erfgoedobject

Parkwijk De Vallaer

bouwkundig element
ID
302583
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302583

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parkwijk De Vallaer
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Sociale woonwijk De Vallaer werd gebouwd tijdens de jaren 1950 naar ontwerp van architecten Léon Stynen en Paul De Meyer, in opdracht van huisvestingsmaatschappij De Goedkoope Woning van het Arrondissement Antwerpen (heden De Ideale Woning, Arrondissement Antwerpen). De wijk omvat bijna 280 wooneenheden, bestaande uit eengezinswoningen in combinatie met duplexwoningen. De architecten gingen door hun keuze voor een opvallend modernisme in tegen het traditionalistische karakter van het merendeel van de naoorlogse tuin- en volkswijken.

Context en bouwgeschiedenis

De sociale woningen ontworpen door Stynen en De Meyer kaderen binnen een grotere sociale woonwijk en bestaan in het definitief ontwerp enkel uit laagbouwwoningen. Omwille van de opvallende modernistische vormgeving evenals het stedenbouwkundig aanlegplan gebaseerd op strokenbouw, leunt de parkwijk duidelijk aan bij het gedachtegoed van CIAM (Congres Internationale d’Architecture Moderne) en mixed development. In overeenstemming met de sterk gelijkaardige en gelijktijdig gebouwde wijk Casablanca in Kessel-Lo, naar ontwerp van dezelfde architecten, kon verondersteld worden dat ook in De Vallaer een combinatie van laagbouw met (middel)hoogbouw en collectieve voorzieningen werd geambieerd. Dit werd bevestigd door archiefdocumenten, waarin plannen bewaard zijn voor het ontwerp van winkelhuizen en een kinderkribbe, evenals een raming voor de realisatie van een appartementsblok in hoogbouw en voor de winkelhuizen. Typisch voor het model van de mixed development is immers een combinatie van een verticale en horizontale tuinstad, zodat een dense bewoning gecombineerd kon worden met een ruime groenaanleg en eengezinswoningen. Het stratenpatroon van dergelijke wijken volgt ofwel de principes van de tuinwijken (organische straten in overeenstemming met het reliëf), ofwel wordt gekozen voor een rationeel en geometrisch schema van strokenbouw, zoals toegepast in de wijken De Vallaer en Casablanca.

Deze wijken zijn de enigste sociale woonwijken ontworpen door Léon Stynen, in samenwerking met Paul De Meyer. Architect Stynen was begaan met sociale huisvesting en de sociale opdracht van de architectuur. Hij was een pleitbezorger van de industriële esthetiek en industrialisatie van de sociale woningbouw in die periode. Als één van de meest bekende modernistische architecten in België, was hij lid van CIAM en realiseerde hij een omvangrijk en veelzijdig oeuvre.

De oudste plannen voor de wijk dateren vermoedelijk van 1950 en ambieerden een wijk met 297 eenheden, evenals winkels, een kinderkribbe, sport- en parkeerterreinen. Andere, niet-gedateerde aanlegplannen voorzagen 269 woningen. Gevelplannen van 1951 tonen aan dat de woningen oorspronkelijk bedoeld waren met een zichtbaar baksteenparement van klampsteen en een gebogen dak afgewerkt met donker beton. De gevels kenden niet de opvallende horizontale-verticale structuur van het definitieve ontwerp, maar waren opgevat als vlakke gevels, verlevendigd met balkons en met vensters gevat tussen betonnen panelen geperforeerd met cirkelvormige, glazen tegels. Op plannen van 1952 werd daarentegen de voorkeur gegeven aan woningen met een volledige gevelbekleding met geprefabriceerde betonplaten bewerkt met wit gewassen grint en ontstond de kenmerkende gevelstructuur. Een vergelijkende studie van 1953 maakte de uiteindelijke afweging op het vlak van het gevelmateriaal, namelijk een voorgevel met betonplaten ten opzichte van een baksteenparement. De baksteengevel viel hierbij goedkoper uit. De gevel- en typeplans van 1953 werden in 1954 en 1955 aangepast tot de uiteindelijk gerealiseerde geschilderde bakstenen woningen, verlevendigd met – reeds op de plannen van 1951 aanwezige - betonnen elementen met cirkelvormige glasdallen, onder zadeldaken met vlindervormige bekroning. De bouw omvatte twee fasen, namelijk vanaf 1954 39 woningen met 53 wooneenheden ten westen van de Valaardreef en vervolgens vanaf 1955 de verdere uitbouw ten oosten van deze as met 168 woningen met 223 eenheden. De wijk werd rond 1970 in- en uitgebreid met sociale woningen en appartementen, onder meer aan de Valaardreef, die de eenheidsbeeld verstoren.

