Het polderhuis van een bouwlaag en drie traveeën is opgetrokken omstreeks 1903 voor Jan-Louis Mattheussens, brouwersgast, die het in 1905 reeds verkoopt aan Petrus-Frans Matheussens, zonder beroep.

Het dubbelhuis met gecementeerde plint heeft een centrale toegang geflankeerd door twee vensteropeningen. De knipvoegen in het bakstenen metselwerk geven aan dat de gevel oorspronkelijk niet geschilderd of bepleisterd was. In de vensteropeningen met dorpels van gefrijnde blauwe hardsteen zijn het oorspronkelijke houten vensterschrijnwerk en de luiken met beslag bewaard. Deze werden reeds voor 1991 gevernist. De tegels in de verdiepte panelen boven de venster- en deuropeningen en de houten kroonlijst zijn verwijderd. Meer recent zijn ook de dakpannen vernieuwd.

De zijgevels van het oorspronkelijk vrijstaande woonhuis huis hebben zolderopeningen met vervangen schrijnwerk. Tegen de westelijke zijgevel is een cementpleister aangebracht; tegen de oostelijke zijgevel met op de begane grond een oorspronkelijke, smalle vensteropening en houten schrijnwerk is een terugspringende garage aangebouwd.