is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Dorpskern Bierbeek
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskern Bierbeek
Deze bescherming is geldig sinds
De dorpskern van Bierbeek wordt gevormd door de Sint-Hilarius parochiekerk en haar onmiddellijke omgeving bestaande uit het kerkhof, de omheiningsmuur van het kerkhof, de pastorie, de hoeve ten oosten van de kerk en dichte bebouwing uit de 18de eeuw ten westen van de kerk.
De naam 'Bierbeek' verschijnt voor het eerst in de 11de eeuw wanneer Hendrik van Bierbeek het aanzienlijke domein van Bierbeek erft van zijn vermoedelijke vader Reinier van Leuven, broer van de graaf van Leuven, Hendrik III.
Het precieze ontstaan van de parochie is niet gekend. Vermoedelijk was het Hendrik van Bierbeek die een 'eigenkerk' liet bouwen en de bediening toevertrouwde aan een kapittel van seculiere kanunniken, een kleine gemeenschap van priesters die niet tot een kloosterorde behoorde. De vroegste vermelding van het kapittel dateert van 1166.
Wellicht om financiële redenen werd de kerk samen met haar domein en inkomsten vóór 1189 door Iwein van Bierbeek aan de abdij van Sint-Nicasius te Reims geschonken. Deze keuze kan wellicht worden verklaard door het feit dat deze abdij reeds sinds 1154 in het aangrenzende Hamme-Mille een priorij bezat. Pas rond 1240 werd de overdracht effectief gerealiseerd waarbij de zes kanunniken werden vervangen door benedictijnenmonniken. Kort vóór 1262 werd de priorij van Hamme opgeheven en haar goederen bij die van Bierbeek gevoegd. De priorij van Bierbeek zelf is blijkbaar nooit echt belangrijk geweest. Meestal verbleven er niet meer dan drie monniken, de prior inbegrepen.
Op 6 december 1561 schaftte paus Pius IV de priorij af met als argumenten dat de Leuvense Faculteit van Godgeleerdheid dringend inkomsten nodig had, dat de priorij onderbemand was, dat de jaarlijkse inkomsten geen beterschap beloofden en dat bijgevolg de goederen beter konden toegewezen worden aan de Faculteit. Aan het verzet van de benedictijnen kwam pas een einde door een vonnis van de Raad van Brabant van 17 juni 1570, waarin de Faculteit in haar rechten op het domein van de priorij werd bevestigd. Op het einde van de 16de eeuw was de parochiekerk totaal verwaarloosd en was de priorij tot een bouwval gereduceerd. Tot met de afschaffing van de universiteit in 1797 bleef de Faculteit instaan voor de bediening van de parochie en voor het beheer van de voormalige priorijgoederen verspreid over Bierbeek, Lovenjoel, Lubbeek, Korbeek-Lo, Meldert, Opvelp, Neervelp, Oud-Heverlee en Leuven.
De dorpskern van Bierbeek werd uitgebouwd langs de Mollendaalbeek, ter hoogte van de overgangszone naar de hoger gelegen, vruchtbare leemgronden. Het huidige centrum wordt gedomineerd door de romaanse Sint-Hilariuskerk met haar hooggelegen, volledig ommuurd kerkhof. Achter het koor, in zuidoostelijke richting, bevindt zich de pastorie met aangrenzend hoevecomplex waarvan structuur en inplanting teruggrijpen naar de voormalige priorij (1240-1561).
De oudste voorstelling is terug te vinden in het album de Croy, op een figuratieve prekadastrale kaart (1596-1598) van Pierre de Bersacques. De dorpskern wordt beheerst door de Maasromaanse Sint-Hilariuskerk en de aangrenzende priorij. Het kerkhof, waarop grafkruisen zichtbaar zijn, was volgens de kleuring omgeven door een natuurstenen muur alhoewel een tekst van rond 1606 spreekt van een haag. Links van de kerk bevindt zich de priorij bestaande uit vier, in los verband gegroepeerde gebouwen, toegankelijk via een dubbele poort aan de noordzijde, ter plaatse van de huidige toegang tot hoeve en patronaatsplein. Alle gebouwen zijn roos ingekleurd, wat wijst op baksteen, niettegenstaande een beschrijving van 1606 spreekt van vakwerkbouw.
De priorij of het monnikenverblijf waarvan de inplanting schijnt overeen te stemmen met de huidige pastorij is voorgesteld als een ruime bakstenen woning met twee bouwlagen onder zadeldak met trapgevels en centrale dakkapel. De drie hoevegebouwen - twee gebouwen links en een lagere vleugel tegen het kerkhof links - ogen veel bescheidener. Opmerkelijk is tevens het rechthoekig bouwblok ten westen van de kerk, begrensd door de “plaetse” en de beek waar zich vanouds de brouwerij bevond.
Ruim anderhalve eeuw later toont de figuratieve pre-kadastrale kaart van de baronie Bierbeek (1759) van J.B. Joris ter plaatse van de huidige pastorie en hoeve een aanzienlijk uitgebreid complex met ruimtelijk duidelijk gescheiden residentieel en hoevegedeelte, beiden met gezamenlijke toegang aan de noordzijde.
