Burgerhuis met voortuin uit 1935 naar ontwerp van architect Rob Van der Aa. Het pand is gebouwd in opdracht van het Jos Vingerhoets. Naast de aanpalende woning Van de Wiel, realiseerde Van der Aa eerder nog een aantal burgerwoningen te Brasschaat zoals de villa “De Tegel” (Door Verstraetelei 12, Brasschaat). Van der Aa realiseerde deze woning in 1930, waarmee hij in 1932 de prestigieuze Prijs Van de Ven in de wacht sleept. Het ontwerp toont de invloed die via de Nederlandse architect Willem Marinus Dudok uitging van het werk van Frank Lloyd Wright en de Prairie School. Later in de jaren 1930 evolueerde de architect naar een zakelijk modernisme, waarvan de aanpalende woningen Van de Wiel en Vingerhoets representatieve voorbeelden zijn.

De rijwoning is drie bouwlagen hoog onder plat dak. De opdrachtgever vroeg Van der Aa om de woning op te richten in dezelfde stijl en materialen als de aanpalende woning Van de Wiel. De bouwplannen tonen in navolging hiervan een voortuinomheining op een sokkel in blauwe hardsteen met een doorzichtig ijzeren traliewerk en schuifpoort. Anders dan bij de aanpalende woning kiest Van der Aa hier voor een pui met hardstenen bekleding. Deze is ingedeeld met een toegangsdeur die geflankeerd wordt door een patrijspoort, ter verlichting van het achterliggende toilet, en een breed venster ter markering van de zitkamer. De met witte natuursteenplaten beklede bovenbouw is opengewerkt op de eerste verdieping met een asymmetrisch geplaatst ruim venster en twee liggende vensters links daarvan, in functie van de badkamer. De tweede verdieping is voorzien van een laag bandraam, waarachter de slaapkamers gesitueerd zijn. Aansluitend op het aanpalende nummer 45, is de lijstgevel afgezoomd met een arrière-corps van telkens één strek gele, platte parementsteen in tegelverband waarboven een verhoogde dakrand in halfsteens verband. Deze zijn onder en boven afgedekt en voorzien van twee rijen ritmerende spuwers, die volgens de bouwplannen uitgevoerd zijn in schaliesteen. De vensterdorpels zijn voorzien in wit vergleisde tegels. Vandaag is alle deur- en vensterschrijnwerk zwart geschilderd. De tweeledige, beglaasde metalen voordeur met horizontale registers en fraaie, vermoedelijk in messing uitgevoerde deurknoppen, is bewaard gebleven. Het vensterschrijnwerk, oorspronkelijk wellicht uitgevoerd in staal, is grotendeels vervangen, uitgezonderd de patrijspoort en de uit teakhout vervaardigde omlijsting van het bandraam op de eerste verdieping. De achtergevel is afgewerkt in baksteenparement met zijdelings aangebrachte patrijspoort op elke verdieping, ter verlichting van de was- en badkamer.

Volgens de bouwplannen is de woning volledig onderkelderd, onder meer voorzien van een wasplaats en wijnkelder. Op het gelijkvloers geeft de inkom met vestiaire en wc toegang tot een zijdelings ingeplante traphal waarrond een zitkamer en eetkamer georganiseerd zijn. Deze laatste geeft samen met de keuken uit op een terras, alwaar een overdekte buitentrap naar de onderliggende wasplaats leidt. Deze is van daglicht voorzien door middel van een strook glasdallen. De verdiepingen zijn ontsloten vanuit de traphal, waarrond op de eerste verdieping een badkamer en drie slaapkamers georganiseerd zijn. De grote slaapkamer aan straatzijde is gescheiden van de achterliggende kamer door een centrale linnenkamer, in het verlengde van de traphal. De tweede verdieping heeft een zelfde indeling, zij het dat hier een extra (slaap)kamer in plaats van een badkamer én een bergruimte ter vervaging van de linnenkamer is ingericht. In de traphal is de tegelvloer in blokverband, de wandhoge houten lambrisering en de slingertrap met buisleuning bewaard gebleven. Ook de marmeren vloeromlijsting, deur- en vensterdorpels (Sainte-Anne en Bleu Belge) zijn net als de parketvloer in keperverband in de leefruimte behouden. Verder zijn ook de binnendeuren en oorspronkelijk hang- en sluitwerk nog aanwezig.