erfgoedobject

Villa La Chênaie en domein Eikelenhof

bouwkundig element
ID
302591
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302591

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Domein Eikelenhof
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Villa La Chênaie en domein Eikelenhof
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Villa La Chênaie
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Domein Eikelenhof
    Deze bescherming was geldig van tot

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Villa La Chênaie
    Deze bescherming was geldig van tot

Beschrijving

Historiek Villa La Chênaie

Deze villa in Italianiserende stijl naar ontwerp van architect Jean-Pierre Cluysenaar (1811-1880) is gelegen op een hoogte en omgeven door een ruim park. Het pand werd volgens de kadastrale staat gebouwd in 1843. De villa kan gekaderd worden binnen Cluysenaars italianiserende stijlperiode. In zijn boek Maisons de campagnes, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d’ouvriers, etc. exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar presenteert de architect een reeks eenvoudige villa’s met rechthoekig grondplan. Villa La Chênaie wordt afgebeeld op platen 6 en 7 van deze publicatie als één van de te volgen modellen. De praktische planorganisatie en sobere aankleding zijn typerend voor het oeuvre van Cluysenaar in die tijd. Typisch zijn het op elkaar plaatsen van Dorische, Ionische en Korinthische bouworden en het gebruik van buitengevelmotieven voor de decoratie van het interieur. Cluysenaar liet zich inspireren door het oeuvre van 16e-eeuwse, Italiaanse renaissance architecten zoals Baldassare Peruzzi (1481-1536), Andreo di Pietro, beter gekend als Palladio (1508-1580) en Giacomo Barozzi da Vignola (1507-1578). Hij biedt als het ware een modern alternatief voor de Klassieke villa’s, die op dat moment vooral onder archeologische impuls in de mode waren.

Hoewel de villa doorheen de tijd licht werd aangepast, met enkele decoratieve elementen die in een bouwfase in de jaren 1930 werden toegevoegd, zijn de originele inplanting en intenties van Cluysenaar nog steeds herkenbaar aanwezig. La Chênaie is bijgevolg representatief voor deze tendens in het oeuvre van Cluysenaar en kan nog het best vergeleken worden met de Villa Servais in Halle. Deze villa dateert van 1847 en is niet alleen qua stijl en vormgeving van het grondplan zeer gelijkend, ook de afwerking en inplanting op een hoogte zijn bij beide villa’s terug te vinden. Mogelijk diende de villa La Chênaie, zoals ook gepubliceerd in het modelboek, als lichtend voorbeeld voor een hele reeks villa’s in Italianiserende stijl. Cluysenaar bouwde dergelijke villa’s vooral in opdracht van de opkomende, kapitaalkrachtige burgerij.

Dit was ook het geval voor de villa La Chênaie, die werd gebouwd als buitenverblijf of 'maison de campagne' in opdracht van de heer Henri-Joseph Verheyden en in 1844 in gebruik genomen. Nadien werd de villa overgedragen via het huwelijk van dochter van de familie Isabelle-Françoise Verheyden met Antoine Marie Joseph Lemonnier. De familie Lemonnier engageerde zich vanaf het derde kwart van de negentiende eeuw in het Kortenbergse verenigingsleven. Niettemin verkoos Victor Lemonnier in 1879 de villa te verkopen aan de heer Augustin Leclercq. Naar verluidt werd het terrein op dat moment gedraineerd na aanhoudende vochtproblemen. De familie Lerclercq had haar hoofdverblijfplaats in Brussel, maar was oorspronkelijk afkomstig uit Feluy-Archennes in Henegouwen, waar de heer Leclercq als marmerbewerker aan de slag was. Twee marmeren schouwen in het centrale salon van villa La Chênaie zouden hier nog aan herinneren.

Augustin Leclercq liet de villa over aan zijn zoon Jules, onder meer gekend als auteur van reisverhalen. Jules Leclercq en zijn vrouw Marie Juliette Dubost richtten La Chênaie vanaf hun pensionering in als hun hoofdverblijfplaats. Op dat moment werd de villa door de eigenaars dus niet langer als een buitenverblijf beschouwd. Na Jules Leclercq werd mevrouw Suzanne Marie Leclercq eigenares van de woning. Zij huwde de heer Albert Alois Hocedez. De familie Hocedez gebruikte de villa als zomerverblijf, waar zij vanaf mei tot september verbleven. Naar verluidt installeerde de familie Hocedez in 1914 een nieuwe toegangspoort, overgebracht vanuit het kasteel Houtart dat in 1914 in as was opgegaan. Albert Hocedez liet La Chênaie over aan zijn dochter Geneviève, die huwde met René Laneau. Het gezin Laneau had zijn hoofdverblijfplaats in de villa van 1948 tot 1961. De villa bleef in het bezit van de familie, maar staat sinds 2016 te koop. Het domein werd op verschillende momenten uitgebreid. In 1913 werd de conciërgewoning naast de ingang tot het park kadastraal geregistreerd.