Beschrijving en typering

Inplanting

Wijk De Vallaer neemt op het vlak van inplanting een aantal principes over van de tuinwijken, doch wordt ze gekenmerkt door een opvallende rationale, modernistische inplantingswijze met aandacht voor licht en lucht. Het algemeen plan getuigt van een grote consequentie en efficiëntie. De woningen zijn gekoppeld tot rijen van vier tot veertien eenheden opgevat in strokenbouw. De rijen zijn hoofdzakelijk parallel aan elkaar ingeplant met een gelijke oriëntatie in functie van bezonning. In sommige bouwblokken zijn de rijen met de achterzijden naar elkaar gebouwd, waarbij voetgangerspaden voorzien zijn tussen de omhaagde achtertuinen. Dit aspect creëert een kenmerkende verkeersscheiding tussen voetgangers en auto’s. Het strakke geometrische stratenpatroon is voorzien van kleine ontsluitingsstraten tot de verschillende blokken, die uitgeven op de hoofdassen of de pleinen. De aanwezigheid van twee heel ruime groenzones, voorzien van sport- en speelterreinen, en met gras begroeide verbredingen van straten, dragen bij aan het open, groene karakter van de wijk. De groenaanleg bestaat eveneens uit de beboming van straten en pleinen (deels heraangeplant) en de bij de woningen voorziene, omhaagde voor- en achtertuinen. In Casablanca vatte Stynen de voortuinen eerder op als gemeenschappelijke ruimte, maar het is onduidelijk of dit ook in Wilrijk de bedoeling was. Aan de rand van de wijk waren volkstuintjes voorzien.

Architectuur

Op architecturaal vlak vertonen de woonvolumes een sterke uniformiteit in uitwerking, stijl en materialiteit. De variatie ligt enkel in de aanwezige types die voornamelijk verschillen in grootte en onderling gekoppeld worden, zodat er gevarieerde rijen ontstaan met een combinatie van eengezinswoningen en duplexwoningen. De woningen vertonen een uitgesproken modernistisch, kubistisch karakter, exemplarisch voor de industriële esthetiek. Eenvormige bakstenen woningen van twee bouwlagen, voorzien van een dematerialiserende witte beschildering, onder zadeldaken (zwart vergleisde platte pannen) met een vlinderdakvormige bekroning, geopend aan de voorzijde met een smalle doorlopende vensterpartij. Uitspringende zijgevels sluiten de rijen af. De voorgevels worden sterk geleed door betonnen lateien en bakstenen pijlers (horizontaal en verticaal), waardoor de gevelvlakken gevat worden in uitspringende kaders. Zo ontstaat een modulair gevelbeeld, waarin de muuropeningen en claustra’s, uitgewerkt als betonnen panelen geopend met rijen cirkelvormige glasdallen, afhankelijk van de planindeling van de woning gesitueerd kunnen worden. De claustra’s vormen karakteristieke elementen, die het rigide karakter van de architectuur afzwakken. De duplexwoningen markeren zich in de rijen door betonnen balkons met ijzeren balustrade. Het schrijnwerk was volgens de bouwplannen voorzien als wit geschilderde ramen met ijzeren chassis, gevat in een betonnen omlijsting, en houten deuren, maar is heden quasi volledig uitgevoerd in aluminium.

