De loopgraaf langs de Herentalsesteenweg bevindt zich het dichtst bij het Albertkanaal. Aangelegd op een natuurlijke hoogte die deel uitmaakt van de heuvelrug tussen Herentals en Kasterlee, biedt ze een uitstekend zicht op de overzijde van het kanaal. De constructie is vrij breed en op sommige plaatsen tot 1,20m diep. De totale lengte bedraagt ongeveer 150m. Ook in de jaren 1930 lag deze site onder bos. Heden gemengd bos, met o.a. beuk.
Op het grondgebied van Grobbendonk bevinden zich verschillende (kleine), verspreide sites van loopgraven. Voor zover ons bekend liggen ze allemaal ten zuiden van het Albertkanaal, op relatief korte afstand van het kanaal. Daarom wordt vermoed dat de aanleg van de loopgraven te maken heeft met het bevrijdingsoffensief van de Tweede Wereldoorlog. In september 1944 raakten Duitse en geallieerde troepen bij het Albertkanaal met elkaar slaags. Het kanaal vormde daarbij de grens tussen de noordelijk gelegerde Duitse militairen en de in het zuiden gestationeerde geallieerde troepen.
Al tijdens het interbellum was het Albertkanaal, geconstrueerd tijdens de depressiejaren van 1930, door het Belgisch leger tot een verdedigingslinie met bunkers uitgebouwd. Die maakte deel uit van de Dekkingstelling tussen de steden Antwerpen, Luik en Namen, gericht tegen een mogelijk offensief vanuit Duitsland. Het kanaal kon in militaire termen als een uitstekende hindernis tegen oprukkende landtroepen en tanks dienen. Hoewel bunkers het hoofdbestanddeel van de Dekkingstelling vormden, werden in de tussenliggende delen ook wel eens loopgravensystemen aangelegd. De loopgravenrestanten van Grobbendonk zouden dus ook uit de periode van het interbellum kunnen dateren. Over de precieze datering, interbellum of 1944, is weinig bekend.
De andere loopgraven zijn te vinden langs de Sperwerlaan, in het parkbos van het Goorhof en langs de Capuynestraat.
- Mondelinge informatie verkregen van Willy Vercammen en Ferdi Jacobs (10 december 2015).
- JANSSEN E. 2004: Dekkingstelling Albertkanaal: de bunkers tussen Kanne en Briegden, in Vesting, 2004/4, 2-10.