Historiek park

Groot park met uitzonderlijke bomen. In de Atlas der Buurtwegen vernoemd als 'Campagne de Mr. Verheyden'. In het park lag ten tijden van de Ferrariskaart een bergkerk met kerkhof. Dit was een abdijkerk (zie Vannoppen) op de Eykelen bosch, afgebroken in 1773 en in 1821 vervangen door een kapel Onze-Lieve-Vrouw van Halle. Omstreeks 1865 moeten de erfgenamen van Henri Joseph Verheyden nabij de hoofdtoegang een portierswoning met bijgebouwen, broeikas of serre en ommuurde moestuin hebben laten optrekken. Kort na 1913 werd het vroegere kerkhof op de heuveltop ontmanteld. Een deel van het domein werd gedurende de laatste decennia van de 20ste eeuw als natuurreservaat beheerd.

Het park rond de Villa 'La Chênaie' met tuinornamenten en standbeelden vertoont kenmerken van een aanleg uit het laatste kwart van de 19de eeuw en het eerste kwart van de 20ste eeuw. De parkvijver en een deel van het padenpatroon moet evenwel ouder zijn en dateert uit het midden van de 19de eeuw, waarbij vanaf het landhuis over een glooiend grasland onderaan de helling op de vallei kon worden uitgezien. Het panoramaperk bovenaan de helling lijkt in een latere heraanlegfase tot stand gekomen. Heel waarschijnlijk is de huidige aanleg van het park terug te voeren tot de periode onder het eigendom van Jules Leclercq en diens uitbreidingscampagne na het verwerven van het gehele domein Eikelenhof omstreeks 1913. In deze periode werd de villa meer permanent bewoond. Door de talrijke buitenlandse expedities van Jules Leclercq, in essentie tussen 1875 en 1913, en zijn sterke aardrijkskundige interesses, is het aannemelijk dat de collectie bijzondere naaldbomen, waaronder de ceder, de Japanse cipres en de mammoetboom, door de familie Leclercq is aangeplant.

Beschrijving

Het domein Eikelenhof

Het park rond de Villa 'La Chênaie' bezit een langgerekte parkvijver en enkele glooiende graslanden, deels opgevat als panoramaperk. Het deels halfverharde en deels onverharde padenpatroon vertoont een vloeiende aanleg. De hellende weg vanaf de hoofdtoegang naar het landhuis, ter hoogte van de portierswoning deels aangevuld met origineel rechthoekig zandstenen kasseiwerk in halfsteensverband, heeft een uitgewerkte goot, eveneens in kassei. In de begraasde graslanden en in de parkbosgordels staan solitaire parkbomen met enkele opvallende naaldboomsoorten waaronder een Japanse cipres, een omvangrijke blauwe Atlasceder en twee mammoetbomen. Als opvallende solitaire loofboomsoorten zijn een bruine beuk, een Hongaarse zilverlinde, een zomereik en een wintereik aangetroffen. Dicht bij de parkvijver bevindt zich een opmerkelijke groep bladverliezende azalea’s. In het park zijn ook enkele jonge solitaire parkbomen bijgeplant, waaronder enkele hydriden tussen zomer- en wintereik en een Amerikaanse tulpenboom.

Het park bezit twee brede toegangspoorten en een smal toegangspoortje en is deels omsloten door een gemengde afsluitingshaag met haagbeuk en meidoorn. De parkaanleg gaat over in een door beuken gedomineerd helling- en plateaubos, waarin ook de site van de vroegere bergkerk en omgevende kerkhofzone is gesitueerd alsook een verhoogde vroegere Calvariezone, thans gemarkeerd door een cirkel van uitgegroeide taxus. Vanaf deze verhoogde plaats op de westelijke uitloper van ijzerzandsteenheuvel is er een vergezicht dat reikt tot Brussel (torens Sint-Goedelekathedraal en koepel Justitiepaleis). De hoofdtoegang bestaat uit twee zware natuurstenen pijlers met een dubbel zwart geschilderd smeedijzeren hek. De brede zijtoegang in de Colombastraat bestaat uit twee bakstenen pijlers met een dubbel zwart geschilderd smeedijzeren hek. Het smalle toegangspoortje bestaat eveneens uit een dubbel zwart geschilderd smeedijzeren hek, deels opgehangen aan een tuinmuur en deels aan een bakstenen pijler.

