De geplantsoeneerde Brugse vesten vormen een zeldzaam en gaaf bewaard voorbeeld van een 19de-eeuwse wandelpromenade aangelegd bovenop de oorspronkelijke stadsverdedigingsstructuren. Ze omringen de historische binnenstad met een eivormig tracé.
Historiek
De tweede stadsuitbreiding
De Brugse stadsvesten komen tot stand tijdens de tweede stadsuitbreiding (1297-1300) rond de historische binnenstad. De economische welvaart van de tweede helft van de 12de en de 13de eeuw leidt tot een bevolkingstoename binnen de eerste kern en ook erbuiten. In deze nieuwe wijken vestigen zich enkele bedel- en andere religieuze orden en gemeenschappen: ze vinden er nog voldoende ruimte voor hun gebouwen en tuinen en voor het uitoefenen van hun apostolaat. Door de lage grondprijzen en de speculatie komt hier een armere bevolking terecht. De tweede omwalling omsluit reeds bestaande nederzettingen en instellingen, die verder zullen uitgroeien op gedifferentieerde wijze.
De nieuwe versterking, oorspronkelijk met een dubbele gracht en een aarden wal met een houten palissade, volgt grosso modo het eivormige tracé van de eerste omwalling. Aanvankelijk wordt de middeleeuwse omwalling afgegrendeld door negen poorten, waarvan er vijf dienst doen als vooruitgeschoven posten van die van de eerste omwalling. Omstreeks 1328 worden ze afgebroken, na de nederlaag tijdens de conflicten met Frankrijk in 1305. Later zullen er in Brugge Zuid van de vroegere vier twee poorten worden herbouwd: de Gentpoort in 1361-1363 en de Smedenpoort in 1367-1368 en gedeeltelijk in 1615. Tussen 1367 en 1368 wordt de Poertoren opgericht, samen met zijn tegenhanger aan de oostzijde flankeert hij de oorspronkelijk houten Minnewaterbrug die de Begijnen- en de Katelijnevest verbindt.
Op de tweede omwalling worden, zoals ook elders gebruikelijk, verschillende windmolens opgericht. Naar verluidt waren er voor de hele stad steeds een 25- tot 30-tal molens boven op de vesten in werking. Voor de watervoorziening wordt aangesloten bij de grachten van de omwalling, die als reservoir worden gebruikt. In Brugge Zuid ligt een dergelijke inlaatpunt bij de Koepoort, aan de achterkant van het begijnhof. Vanaf het laatste kwart van de 14de eeuw worden de stadsleidingen voorzien van water dat wordt opgeschept uit de grachten door een waterscheprad aangedreven door paarden en ondergebracht in het (oude) Waterhuis dat gelegen is tussen de Boeverie- en de Smedenpoort.
Bastioneren naar Frans model in de 17de eeuw
Na een tijdelijke ontmanteling van de stadsversterking in de loop van de 14de eeuw, ten tijde van de conflicten met Frankrijk, blijft de tweede omwalling, op onderhoudswerken na, onaangeroerd tot er in de loop van de 16de eeuw een aantal aanpassingen worden aangebracht, conform de nieuwe krijgsvoering. Het uiteindelijke bastioneren naar Frans model zal pas worden uitgevoerd vanaf 1614, tijdens het Twaalfjarig Bestand. Tussen 1614 en 1626 werden in de binnenvestinggracht bastions uitgebouwd, terwijl vanaf 1635 in de buitenvesting een tweede gordel van bastions en ravelijnen verscheen.
Aanleg van de wandelpromenades
In 1782 werd beslist om de stadswallen die toen geen strategische functie meer hadden, te ontmantelen. Bij het begin van de 19de eeuw werden de eerste schuchtere pogingen ondernomen om de vesten in te richten als wandelweg. De druk om de stadsvesten af te graven en om te vormen tot boulevards werd weerstaan. In 1853 werd ter hoogte van de Gentpoortvest het eerste ontwerp voor een herinrichting van de stadsvesten tot groene wandeling goedgekeurd en uitgevoerd. Tussen 1853 en 1915 zouden nog meerder ontwerpen en realisaties volgen. De doorzetting van het plantsoeneringsidee viel nagenoeg samen met het systematisch verwijderen van de windmolens op de stadsvesten die door de opkomst van de stoommaalderijen stilaan overbodig werden.
Voor de aanleg van de wandelpromenades werd beroep gedaan op toonaangevende tuinarchitecten zoals de Leuvense landschapsarchitect E. Rosseels en de Gentse landschapsarchitect H. Van Hulle, die in de loop van de 19de eeuw bekend werden als ontwerpers van onder meer stadsparken in landschappelijke stijl. De geplantsoeneerde vesten bewaren een bijzondere collectie aan parkbomen en parkboomgroepen met diverse zeldzame soorten en cultuurvariëteiten, aangeplant vanuit een bewuste vormentaal met aandacht voor esthetische kwaliteiten.
Beschrijving
De ringvormige vestingstructuur met nog aanwezige stadspoorten en deels bewaarde stadsmuren ter hoogte van de Katelijnevest vormt een uniek en uitzonderlijk onderdeel van de stedelijke verdedigingswerken die werden uitgevoerd tussen 1297 en 1406.
De bebouwing is het resultaat van het bouwen en verbouwen door de eeuwen heen en vormt bovendien een staalkaart van verschillende architectuurstijlen en -types vanaf de 15de eeuw tot de 20ste eeuw. Naast vier stadspoorten en vier windmolens, worden ook een stadsgrenssteen, een poertoren, een watertoren, twee waterhuizen, een sas met waterreservoir, twee stuwen, een bargehuis, een torenrestant met ijskelder en enkele stadsmuren en bruggen onderscheiden. Divers straatmeubilair onder de vorm van zitbanken, lantaarnpalen, gietijzeren afsluitingen en een tweetal standbeelden, bleef eveneens bewaard.
Ter hoogte van de Boeverievest, de Smedenvest en nabij de Ezelpoort bevinden zich aansluitende gevelrijen, gevormd door een aaneenrijging van eenheidsbebouwing langs de Singel – Buiten Boeverievest (Sint-Andries), waardevolle beluikhuisjes en eenheidsbebouwing met (rijk) geornamenteerd profiel langsheen de H. Consciencelaan en de G. Gezellelaan.
Nabij de Boninvest en de Smedenvest bevindt zich industriële en utilitaire bebouwing onder de vorm van dienstgebouwen en opslagruimten van de vroegere stedelijke ruim- en reinigingsdienst en de bedrijfsgebouwen van de voormalige katoen- en wolweverij Vanden Reeck. Ter hoogte van de voormalige Katelijnepoort bevinden zich twee handelspanden en ter hoogte van de Smedenpoort één handelspand, telkens met kenmerkende gevels.
Landschappelijke elementen zoals de plantsoenen (parkboomgroepen, heestermassieven en solitaire bomen, bomenrijen, gazons en bloemperken), open watervlakken (inclusief enkele aangespoelde cijnsgronden ter hoogte van de Smedenvest) en grachten bepalen verder het huidig karakter van de geplantsoeneerde stadsvesten.
- Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/31005/126.1, Brugge: geplantsoeneerde stadsvesten (GILTÉ S. & HIMPE K., 2015).
- GILTÉ S., VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. 2004: Brugge - middeleeuwse stadsuitbreiding zuid [online], https://id.erfgoed.net/themas/14697 (geraadpleegd op 17 februari 2016).