erfgoedobject

Bejaardenwoningen en sociaal woonblok van Onze Woning

bouwkundig element
ID
302573
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302573

Juridische gevolgen

Beschrijving

Complex bejaardenwoningen met oorspronkelijk 32 wooneenheden rond een gemeenschappelijk hof aan de Durletstraat, naar ontwerp van architect Fritz Van Averbeke uit 1937. Uitgebreid met een woonblok van tien flats met winkel en zeven bijkomende bejaardenwoningen aan de Ballaarstraat, naar ontwerp van architect Hugo Van Kuyck uit 1950. Beide complexen werden gebouwd in opdracht van de sociale huisvestingsmaatschappij Onze Woning.

Bouwgeschiedenis en context

In 1937 richtte Onze Woning een opmerkelijk modernistisch complex van 32 woningen voor ouden van dagen naar ontwerp van Fritz van Averbeke op, op een grondstuk gelegen in de Durletstraat achter het voormalige Jongensweeshuis. Onze woning werd in 1929 opgericht door de Commissie van Openbare Onderstand van de Stad Antwerpen. Tussen 1931 en 1939 richtte de sociale huisvestingsmaatschappij een aantal wooncomplexen op die de typologie van de Weense Hoven volgen, met de woonblokken aan het Stuivenbergplein als eerste in de reeks. Vanaf het einde van de jaren 1930 richtte Onze Woning zich op de bouw van bejaardencomplexen. In de jaren 1930 liet de noodzaak aan woningen voor ouderen (en in het bijzonder voor bejaarde echtelieden) zich immers hard voelen en omdat de middelen van de commissies van openbare bijstand niet volstonden aan de vraag, werden de erkende bouwmaatschappijen van de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen aangesproken om een antwoord te bieden op het tekort aan woningen voor bejaarden. Het complex aan de Durletstraat is het eerste van een reeks van vier opmerkelijke complexen voor ouden van dagen gebouwd door de sociale huisvestingsmaatschappij Onze Woning.

Het bejaardencomplex aan de Durletstraat was een baanbrekend initiatief, dat voor Onze Woning als voorbeeld gold van een nieuwe visie op gemeenschappelijk wonen voor bejaarde echtelieden. De grond was ingebracht door de Commissie van Openbare Onderstand (C.O.O.), die oprichter en aandeelhouder van Onze Woning was. Het ontwerp en de bouw van het complex kwam ook tot stand in nauwe samenwerking met de C.O.O. De bejaardenwoningen uit die periode volgden meestal het type van de individuele gezinswoning of van de traditionele meergezinswoningbouw met een traphal met overloop die de woningen bedient (portiekflat). Het complex aan de Durletstraat bouwde echter voort op de eeuwenoude traditie van de één-kamerwoning van de vroegere godshuizen of hospices, maar met toevoeging van een volledig uitgeruste wasplaats, een W.C en een berging. Binnen een visie op gemeenschappelijk wonen werden de wooneenheden gecomplementeerd door gemeenschappelijke ontmoetingsruimtes en voorzieningen, zoals was- en droogruimtes. Opvallend waren de zeer grote wandel-balkons ("balcons-promenoirs") en de ruime tuin, zoals de gewoonte was in de enclos voor ouden van dagen in Antwerpen. Gezien het succes van het complex plande Onze Woning de oprichting van gelijkaardige complexen. De Tweede Wereldoorlog legde de bouwactiviteiten echter zodanig aan banden dat pas in 1951 een volgende complex voor ouden van dagen werd opgericht: Ten Weyngaerde in de Lange Lozanastraat met 108 woongelegenheden naar ontwerp van Geo Brosens en Carlos van der Voodt. Daarna volgden nog de complexen Huize Mimosa op het Kiel voor 68 gepensioneerde gezinnen (1953, gesloopt) en huize Jos Van Santvoort aan de Zaanstraat ontworpen door Joseph Louis Stynen, voor 48 alleenstaande oude dames (1957, gesloopt). In al deze complexen werd gestreefd naar een vorm van gemeenschappelijk wonen voor bejaarden.

Het aanlendende perceel in de Ballaarstraat tot uitbreiding van het bestaande complex in de Durletstraat, werd eveneens ingebracht door de C.O.O. Het woonblok en het blok bejaardenwoningen naar ontwerp van Hugo Van Kuyck, werden opgericht in 1951-1952.

In 1989-1991 werd het complex aan de Durletstraat in het kader van een W.I.S.H. wedstrijd gerenoveerd door Jef Van Oevelen.