Vanaf de Villa 'La Chênaie' is zuidwaarts in het panoramaperk en in relatie tot een gekasseid binnenplein, een rondbogige arcade met grastaluds aangelegd. Deze aanleg is als een soort amfitheater in de flank van de heuvel aangelegd en verbindt de beide zijgebouwen. Aan beide zijden van de arcade zijn in het grastalud hondenhokjes ingebouwd. De bovenrand van de arcade, oorspronkelijk met een metalen wit geschilderd spijlenhekwerk, is afgezet met een decoratieve stenen balustrade. In de aslijn daarvan bevindt zich een centrale, onderaan ontdubbelde tuintrap, eveneens afgezet met een decoratieve stenen balustrade en een stenen pergola bestaande uit vier stenen zuilen. In de frontzijde van het bordes is een figuratieve fries in bas-reliëf ingebracht met voorstelling van twee knielende of badende vrouwen, die een gestileerde vis omhoog houden. De mond van de vis is tevens een fonteinuitgang, waaruit water kan spuiten. In het gekasseide binnenplein, voor de tuintrap, is een halfrond zwembad ingebracht. Deze aanleg vervangt wellicht een rond of ovalen bassin, mogelijk met fontein, van de oorspronkelijke aanleg. In het binnenplein met rechthoekig, ruw gekapt porfierstenen kasseiwerk in halfsteensverband zijn kasseigoten aangelegd voor de waterafvoer. Op de balustrade zijn enkele stenen siervazen en twee stenen tuinbeelden van jongelingen geplaatst. De twee tuinbeelden zijn gesigneerd 'A. Hocedez'. Bovenaan het panoramaperk, en opnieuw in de aslijn vanaf het landhuis, is een grote natuurstenen siervaas op natuurstenen sokkel, opgericht. Vanaf deze plaats is er een vergezicht dat reikt tot Mechelen (toren Sint-Romboutskathedraal). Een identieke vaas bevindt zich binnen de boscontext bovenop de ijzerzandsteenheuvel. Een derde natuurstenen siervaas met decoratief voetstuk op bakstenen sokkel bevindt zich bij de oostelijke eindpunt van de parkvijver.

Het bos op de topzone en op de flanken van de ijzerzandsteenheuvel bestaat uit een zuur eiken-beukenbos met dominantie van gewone beuk en bijmenging van andere soorten. Verspreid komen ook dennen voor. In de kruidlaag bevinden zich sporen van een heischrale onderbegroeiing met zuurminnende soorten. Ook in de schrale graslanden bevinden zich zuurminnende soorten kenmerkend voor een zogenaamd heischraal milieu. Aan dit biotoop zijn rijke diersoortengroepen verbonden, onder meer bosvogelsoorten en insecten.

In het bos is de omtrek van het voormalige kerkhof rond de vroegere bergkerk geregistreerd. Binnen deze kerkhofzone zijn naar alle waarschijnlijkheid stoffelijke resten en fragmenten van stenen graftekens bewaard uit een begravingsperiode die minstens teruggaat tot het einde van de 11de eeuw. Ook de configuratie van een minstens 18de-eeuwse Calvariezone, ten westen van de kerkhofzone is geregistreerd, terwijl er ook sporen vermoed worden van een vroegere pastorie.

Voorts zijn op de Eikelenberg archeologisch-landschappelijke relicten aangetroffen van vroegere kerkwegen, waaronder de Caviettestraat, Duivelswegel, Hubertuswegel en Hellestraat of Ekelstraat.

In de noordgerichte heuvelflank bevinden zich vermoedelijke relicten van oppervlakkige ijzerzandsteengroeven.

Villa La Chênaie

Het U-vormig grondplan van de villa bestaat uit een centraal hoofdgebouw met twee zijgebouwen waar oorspronkelijk de paardenstallen en het koetshuis waren in onder gebracht. De zijgebouwen zijn symmetrisch opgesteld aan beide zijden van de achtergevel van het hoofdgebouw. De verschillende volumes zijn verbonden met een rondbogige arcade waarop een latere decoratieve balustrade in steen is aangebracht. Tegenover het hoofdgebouw wordt de binnenkoer, gevormd door het hoofdgebouw en de twee zijgebouwen, begrensd door een halfronde trappenstructuur die als een amfitheater in de heuvel is ingebracht.

