erfgoedobject

Woning Eugeen De Bock

bouwkundig element
ID
301977
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301977

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Woning Eugeen De Bock
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Modernistische woning met voortuin opgericht in 1941 in opdracht van Eugeen De Bock naar ontwerp van Eduard Van Steenbergen. Eugeen De Bock (1889-1981) was auteur, uitgever, promotor van het boek in Vlaanderen en de Nederlandse taal, en actief in de Vlaamse Beweging. Hij huwde in 1916 met Irma Lambrechts (1888-1956), en schreef biografieën van Hendrik Conscience en Lode Baekelmans, geschiedkundige werken, essays en studies met de focus op de Vlaamse letterkunde en de boekhandel in de Nederlanden. In 1912 trad De Bock in dienst van de Antwerpse Stadsbibliotheek, en legde mee de basis voor het latere Archief en Museum van het Vlaamse Cultuurleven, het huidige Letterenhuis. Hij richtte in 1919 uitgeverij “De Sikkel” op, die onder zijn leiding (tot 1954) zou uitgroeien tot één van de meest invloedrijke uitgeverijen van Vlaanderen. In 1920 nam De Bock het initiatief tot “Ruimte”, het avant-garde-tijdschrift van het Vlaamse expressionisme. Hij was mede-oprichten van de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen, en droeg in 1932 bij tot de organisatie van de eerste volwaardige Boekenbeurs in Vlaanderen. In 1949 verscheen zijn belangrijkste naslagwerk “De Nederlanden. Overzicht van de geschiedenis, de beeldende kunsten, de bouwkunst en de letterkunde”. In 1952-1953 volgden nog de uitgave van het progressieve literaire tijdschrift “Tijd en Mens”, en in 1956 de oprichting van het tijdschrift “Spiegel de Letteren”. In 1934-1935 had Van Steenbergen voor De Bock al een vakantiewoning met zwembad en blokhut tot stand gebracht, de villa “De Reiger” aan de Berkendreef in Heide-Kalmthout.

De Antwerpse architect Eduard van Steenbergen is één van de vooraanstaande Belgische modernisten. Geschoold in de ambachtelijke bouwtraditie, startte hij zijn praktijk in 1921 met de oprichting van een aantal stedelijke woningen in de geest van Arts & Crafts en aan de Amsterdamse School en Hendrik Petrus Berlage refererende stedelijke panden. Geïnspireerd door het stedenbouwkundige gedachtengoed van Raymond Unwin ontwikkelde hij een sobere maar doorleefde baksteenarchitectuur met eenvoudige, functionele plattegronden en een uitgewerkte interieurinrichting (glas in lood, meubilair). Een hoogtepunt uit zijn oeuvre is de huizengroep aan de Volhardingstraat uit 1932, een rustig geheel met zorgvuldig geaccentueerde baksteenvolumes rond een gemeenschappelijk parkje. De woning De Bock behoort tot zijn latere productie.

Van Steenbergen maakt in oktober 1940 een onuitgevoerd voorontwerp. Het gaat om een drie bouwlagen hoge constructie met L-vormig grondplan onder platte daken, die een voor- en ruimere achtertuin afbakent. De langsbouw aan straatzijde herbergt de leef- en slaapkamers, de keuken en badkamer situeren zich achteraan. Kenmerkend zijn het dynamische plan met verspringende bakstenen volumes, hoge schouwmassieven, de quasi over de volledige bouwhoogte opengewerkte achtergevel en de voorziening van een ruim dakterras waarop een werkruimte uitgeeft.

Een volgend ontwerp, opgemaakt door Van Steenbergen in februari 1941, is wel uitgevoerd. De aanpassing is wellicht mee bepaald door gewijzigde voorschriften aangaande de bouwdiepte. Het betreft opnieuw een drie bouwlagen hoge constructie met L-vormig grondplan onder platte daken, uitgevoerd met een gewapend betonskelet. Het grondplan werd in feite 90° gedraaid ten aanzien van het voorontwerp. De langsbouw van het voorontwerp is vervangen door een dwarsbouw die tegen de éénheidsbebouwing van Smekens is aangebouwd en waarvan de voorgevel zich op 4 meter van de straatzijde bevindt. In regel met de stedelijke voorschriften, is op 10 meter van de rooilijn een aanbouw voorzien. Hierdoor komt de nadruk op een diepe voortuin te liggen, aansluitend op het Rockoxplein. De ruime achtertuin van het voorontwerp wordt zodoende herleid tot een ommuurde binnenkoer, deels betegeld met een gaanpad en omzomende begroeiing. De voortuin moest afgesloten worden door middel van een doorzichtig kunsttraliehek in ijzer, koper of brons, met uitsluiting van gietijzer en gevlochten draad. Met een maximum hoogte van 1,50 meter moest het rusten op een grondmuur van hardsteen, graniet van ’t Noorden of porfier. Pilasters dienden uitgevoerd te worden in hetzelfde materiaal. Vanaf het Rockoxplein, gelegen in het verlengde van de Van Varickstraat, is een toegang van 2,5 meter breedte tot de inkom en de vooruitgeschoven garage. De hofmuren zijn gemaakt in rode brikken, gevoegd langs beide zijden en afgedekte met geverniste of verglaasde muurkappen.