Architectuur en typering

Complex bejaardenwoningen door Fritz van Averbeke

Het complex bejaardenwoningen is opgetrokken op een langgerekte, U-vormige plattegrond, waarvan de lange noordvleugel door een getrapt profiel wordt opgesplitst. Vrijstaand ingeplant op een terrein achter het Jongensweeshuis, zijn de vleugels aan drie zijden van een binnentuin gegroepeerd, met een oriëntatie op het zuiden. De twee bouwlagen hoge constructie onder een plat dak, maakt gebruik van gele gevelsteen voor het verzorgde parement van de gevels aan tuinzijde, eenvoudig baksteenmetselwerk voor de achtergevels, gewapend beton voor de galerij en vloerplaten, oorspronkelijk in combinatie met houten kozijnramen en deuren, en een eenvoudige ijzeren borstwering. De tuinaanleg beperkte zich oorspronkelijk tot een gazon met een centraal perk, hagen aan de zuidzijde, en vaste zitbanken geïntegreerd in de als bloembakken ontworpen tuinmuren.

Fritz Van Averbeke past hier een strak, volkomen gedepouilleerd baksteenmodernisme toe, naar het voorbeeld van de eigentijdse Nederlandse architectuur, onder invloed van Willem Marinus Dudok. De architectuur wordt gekenmerkt door een plastische, kubische volumetrie, ondersteund door de vlakke gevelbehandeling met strak metselwerk in halfsteens verband en rollagen ter hoogte van de lateien. Opvallend is de nadrukkelijk horizontale belijning door de galerij, de corresponderende luifel en de houten kroonlijst. Breed uitkragend op schuine dwarsbalken, lopen luifel en galerij over de ganse lengte van de opstand door. Met deze galerij correspondeert op het gelijkvloers een twee treden hoog gelegen wandelgang, die door een halfhoge muur uit dezelfde gevelsteen van de tuin wordt gescheiden. Deze laatste fungeerde oorspronkelijk als doorlopende bloembak. De galerij vormt ruimere terrassen ter hoogte van de terugwijkende hoekaansluitingen, waar zich de traphallen bevinden. Oorspronkelijk beantwoordde de gevelordonnantie aan een repetitief schema, in overeenstemming met de inplanting van de wooneenheden. Daarbij alterneerden op beide niveaus de gekoppelde inkomdeuren telkens met twee brede raampartijen, ter hoogte van de trappenhuizen en op de kopgevels verlevendigd met ronde patrijspoorten. Een kleine, beglaasde rotonde met kroonlijst markeert de kopgevel van de korte oostvleugel.

De plattegrond van begane grond en eerste verdieping omvatten oorspronkelijk zestien wooneenheden, met in beide oksels van de drie vleugels gemeenschappelijke was- en droogplaatsen. Tegen de westvleugel leunde een bergplaats voor tuingereedschap aan, aanvankelijk bedoeld als gemeenschappelijke zitplaats. Drie trappenhuizen verbinden beide niveaus, twee in de oksels van de vleugels, het derde ter hoogte van de vertanding van de noordvleugel. De bejaardenwoningen boden op een rechthoekige plattegrond ruimte aan een woon-slaapkamer met alkoof en inbouwkast; en een L-vormige, ingerichte keuken met wc. Vermoedelijk na de Tweede Wereldoorlog werden de wasplaatsen in de oksel van noord- en westvleugel elk omgevormd tot nog eens twee wooneenheden.

De renovatie van 1989-1991, bracht de 36 woningen (32 van het oorspronkelijke programma + vier later ingerichte) door herindeling van de beschikbare oppervlakte terug tot 24 woningen van vijf verschillende types, gelijk verdeeld over beide niveaus. Vanwege de herindeling dienden meerdere inkomdeuren te worden dichtgemetseld; de oorspronkelijk volle deuren maakten daarbij plaats voor beglaasde. Het vensterschrijnwerk werd vernieuwd zonder rekening te houden met de oorspronkelijke rastervormige roedeverdeling, en ook de oorspronkelijke ijzeren borstwering met horizontale spijlen werd vervangen door een exemplaar uit verzinkt staal met verticale spijlen. De tuin kreeg een nieuwe aanplanting.

Sociaal woonblok door van Hugo Van Kuyck

Het woonblok op een rechthoekige plattegrond, met een gevelbreedte aan de straat van vijf traveeën, omvat zes bouwlagen onder een plat dak. De constructie maakt gebruik van een structuur uit gewapend beton, en gevelparementen uit gele gevelsteen in kettingverband, verwerkt met blauwe hardsteen voor de pui en omlijstingen. Hugo Van Kuyck past hier een conventioneel, naoorlogs modernisme toe, dat nauw aansluit bij de architectuur van het complex door Fritz van Averbeke uit 1937. De symmetrische compositie van de voorgevel vertaalt het functionele programma van het gebouw, met een inplanting van de flats aan beide zijden van de centrale traphal. Horizontaal beantwoordt de opstand aan een drieledig schema, opgebouwd uit de pui, de bovenverdiepingen en de door de breed uitkragende kroonlijst belijnde attiek. Een winkelpui met middeningang en het portaal doorbreken de begane grond. Het gedenkteken voor César Rombaut, geflankeerd door twee patrijspoorten, legt het accent op de middenas. Hierop sluit het oplopende traplicht aan, dat tot boven de attiek is doorgetrokken. Het wordt volgens een regelmatig ordonnantieschema geflankeerd door de gekoppelde brede vensterpartijen van de flats, gevat in een doorlopende omlijsting. De toegang tot de appartementen, bevindt zich in de doorgang die het achterliggende complex bejaardenwoningen ontsluit.

