In kern 19de-eeuws polderhuis met rode bakstenen lijstgevel versierd met tegelfriezen boven de muuropeningen, een ornamentiek die typisch is voor Berendrecht.

Naast deze dorpswoning met mogelijk tot 1851 opklimmende kern, was vanaf 1861 een schrijnwerkersatelier gelegen. Woon- en werkhuis werden tussen 1893 en 1919 in verschillende fasen ingrijpend aangepast. Het ten noorden van het woonhuis gesitueerde atelier is omstreeks 1957 gesloopt.

Het langshuis bestaat uit vier traveeën en één bouwlaag waarboven zadeldak. De voorgevel is omstreeks 1919 aangepast, wanneer schrijnwerker Jacobus Evarist Michielsens-Gabriels het woon- en werkhuis grondig verbouwde. De zuidelijke zijgevel met gedichte vensteropeningen getuigt daarentegen nog van de 19de-eeuwse kern.

De voorgevel met decoratief baksteenmetselwerk heeft knipvoegen en een geschilderde cementpleisteren plint. Het metselwerk is bijgekleurd in rode baksteenkleur; ter hoogte van de rollaag van de steekboogvormige openingen en de omlijsting van verdiepte panelen is afwisselend een gele en bruine kleur aangebracht. De hardstenen vensterdorpels waarin nog de sporen van de verwijderde luiken zichtbaar zijn, hebben geprofileerde bakstenen borstweringen. Het houten venster- en deurschrijnwerk en de kroonlijst op klossen zijn vervangen door exemplaren in pvc, waarbij ook de dakpannen vervangen zijn door kunstleien en een nieuw dakvlakvenster is ingebracht. De tegelfriezen zijn ingevuld met verzorgde, veelkleurige geglazuurde tegels met vierpasmotief. Onder de kroonlijst bevindt zich een meanderfries in geelgekleurde baksteen.