Waar het voorontwerp een meer plastisch uitgewerkte constructie voorzag, opteert Van Steenbergen uiteindelijk voor strakkere balkvormige volumes, waarbij de voorbouw hoger is uitgewerkt. De gevels vertonen een eigenzinnig ontwerp met een drieledige opbouw. De opstand heeft een parement in Boomse klampsteen, uitgevoerd in Vlaams verband, op een sokkel van glazuurstenen in tegelverband, met een dieper liggende lintvoeg zonder stootvoeg. Opgevat als een moderne interpretatie van het klassieke mansardedak is de tweede verdieping uitgewerkt met een decoratieve band van afwisselend in tegel- en Vlaams verband gemetste bakstenen, benadrukt door een uitkragende natuurstenen waterlijst. Kenmerkend is het spel van gesloten en open vormen met een bijzondere aandacht voor de relatie tussen binnen en buiten. Zo is het gelijkvloers van de voorbouw opengewerkt met over de hoek doorlopende buitenbeglazing met langgerekte bovenlichten, die het transparante, op de straat, het park en de voortuin gerichte karakter van de rookkamer markeert. De nagenoeg blinde zijgevel vormt hiermee een treffend contrast, gecounterd door het bandraam op de bovenverdieping, dat een maximaal zicht op het groene Rockoxplein biedt. De relatie met dit plein komt het sterkst tot uiting ter hoogte van het overdekte dakterras in de linker flank van het pand, met brede langgerekte openingen benadrukt door een omlopende natuurstenen lijst, in functie van een panoramisch zicht. Een treffend contrasterend accent is de natuurstenen waterspuwer in het onderliggende gevelvlak. Op de eerste verdieping zijn eerder traditionele, brede vensters voorzien, wel met asymmetrische roedeverdeling en natuurstenen dorpels Het metalen vensterschrijnwerk lijkt bewaard gebleven. Ook de afsluiting is grotendeels intact met nog aanwezige fraaie metalen toegangspoort. Aan rechterzijde is de bovenbouw vervangen door buisleuningen. Verder zijn de vlakke garagepoort met flankerend opengewerkt metalen tuinpoortje én de voordeur met sobere handgrepen behouden. Ook de afzonderlijke beglaasde toegang tot de rookkamer met karakteristieke kruisvormige roedeverdeling is bewaard gebleven. Daarnaast vertoont de zijgevel een betonnen sokkel, waarop recent een bronzen naaktfiguur is geplaatst. Eertijds sierde een sobere stenen sculptuur door de beeldhouwer Adriaan Martens hier het gevelvlak. Vandaag is de voorhof afgeschermd met een haag. Het open terras is opgeofferd en van vensters voorzien. De achtergevel is slechts doorbroken door twee smalle bandramen in de dwarsbouw. In de aanbouw is een langgerekt verticaal venster met bekronend metselwerk in waaierverband, ter verlichting van de traphal. In functie hiervan zijn in het interieur van de traphal halfronde uitsparingen met metalen borstwering voorzien ter hoogte van de bordessen Wellicht is het oorspronkelijk gekleurd glasraam, een karakteristiek gegeven in de woningen van Van Steenbergen, nog bewaard. Hier is het uitgewerkt met florale motieven. Een tegengewicht komt tot stand in het hoge schouwlichaam aan de scheimuur met het complex van Smekens.

De bouwplannen geven aan dat het ging om een onderkelderde woning, waar centraal een schuilplaats tegen luchtaanvallen was ingericht. De dwarsbouw herbergt een rookkamer en een eetkamer. De toegang, vestibule en traphal bevinden zich in de oksel van het gebouw. Van hieruit worden de garage, kleedplaats, keuken en achterkeuken ontsloten. De verdiepingen zijn minder diep opgebouwd volgens een zuiver L-vormig grondplan. De traphal wordt op de eerste verdieping geflankeerd door een logeerkamer en een badkamer met toilet waarachter een nachthal toegang geeft tot twee slaapkamers in de dwarsbouw. Op de tweede verdieping geeft de traphal uit op een volledig opengewerkt niveau. Aan de zijde van het Rockoxplein is een betegeld overdekt terras met panoramisch zicht, terwijl aan de overzijde een werkkamer (studio) is ingericht die de volledige dwarsbouw inneemt. Ook hier is de horizontale beleving treffend uitgedrukt door de aanwezigheid van één hoekvenster in de voorgevel, in het verlengde van de als bandraam opengewerkte zijgevel. De leefvertrekken zijn verfraaid met parketvloeren met kepermotief terwijl de inkomhal, de badkamer en keuken betegeld zijn. Verder zijn hoge houten lambriseringen, wandhoge bibliotheekkasten en decoratieve bakstenen schouwmantels met kachels voorzien. Wellicht had Van Steenbergen ook losse meubels voorzien.

  • Architectuurarchief Vlaanderen, Archief Eduard Van Steenbergen. Dossier woning De Bock.
  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 18#13895.
  • LAUREYS D. 2003: Van Steenbergen, Eduard, Repertorium van de Architectuur in België, 586-587.
  • VAN DEN BERGHE V. 1955: Eduard Van Steenbergen. Bouwmeester en binnenhuiskunstenaar (1889-1952), Antwerpen, 28, ill. 264-271.

Auteurs: Van den Borne, Steven
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woning Eugeen De Bock [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301977 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.