De plattegrond van de gelijkvloerse verdieping omvat behalve de hoger vermelde doorgang, de inkom- en traphal van de appartementen, uitgerust met een lift en een bergplaats voor kinderwagens, en verder de winkel waarbij een tweekamerwoonst met keuken aansluit. De appartementen, in spiegelbeeld ingeplant rond de traphal, omvatten twee slaapkamers aan straatzijde, een woonkamer, badkamer, keuken en terras aan tuinzijde, ontsloten door de hal met vestiaire.

Gevelreliëf door Joris Minne

In de voorgevel aan de Ballaarstraat bevindt zich ter hoogte van de begane grond een bas-reliëf in blauwe hardsteen, gesigneerd door de bekende beeldhouwer en graficus Joris Minne. Joris Minne was medeoprichter van de kunstenaarsgroep Lumière, en vanaf 1927 docent aan het pas opgerichte Institut Supérieur des Arts Décoratifs "La Cambre". Het wellicht aanvankelijk niet geplande gevelreliëf (het komt niet voor op de bouwaanvraag) werd ontworpen in opdracht van de huisvestingsmaatschappij Onze Woning en werd ingemetseld bij de inhuldiging van het gebouw in 1952. Het gevelreliëf is opgedragen aan César Rombaut, een van de oprichters van Onze Woning die het jaar voordien overleden was. De grafisch geabstraheerde vormgeving ervan is representatief voor het expressionisme dat Joris Minne al tijdens het late interbellum beoefende in zijn bekende houtsnedes.

Het bas-reliëf met opschrift "AAN CESAR ROMBAUT" brengt hulde aan de inspanningen van Onze Woning en het stadsbestuur in de strijd tegen de krotten en representeert het optimistisch geloof in het moderne woonmodel van de hoogbouw in het groen. Dit wordt voorgesteld door de pelikaan - als symbool van offervaardigheid en verlossing van de mensheid - en een truweel, met op de achtergrond krotwoningen en hoogbouwappartementen. De pelikaan als symbool van ouderlijke liefde, goedheid en liefdadigheid was eeuwenlang het symbool van de Antwerpse openbare onderstand en weldadigheid.

Complex bejaardenwoningen door Hugo Van Kuyck

Het blokje bejaardenwoningen vormt een langgerekte vleugel van twee bouwlagen onder plat dak, door Hugo van Kuyck ontworpen naar het model van de bejaardenwoningen door Fritz Van Averbeke uit 1937. Het werd oorspronkelijk gekenmerkt door hetzelfde gele baksteenparement, en de horizontale belijning door de galerij en luifel. Bij de renovatie in de jaren 1990, werd het uitzicht drastisch gewijzigd.

Oorspronkelijk omvatte het programma op de begane grond drie wooneenheden, een garage en fietsenberging, en op de verdieping vier wooneenheden, ontsloten door een galerij met open trap. Op een rechthoekige plattegrond boden de wooneenheden ruimte aan een woon-slaapkamer, een keuken en wc.

Beheersgerichte evaluatie

Deze wijk werd binnen de thematische inventarisatie van het sociale woningbouwpatrimonium zeer hoge tot uitzonderlijke erfgoedwaarde toegekend (top van de selectie).

  • Onroerend Erfgoed, Archief Inventaris sociale woningbouwpatrimonium (2011-2016), Sitenaam ANTW_BALLAERTSTR_1050.
  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 18#7085, 18#27390 en 86#890352.
  • DE BRUYNE H. 1939: Maisons pour vieux conjoints, Urbs Nova 2, 147-152.
  • MAEREVOET L. 2015: Sociale huisvesting anders bekeken. Monumentale kunst in sociale huisvesting 1945-1985. Volume III: Kunstinventaris, onuitgegeven masterproef, Universiteit Gent, Vakgroep Kunstwetenschappen, 9.
  • S.N. 1938: De Nationale maatschappij voor goedkoope woningen en de commissies van openbaren onderstand. te Antwerpen. Een na te volgen voorbeeld, L’Habitation à Bon Marché 18.11, 246-256.
  • VERMEIREN B. 1960: Antwerpen 1860-1960: De commissie van openbare onderstand en de sociale woningbouw, Wonen 4.10, 75-84.

Auteurs: Van Herck, Karina; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bejaardenwoningen en sociaal woonblok van Onze Woning [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302573 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.