Homogeen woningrijtje bestaande uit vier burgerhuizen van hetzelfde type in neoclassicistische stijl, opgetrokken tussen 1896 en 1900. Als eerste kwam in 1896 het nummer 18 tot stand, in opdracht van de heer De Belder gebouwd door de aannemer (?) F. Celis. Later dat jaar volgde het aanpalende nummer 16, in opdracht van de heer J.B. Van Raebroeckx gebouwd door de aannemer Frans Constant Lixon-Van Zurk. Het nummer 14 naar een ontwerp door de architect Charles De Roeck, met de heer W. De Volder als bouwheer dateert van 1897. De jeneverstoker Jules Meeûs (1843-1909), echtgenoot van barones Emma de Vicq de Cumptich (1839-1917), die een hotel betrok aan de Grotesteenweg met koetshuis aan de Kardinaal Mercierlei, liet in 1900 het nummer 20 optrekken, naar een ontwerp door zijn huisarchitecten Jean Baptiste en Emile Vereecken.

Met een gevelbreedte van elk drie traveeën omvatten de rijwoningen twee bouwlagen onder een mansardedak met dakkapellen. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels, met schrijnvoegen op de begane grond, rusten op een plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst, legt de compositie telkens de klemtoon op het middenrisaliet. Dit laatste wordt in de middelste twee panden (nummers 16 en 18) gemarkeerd door een balkon met consoles en (gebuikte) gietijzeren borstwering, en bekroond door een dakkapel met fronton. Het linker pand (nummer 14) accentueert het middenrisaliet door een rankwerkdecor, een entablement en een driehoekig fronton op consoles. In het rechter pand (nummer 20), vormen de doorgetrokken balustrade en de dakkapel met driehoekig fronton extra accenten. Verder zijn de met een klassiek hoofdgestel afgewerkte opstanden opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen, op de bovenverdieping met geriemde omlijsting en bewerkte borstwering. Het houten schrijnwerk van de inkomdeuren en vensters is nagenoeg integraal bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies en de gietijzeren voetschrapers; vernieuwde deur op nummer 18, dat zich onderscheidt door zinken oeils-de-boeuf.

De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.