Deze ruime burgerwoning in een bij het regionalisme aansluitende cottagestijl werd in 1929 ontworpen door architect Pol Berger voor Hubert Helbraeth, wonende in Sint-Mariaburg in de Molenweg 14.
De woning is typerend voor het oeuvre van architect Berger, die zich tijdens het interbellum zowel richtte op de wederopbouw met ontwerpen voor hoeves en sociale woningbouw, als op de bouw van villa’s en burgerhuizen voor de gegoede burgerij. In al zijn ontwerpen uit die periode, ook in deze woning op de Venneborglaan, is de invloed van zowel de Duitse moderne architectuur als van de rurale bouwkunst afleesbaar. Een paar jaar eerder tekende Berger de Landbouw- en Huishoudschool voor meisjes, die vlakbij gelegen was langs de Turnhoutsebaan in Deurne.
De woning sluit ook aan bij de homogene bebouwing in het in de jaren 1920 aangelegde zuidelijke deel van de Venneborglaan. Aan weerszijden van de met bomenrijen afgezoomde middenberm zien we grote burgerhuizen in een pittoreske bouwstijl, allemaal met een voortuin en met vaste gevelelementen zoals topgevels en erkers. Dominante bouwstijlen zijn de art deco en de cottagestijl, waarop dit ontwerp een variatie is. De afsluiting van de voortuin werd mee ontworpen door Berger en is bewaard: op een lange bakstenen plint, tussen dito pijlers, is een eenvoudige ijzeren afsluiting geplaatst.
De brede woning telt drie traveeën en twee bouwlagen onder pannen zadeldak. Geel bakstenen parement op plint van rode baksteen. De gevel is tweeledig: de venstertravee rechts met hoge driezijdige bakstenen erker en puntgevel neigt naar een vrij klassieke aanpak van de cottagestijl. De erker heeft rechthoekige ramen met roedeverdeling in de bovenlichten en een met leien bekleed schilddak; centraal natuurstenen muurdam met decoratief element dat verwijst naar de Duitse burgerlijke architectuur uit die tijd. In de geveltop een drielicht met natuurstenen tussendorpels; boordpannen lijsten de geveltop af, versierd met een kleine voluut aan de basis.
In de poort- en deurtravee links is de invloed van de Duitse architectuur duidelijk af te lezen in het gebogen bovenlicht van de deur en in de landelijke vormgeving van de rondboogpoort, met rode bakstenen rollagen, houten paneeldeuren met zware hengsels en gekrulde smeedijzeren tralies aan de bovenlichten. Dit smeedwerk wordt herhaald in de borstwering van alle vensters en in de kleine venstertjes boven de poort. Op de verdieping van dit geveldeel een drielicht in natuurstenen kozijn. De overkragende kroonlijst boordt de gevel af; erboven een groot dakvenster.
De tweeledige aanpak van de gevel vertaalt de opdeling van het interieur. In rechter helft, de venstertravee, een enfilade van salon en eetzaal, uitgevend op een terras. Links een garage en een inkom, waarachter zich de traphal bevindt, evenwijdig met de voorgevel. In de hal een toilet en toegang tot de grote eetzaal en tot de keuken die grenst aan de tuin. Grenzend aan de keuken een kleine achterbouw met onder meer een toilet. Deze plattegrond sluit aan bij de klassieke enkelhuisindeling die we kennen voor de stedelijke rijwoning sinds de 19de eeuw, maar integreert garage en keuken als evenwaardige leefruimtes op de begane grond. Op de eerste en op de zolderverdieping, telkens drie kamers rondom de traphal, met op de eerste verdieping een badkamer achter de trap en een terras voor de slaapkamer aan tuinzijde.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 329 # 5077.