De voormalige priorij ontvouwt een grosso modo H-vormige plattegrond, waarbij de bakstenen vleugels met leien zadeldaken twee kleine binnenkoeren belijnen. De verbinding tussen beide langsvleugels (oost en west) wordt gevormd door een zuid-noord georiënteerd dubbelhuis, de voorloper van de huidige pastorie. De langgerekte westvleugel is samengesteld uit twee volumes met zadeldak. Beiden zijn nu verdwenen maar komen nog voor op de Poppkaart (circa 1860), waar het meest zuidelijke wordt aangeduid als school. De oostvleugel bestaat uit een éénlaags volume met zadeldak en poort (aan de zuidkant) - wellicht te identificeren als het poortgebouw - en uit een bakstenen muur met een poortje (aan de noordkant). Deze situatie bleef tot op heden herkenbaar, met dien verstande dat het poortgebouw als dusdanig reeds in 1860 was gesloopt. Enkel de oostmuur met laatgotische poort bleef bewaard. Een eveneens éénlaagse vleugel, ter plaatse van de huidige parochiezaal, vormt de verbinding tussen priorij- en hoevecomplex.
De hoeve zelf toont een vierkantstructuur van in los verband rond een erf gegroepeerde gebouwen, waarbij woonhuis en oostelijke stalvleugel in baksteen en de langsschuur samen de westelijke stalvleugel in vakwerkbouw waren opgetrokken. Ook deze situatie is tot op heden perfect herkenbaar, niettegenstaande de lemen stal inmiddels werd gesloopt. Achteraan de hoeve bevond zich een met hagen omzoomde boomgaard waarbij de bakoven (nu verdwenen) was gesitueerd op de perceelsgrens.
Ook de priorij of pastorie bezat achteraan een boomgaard. Merkwaardig is de U-vormige gracht of vijver waarvan tot op heden een litteken bleef bewaard op het kadasterplan.
Uit deze kaart blijkt verder dat de dorpskern en meer bepaald de huidige Dorpsstraat op de rechteroever van de beek midden 18de eeuw reeds een dichte, vrijwel aaneengesloten bebouwing kende. Opvallend zijn de ruimere woningen aan de westzijde van de kerk, ter plaatse van de huidige nummers 14-22 met onder meer de dorpscamme. Eveneens duidelijk herkenbaar is de voetweg langsheen de beek die voor de verbinding zorgde met het zuidwestelijk gelegen Bordingenhof.
De oudste bebouwing van de dorpskern ligt gecentreerd aan de voet van en tegenover het westportaal van de hogergelegen parochiekerk en dateert grotendeels uit het midden van de 18de eeuw. Niettegenstaande deze tweelaagse, bakstenen rijwoningen in min of meerdere mate werden aangepast of verbouwd bleef het 18de-eeuws uitzicht zowel qua typologie als geveldetaillering grotendeels herkenbaar. Twee recentere woningen namelijk een nieuwbouw en een pand met neotraditionele vormgeving vervolledigen de aantrekkelijke pleinwand van dit historisch bouwblok dat vanouds de dorpscamme (nu het hoekpand nummer veertien) bevatte.
Achter (ten zuiden) de pastorie zijn nog sporen terug te vinden van de vroegere pastorietuin, een tweeledige structuur die we bij tal van andere pastorieën in de regio aantreffen:
1. Een vlak, rechthoekig perceel dat in het verlengde ligt van het pastoriegebouw en dat meestal kruisvormig werd ingedeeld.
2. Een uitbreiding met een meer bewogen reliëf en een speelsere vorm van aanleg en beplanting die meestal rond het midden van de 19de eeuw werd aangelegd en kan beschouwd worden als een bescheiden, klerikale variante op de landschappelijke stijl. In dit geval gaat het om de primitieve kadasterpercelen 188, 189 en 190 die op het niveau van de dalbodem van de Molenbeek liggen. Door de relatief recente aanleg van de brede, gekasseide toegangsweg naar de nieuwe begraafplaats op het Mevrouwkensveld worden beide delen momenteel gescheiden. De kaart van de baronie van Bierbeek van 1760 toont een gedeeltelijk omhaagd en gedeeltelijk omwaterd blok dat beide delen omvat. De gracht bestaat uit een recht stuk dat ongeveer tot het midden van de tuin reikt en, tegen het pad langs de beek aan, een gebogen arm. Mogelijk vormen een drietal oudere taxussen (Taxus baccata) de relicten van een oude haag of randbeplanting. Andere, oudere elementen zijn een grootbladige linde (Tilia platyphyllos) met 350 cm omtrek aan de westrand van het vlakke perceel en een tamme kastanje (Castanea sativa) met 365 cm omtrek aan de rand van de beek. In het lage tuingedeelte komen bovendien restanten van een lindedreefje voor, dat schuin naar de beek toeloopt, met name twaalf grootbladige linden met stamomtrekken tot 205 centimeter, een relatief jonge beplanting.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DB002244, Parochiekerk Sint-Hilarius: omgeving (PAESMANS G. & DENEEF R., 2004)
Auteurs: Deneef, Roger; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Café In de Molen
Omvat
Dorpswoning
Omvat
Hoeve
Is deel van
Bierbeek
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Dorpskern Bierbeek [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302563 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.