De architecturale types zijn identiek aan de woningen die Leon Stynen gelijktijdig ontwierp voor wijk Casablanca in Kessel-Lo (Leuven). Wijk De Vallaer omvat vier woningtypes. De eengezinswoningen zijn opgevat als afzonderlijke types voor vier (types 4A-4D), vijf (types 5A-5C) en zeven of acht personen (types 7A-7D). De types bezitten een gelijkaardige planindeling die enkel verschilt in grootte en de eventuele aanwezigheid van een extra slaapkamer. Het basisplan is een eengezinswoning met op de gelijkvloerse verdieping een inkomhal met toilet en traphal, de woonkamer en de keuken, en op de bovenverdieping drie slaapkamers en een badkamer. De living en keuken geven achteraan uit op een terras. De afgeleide types ontstaan wanneer de woningen op het uiteinde van een rij zijn geplaatst en gemarkeerd worden door een uitkragende zijgevel of eventueel worden uitgebreid met een uitbouw of bergplaats. De duplexwoningen zijn allemaal van hetzelfde type (2A3B en afgeleide 2A3BC) en beschikken over een tweepersoonsappartement op de gelijkvloerse verdieping en een appartement voor drie personen op de bovenverdieping. Deze appartementen beschikken over een keuken en woonkamer in open plan. De architecten ontwierpen daarnaast bij de woningen voorziene hofpoortjes en bergplaatsen in de tuinen. Ook het interieurontwerp was weloverwogen. Zo ontwierpen Stynen en De Meyer onder meer de trap en de keukenkast.

Evaluatie

Parkwijk De Vallaer getuigt van een hoge ontwerpkwaliteit en leunt aan bij de principes van CIAM en mixed development. Ondanks het achterwege blijven van de oorspronkelijk geplande hoogbouw en collectieve voorzieningen, onderscheidt de wijk zich door haar opvallend modernistische vormgeving en inplanting. De kubistische witte architectuur en de inplanting op basis van strokenbouw verlenen de wijk architecturale en stedenbouwkundige waarde. Het eenheidsbeeld is relatief goed bewaard, ondanks enkele renovaties en aanpassingen van woningen. Wel wordt het algemeen beeld verstoord door later gebouwde sociale woningen en appartementen in de wijk.

Bepalende erfgoedelementen zijn:

  • De globale inplanting (strokenbouw) met scheiding van verkeer en voetgangers
  • Het groene karakter van de wijk met omhaagde voor- en achtertuinen, beboomde straten en ruime open groenzones
  • Het karakteristieke witte beeld van de wijk (witgeschilderd baksteenmetselwerk met betonnen elementen, oorspronkelijk eveneens witgeschilderd schrijnwerk)
  • De kubistische, modernistische esthetiek van de architectuur met een kenmerkende geleding van de gevels (horizontaal en verticaal), waardoor uitspringende kaders ontstaan waarin een opvallende compositie van vensters en claustra’s is ingepast
  • Esthetiek met typische elementen uit de jaren 1950, zoals de vlinderdakvormige bekroning
  • Architectuurarchief Vlaanderen (APA), archief Léon Stynen, dossier LS 3.1.186, tuinwijk De Vallaer, architecten Léon Stynen en P. De Meyer.
  • Onroerend Erfgoed, Archief Inventaris sociale woningbouwpatrimonium (2011-2016), Sitenaam WILRIJK_VALAAR_1010.
  • Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, Dienst Onroerende Transacties, registratiefiches, SHM 1010, Wilrijk, Vallaerdreef.
  • STERCKX E. 2005-2006: Léon Stynen (1899-1990). De Koning Albertbuilding te Kessel-Lo (1956-1960). Een modernistisch sociale huisvestingsproject, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, 51-54.
  • VAN DEN BERGHE A. 1995: De rol van Victor Bourgeois in de urbanisatie van de gemeente Kessel-Lo van 1938 tot 1962, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, 60-65-86.

Auteurs: Van Herck, Karina; Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parkwijk De Vallaer [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302583 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.