Deze bakstenen toren, bewaard tot drie bouwlagen hoog, is de enige resterende hoektoren van het verdwenen 17de-eeuwse kasteel van Rummen.
Historiek
Tijdens het ancien régime maakte Rummen, op de grens met Limburg, deel uit van het graafschap Loon. Het was bekend als een uitzonderlijk vruchtbaar gebied, doorkruist met talrijke beekjes. Te midden van uitgestrekte weilanden en akkers - die de laatste tijd steeds meer het veld ruimen voor laagstamplantages - ten noordwesten van het dorpscentrum en ten oosten van de Melsterbeek bevinden zich de hoeve en de enige resterende hoektoren van het voormalige kasteel van Hoen.
De welgestelde familie Hoen had slechts geleidelijk het groot allodiaal goed met schepenbank verworven. Op het einde van de 16de eeuw alleszins was Rummen in het bezit van Guillaume Hoen de Cartiels, zoon van Henri Hoen en Anna de Horion.
Zijn zoon Jean Hoen verkreeg de titel van graaf en liet in 1629 een nieuw kasteel bouwen, dat in 1657 gedeeltelijk door brand werd vernield.
Over het uitzicht van dit kasteel zijn we ingelicht door een gravure (1662) gepubliceerd in de Chorographia Sacra Brabantia van Sanderus en door een pentekening (van ongeveer 1740) met beschrijving in de Délices du Pays de Liège.
Het geheel omgrachte, vierkante complex met kasteel en aanhorigheden was met het dorp verbonden door een lange dreef, de huidige steenweg naar Geetbets (Kasteellaan). Door een grachtensysteem werden drie aparte entiteiten afgelijnd met rechts de voorburcht en het achterliggend herenverblijf, links de kasteelhoeve.
Het kasteel was enkel toegankelijk via de massieve poorttoren met ophaalbrug die het erf aan de zuidzijde afsluit. Van hieruit leidde een driebogige brug naar de voorburcht gevormd door drie vleugels rond een binnenkoer, met aan de zuidzijde twee ronde hoektorens en aan de oostzijde een kapel met hexagonale toren.
De burcht zelf, op vierkante plattegrond met vier ronde hoektorens en de zuidgerichte voorgevel versierd met elegante spietorentjes stond met de voorburcht in verbinding via een tweede brug.
Links ervan lag de U-vormige hoeve die ondanks het verdwijnen van de vierkante hoektorens aan de uiteinden van de westvleugel en de deels ingestorte stallingen grotendeels bewaard bleef.
Dit versterkte waterslot was omringd door een klein bos en een in vierkante parterres opgedeelde tuin.
Op de pentekening van Remacle Leloup van circa 1740 heeft het woongedeelte zijn versterkte allures verloren ten voordele van een residentieel karakter. Het vierkante volume met tentdak en twee ronde hoektorens is volledig opengewerkt met kruisvensters op gelijkvloers en verdieping.
In 1887 geeft Wouters in zijn Géographie et histoire des Communes Belges nog een beschrijving van het kasteel, dat sindsdien is gesloopt. Enkel de zuidoostelijke hoektoren bleef als torenruïne bewaard. De vroegere omvang van het kasteel is nog steeds afleesbaar op het kadasterplan.
Tijdens de Franse bezetting werd het kasteel wegens financiële moeilijkheden verkocht aan Pierre Van den Bossche uit Tienen.
Beschrijving
Op enkele passen noordoostwaarts bevindt zich de enige resterende, bakstenen hoektoren van het verdwenen 17de-eeuwse kasteel. Momenteel herleid tot ruïne telt de toren drie bouwlagen boven de opgeschuinde plint. Het opgaand metselwerk werd voorzien van twee kloosterkozijnen en een klein rechthoekig venster in een negblokomlijsting.
Boven elkaar liggende boogvormige openingen suggereren nog de vroegere verbinding met het hoofdgebouw.
De toren ligt in een kleine waterplas, een restant van de vroegere omgrachting, eertijds gevoed door de Asbeek (Ruulbeek of Philippebeek) die de gemeente van oost naar west doorkruist.
- Beschermingdossier DB 000093, Kasteellaan: hoeve en torenruïne van het vm. waterslot van de heren van Hoen de Cortiels en onmiddellijke omgeving.
- Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 1283 Kasteel van Rummen/Kasteel van Hoen