De gevels van het hoofdgebouw en de zijgebouwen zijn met een rozige mortel bezet. Op oude postkaarten is te zien dat er oorspronkelijk een witte bezetting van de gevel was voorzien. Het onderkelderde hoofdgebouw omvat drie verdiepingen en vijf traveeën aan de voorgevel met een benadrukt middenrisaliet en is het meest monumentaal opgevat. Het rust op een zandkleurig gekalkte plint met horizontale schijnvoegen en is bekroond met een natuurstenen boordsteen, die op de eerste etage wordt herhaald. Het compacte rechthoekige volume is afgelijnd door vooruitspringende hoekkettingen in zandkleurig gekalkte steen. De ramen met sobere natuurstenen omkadering hebben onder de vensterbanken steeds eenvoudig terracotta kleurige consoles.

De sterke symmetrie van het hoofdgebouw wordt versterkt door de zandkleurige polychromie van het middenrisaliet dat rondboogvensters heeft met daartussen natuurstenen pilasters en een opvallende belvedère. Het uitspringende balkon met daaronder een decoratieve lantaarn wordt ondersteund door vier Dorische zuilen en bekroond met een stenen balustrade. Het zou om een latere uitbreiding gaan, die het hellende vlak naar de ingang via het centrale risaliet overkapt. De rechte stenen balustrade langs de hellende vlakken wordt aan iedere kant bekroond door een decoratieve stenen sfinx, die mogelijk zo door Cluysenaar werden voorzien in zijn originele ontwerp.

Het middenrisaliet aan de achtergevel van het hoofdgebouw heeft hetzelfde kleurverschil maar is eenvoudiger uitgewerkt aan de hand van een centrale dubbele deur met rondboog omgeven door een balkon ondersteund door twee Dorische zuilen. Het balkon is afgewerkt met een natuurstenen boordsteen met daarop een smeedijzeren omheining met florale motieven. De centrale dubbele deur eronder heeft een rond bovenlicht met decoratief roedewerk. Ook de vensters die in de twee paneeldeuren zijn ingebracht hebben een decoratief, geometrisch patroon aan de hand van het roedewerk. De rechthoekige vensters van het zijrisaliet en de zij- en achtergevels zijn steeds bekroond met een natuurstenen kroonlijst ondersteund door terracotta consoles. De drie centrale, rondbogige vensters op de eerste verdieping met daartussen een natuurstenen pilasters met Ionische bekroning in terracotta geven uit op het balkon.

De gevel van het hoofdgebouw wordt rondom bekroond met een bepleisterde kroonlijst met ronde steigergaten onder een uitkragende dakgoot. De dakkapel is in het zwak hellend schilddak ingebracht en tussen de drie ramen in natuursteen aan de voorgevel uitgewerkt. Het grondplan van het hoofdgebouw is symmetrisch opgebouwd en bestaat uit een vestibule, toegankelijk vanop het binnenplein, met daarachter het grootste, centrale salon. Aan de oostelijke zijde van het centrale salon ligt een kleiner salon aan de voorgevel met daarachter een ‘antichambre’. Ten westen van de vestibule ter hoogte van de antichambre zijn de trappen naar de eerste verdieping en de kelderverdieping ingebracht. In de vestibule en het centrale salon zijn nog bewaarde interieurelementen aanwezig, zoals een marmeren vloeren, lambriseringen, schrijnwerk, en het salons met parket, pilasters, stucwerk en schilderingen.

Zijgebouwen

De zijgebouwen waren de oorspronkelijke paardenstal en het koetshuis van de villa en waren tegenover het binnenplein en de achtergevel van het hoofdgebouw waarschijnlijk elkaars spiegelbeeld. Deze zijn momenteel omgebouwd tot woningen.

De eenlaagse zijgebouwen zijn vijf traveeën lang en hebben aan de zijde van het binnenplein een centrale arcadestructuur van drie traveeën. Naar analogie met het hoofdgebouw zijn de gevels bekleed met een rozige mortel met uitzondering van de arcadestructuur die net als het middenrisaliet van het hoofdgebouw zandkleurig is gecementeerd. De rondbogige gevelopeningen in de arcaden zijn gedeeltelijk aangepast voor de later ingebrachte woonfunctie. In de flankerende traveeën bevinden zich telkens een rechthoekige deuropening en bekronend venster, eveneens met gedeeltelijk aangepast schrijnwerk.

