nam. Van bij de start bijzonder productief, realiseerde de architect vóór de Eerste Wereldoorlog tientallen heren- en burgerhuizen in Antwerpen, vaak ontworpen als eenheidsbebouwing. Daarbij paste hij naargelang het project de beaux-artsstijl of een gematigde art nouveau toe, soms een combinatie van beide, geïnspireerd op eigentijdse Franse voorbeelden. Ongeveer gelijktijdig met de woning Thijssen-Peeters, bouwde Fierens in de De Boeystraat de woning De Groote-Volders, en in 1912 de daarbij aanpalende maar minder gaaf bewaarde woning E.G. Huygens op nummer 9. Tijdens de jaren 1920 en 1930 evolueerde zijn architectuur van een sobere art deco naar een gematigd modernisme. Tot zijn belangrijkste latere werken behoort het sociaal wooncomplex van de huisvestingsmaatschappij Onze Woning uit 1937-1939, met in totaal 205 flats ingeplant op het bouwblok Nationalestraat, Kronenburgstraat, Van Craesbeeckstraat en Willem Lepelstraat. Fierens was als architect actief tot midden jaren 1950.
Met een gevelbreedte van drie traveeën telt de rijwoning vier bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevel heeft een parement uit witte natuursteen, met gebruik van blauwe hardsteen voor de pui. Axiaal van opzet en geleed door kordons, beantwoordt de gevelcompositie aan een klassiek, drieledig schema, opgebouwd uit de geblokte pui, de bel-etage, en twee door kolossale pilasters gemarkeerde bovenverdiepingen. Een rechthoekige erker bekroond door een balustrade met vazen legt de klemtoon op de middenas van de bel-etage. Verder bestaat de opstand uit registers van rechthoekige muuropeningen met een latei op kraagstenen, en rondboogvensters met sluitsteen in de topgeleding. De chutes en medaillons met strikken en guirlandes op de erker, borstweringen en pilasters zijn ontleend aan de Lodewijk XVI-stijl. Een houten kroonlijst op consoles vormt de gevelbeëindiging. Het houten vensterschrijnwerk met typische roeden in het bovenlicht is bewaard, evenals het smeedwerk van de keldertralies; de oorspronkelijk smeedijzeren inkomdeur is vernieuwd.
De plattegrond beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning, die wordt ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen biedt de lage begane grond ruimte aan een suite van twee kantoren en de keuken met office. De plattegronden van de bovenverdiepingen, met de ontvangst- en slaapvertrekken ontbreken in het bouwdossier.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1911#2089 (woning Thijssen-Peeters), 1912#480 (woning E.G. Huygens).