De Borgerhoutse architect Albert Campioni ontwierp in 1935 dit burgerhuis in een neotraditionele, aan de cottagestijl en het regionalisme gerelateerde bouwstijl. Opdrachtgever was Borgerhoutenaar Ed. Deckers-Du Mon, uit de Hogeweg 60.

Van Albert Campioni, vooral werkzaam tijdens het interbellum in en rond Borgerhout, vinden we bouwdossiers terug van 1922 tot 1951, het jaar voor zijn overlijden. Hij ontwierp een reeks appartementsgebouwen in een eenvoudige art deco. Voor deze ruime burgerwoning aan het Rivierenhof koos hij een meer historiserende aanpak, aansluitend bij het architecturale beeld dat men bij de ontwikkeling van de Ter Rivierenwijk voor ogen had.

De half vrijstaande burgerwoning telt twee traveeën en twee bouwlagen onder leien schilddak, met in elk dakschild een houten dakkapel. De ruime voortuin is nog deels afgesloten met het originele art-decohekwerk. De gevels hebben een bruin bakstenen parement met rijkelijk gebruik van contrasterende witte natuursteen voor de plinten, de erker, de omlijsting van de muuropeningen, sierbanden, en een brede, vlakke fries onder de houten kroonlijst.

De straatgevel is gedomineerd door een driezijdige natuurstenen erker in de brede linkertravee, bekroond door de balustrade voor het balkon van het grote rondbogige deurvenster op de verdieping, gevat in een natuurstenen omlijsting. De hoektravee heeft boven een opvallend vijfzijdig erkertje. Gekenmerkt door een natuurstenen sokkel, kleine houten roedeverdeling en leien dak, verwijst het naar de toen nog steeds populaire cottagestijl. Op de begane grond zit een hoekvenster in een brede natuurstenen omlijsting, eveneens voorzien van kleine roedeverdeling en decoratieve diefijzers.

De zijgevel is als voorgevel uitgewerkt, maar komt door het smalle perceel en de beperkte ruimte tussen deze gevel en de zijgevel van de buurwoning, niet helemaal tot zijn recht. De lange gevel telt een vijftal traveeën, waarvan de achterste door een latere uitbreiding in dezelfde stijl zijn verborgen. In de tweede travee een rondboogdeur in rijke natuurstenen omlijsting, waartegen de originele smeedijzeren lichtarm is bewaard. Rechts van de deur, een opvallend ovaal traplicht op de tussenverdieping, met kleine roedeverdeling en natuurstenen omlijsting; daarboven, onder de daklijst, een rechthoekig venster in natuurstenen kozijn.

Klassieke enkelhuisindeling, gangbaar voor de stedelijke burgerwoning sinds de 19de eeuw; de architect maakt geen gebruik van de half vrijstaande positie van de woning en neemt het model dat uitgewerkt werd voor rijwoning quasi onveranderd over. In de smalle deurtravee een gang met bordestrap; in de brede venstertravee een enfilade van salon en eetkamer, uitgevend op het ruime overdekte terras. Achter de gang biedt de lange woning nog ruimte voor een zitkamer met daarachter, in een lagere achterbouw, de gangbare plek voor de keuken. De verdieping biedt ruimte aan drie kamers en een badkamer. Het plan in het bouwdossier geeft op de verdieping ook een tweede keuken aan, wat wijst op de bedoeling de woning in twee appartementen op te kunnen delen, waarbij de tweede keuken wellicht bij de kamers op de ruime mansarde hoorde.