Portierswoning met serre en ommuurde moestuin

De portierswoning is een rechthoekig roodbakstenen gebouw van drie traveeën breed, één travee diep en anderhalve bouwlaag hoog, onder rood pannen zadeldak. De dakrand is afgewerkt met een beschilderde houten sierkroonlijst. Onder de kroonlijst is het baksteenwerk in sierverband opgebouwd. De middentravee van de voorgevel is licht vooruitspringend en wordt verlengd in een puntgevel met een kleine centrale oculus. De centrale deuropening met vleugeldeur onder rondboogvormig bovenlicht wordt geflankeerd door twee identieke rechthoekige vensteropeningen onder hardstenen latei en rollaag en met hardstenen dorpels. De toegang is bereikbaar door een trap met drie treden van blauwe hardsteen. De zuidelijke zijpuntgevel, uitgevend op de moestuinruimte is voorzien van een rechthoekige gevelopening onder hardstenen latei en rollaag met daarboven een rondboogvenster in de geveltop. Naast dit gebouw bevindt zich een gelijkaardig, nagenoeg vierkant gebouw van anderhalve bouwlaag met een gelijkaardige geveluitwerking in hetzelfde baksteenmetselwerk. De dakvorm, pannen bedaking en houten sierkroonlijst zijn eveneens identiek. De zijpuntgevel aan de zijde van de moestuin is eveneens identiek uitgewerkt met een rechthoekige gevelopening en bovenliggend rondboogvenster in de geveltop.

De voormalige moestuin is een rechthoekige tuinruimte van 65 op 35 meter, omsloten door bakstenen muren. De open tuinruimte is nog bewaard en beperkt als moestuin en als siertuin in gebruik. Een deel wordt ook gebruikt als weide. Er bevinden zich ook enkele fruitbomen en bessenstruiken. De oostelijke muur is gedeeltelijk op volle hoogte bewaard en bezit een vernieuwde centrale toegang tussen bakstenen pijlers. De zuidelijke muur, met gedichte centrale toegang, is ook op volle hoogte bewaard. De westelijke muur is fragmentair bewaard.

Kapel Onze-Lieve-Vrouw van Halle

De (ruïneuze) kapel Onze-Lieve-Vrouw van Halle is opgetrokken in gecementeerde baksteen. De deur is geflankeerd met twee ronde stijlen die overlopen in een spitsboog. Het fronton is uitgewerkt met een mijtermotief. In de oostgevel (koorzijde) is een verweerde zandstenen grafsteen ingemetseld.

Kapel Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekte Ontvangenis

De kapel Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekte Ontvangenis met frontgevel met steunberen, vooraltaar en zijgevels, uitlopend in muurtjes, is opgetrokken in breuksteen met diverse spitsboogvormige omlijstingen in blauwe hardsteen. De daklijst en het nokkruis zijn eveneens uitgevoerd in blauwe hardsteen. Het dak, oorspronkelijk met leien, is hersteld met plaatwerk. De binnenafwerking van de kapel is uitgevoerd in rode baksteen. Een sierlijk roodgeschilderd ijzeren traliewerk sluit de Maria-nis af. In het vooraltaar is de inscriptie ‘1954 Mariajaar’ aangebracht in blauwe hardsteen.

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Legger Kortenberg (Everberg), afdeling IV (Kortenberg), artikel 1093; Mutatieschetsen Kortenberg (Everberg), afdeling IV (Kortenberg), 1844/8 en 9, 1879/13 en 1913/39.
  • CLUYSENAAR J.-P. 1859, Maison de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d’ouvriers etc., Exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar, architecte, Brussel.
  • VANDENBREEDEN J., BASTIN C., DIERKENS-AUBRY F. en EVRARD J. 1994: 'Neoclassicisme', De 19de Eeuw in België, Architectuur en Interieurs, Tielt, 39-53.
  • VANNOPPEN H. 2014, Villa Eikelenhof of 'La Chênaie' te Everberg of... het verhaal van een diestiaanse steengroeve, de reclusae van 1095, de middeleeuwse wijngaarden, de berkerk met kerkhof en pastorie, de villa Verheyden van J.P. Cluysenaar, het natuurreservaat en het topmonument van Kortenberg, Midden-Brabant, winternummer, 4-29.
  • VANNOPPEN H. 1989, Kortenberg in de Belle Epoque, Kortenberg, Erps-Kwerps, Everberg, Meerbeek, Brussel.
  • WINTERS J. 1981, Maatschappij en maatschappijbeeld: Jean-Pierre Cluysenaar, Openbaar Kunstbezit Vlaanderen 19, 123-142.

Auteurs: Wijnsouw, Jana
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa La Chênaie en domein Eikelenhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302591 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.