erfgoedobject

Burgerhuis Van Dieren

bouwkundig element
ID
302603
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302603

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Burgerhuis Van Dieren
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Burgerhuis in art-decostijl, in 1933 gebouwd in opdracht van Johan Van Dieren naar een ontwerp van architect Fernand Pelgrims. De woning is opgetrokken op een perceel voor gesloten bebouwing dat begin 1933 van de stad Antwerpen werd aangekocht en is een van de vroege private realisaties in de Tentoonstellingswijk. Met de vrij conventionele, ornamentele art-decostijl, wijkt de woning af van de vooruitstrevende, modernistische eenheidsarchitectuur die de Tentoonstellingswijk typeert. De klassieke façade veruiterlijkt de zeer conventionele opdeling van de binnenruimte, die teruggrijpt naar het 19de-eeuwse stedelijke burgerhuis.

Over de in Mortsel gevestigde architect Fernand Pelgrims die actief was tijdens het interbellum, is vooralsnog weinig bekend. Hij is een verwant van de Antwerpse architect Ernest Pelgrims (1863-1927). Verder weten we dat Fernand zich niet exclusief op woningbouw toelegde. Zo stond hij onder andere in voor de uitbreiding van de Mortselse 'Malteries et Meuneries Anversoises' met zes moutsilo’s in 1929-1933, en ontwierp hij in 1932 de kantoor- en bedrijfsgebouwen voor de nieuw op te richten brouwerij en mouterij 'Sint-Bavo' te Lint. Ook coördineerde Fernand Pelgrims in 1928-1931 de verbouwing van een pakhuis van de Société Coloniale Anversoise in Deurne. Tot aan zijn dood in 1927 werkte ook Ernest Pelgrims voor deze Société. Ernest ontwierp voor de SCA onder meer een ondertussen gesloopt monumentaal kantoorgebouw in de Meistraat en een bewaard pakhuis aan de Tabaksvest.

Johan Van Dieren, de opdrachtgever, liet de woning bouwen voor zijn minderjarige en niet bij naam genoemde dochter. Waarschijnlijk werd het comfortabele burgerhuis na voltooiing verhuurd. In 1937 bewoonde ondernemer R. De Jond van de Antwerpse firma 'Julien De Jond' het pand. Deze firma handelde internationaal in bouwmaterialen.

De tweegevelwoning telt vier bouwlagen, waarvan de bovenste is uitgewerkt al attiek of pseudo-mansarde. De voorgevel, 7 meter breed en gebouwd op de rooilijn, is opgedeeld in twee ongelijke traveeën, met toegang aan de rechter zijde.

Deze rijwoning heeft een driedelige gevelopbouw, bestaande uit een sokkel bekleed in witte natuursteen (Euville), waarboven een parement in gevlamde geel-oranje baksteen (Cobricam Flamme) en een bekronende attiek bekleed met rechthoekige koperen leien, elkaar in dubbele dekking als halfsteens verband overlappend. De begane grond is uitgewerkt als sokkel en is volledig bekleed met Euville-steen, geprofileerd rondom de spiegelbogige muuropeningen en langs de blauwe hardstenen plint. Aangezette korf- en rondbogen overspannen respectievelijk de garage- en deuropening.

Uitdrukkelijk horizontaal geleed, legt de asymmetrische gevelcompositie de nadruk op de brede linkertravee. Deze wordt gemarkeerd door een driezijdige erker en een bekronend balkon waarop een groot balkonvenster uitgeeft. De vensters van de inkomtravee zijn afgestemd op de ordonnantie van de hoofdtravee: een verzonken drielicht op de bel-etage en een rechthoekig venster op de tweede verdieping. Twee kleine rechthoekige lichten in de attiek vervolledigen het geheel.

De horizontaliserende werking komt tot stand door het bakstenen fries onder een forse houten kroonlijst op lage klossen, de platvol gevoegde gele stootvoegen en verdiepte grijze lintvoegen en de witstenen muurbanden en lekdrempels (blauwe hardsteen), die de voor de rest gescheiden traveeën verbinden. Ter hoogte van de tweede verdieping zijn de bovendorpels van de vensters ontworpen als een doorlopend entablement steunend op bakstenen pilasters, terwijl de lekdrempels als een gebroken, dynamische lijnvoering in elkaar overlopen, ondersteund door als spuwers uitgewerkte consoles. Deze dynamiek wordt in de hand gewerkt door de gestroomlijnde overgang van de erker in het gevelfront middels gebogen zijwanden.

Verdere verfraaiing van de gevel gebeurt door middel van kunstig gesmeed traliewerk in een geometrisch art-decomotief: dit siert de beglaasde stalen voordeur en garagepoort, en de vensteropening van het toilet. Dit geldt ook voor de sierlijk opengewerkte borstwering van het balkon. Volgens het bouwplan zijn de binnendeuren getooid met gelijkaardig traliewerk. De stalen voordeur en garagepoort, gelakt in verdigris, zijn origineel. Het overige vensterschrijnwerk werd vervangen zonder de oorspronkelijke raamverdeling te respecteren. Van de attiek is de daklijst vernieuwd.

De plattegrond volgt de typologie van de traditionele enkelhuisindeling met gang, trappenhuis en keuken in de smalle deurtravee en een enfilade van twee kamers en terras in de brede hoofdtravee. De ondergrondse kelder strekt zich uit onder de volledige woning en omvat een kolenkelder, stookkelder, wijnkelder en provisiekelders.

Volgens het bouwplan is de begane grond opgevat als dienstverdieping, met functies die in de 19de-eeuwse versie van deze woningindeling in het souterrain hoorden. We vinden er in de smalle deurtravee een entreehal met vestiaire en toilet, leidend naar een open traphal met bordestrap op het middenplan en kleine eetplaats met monte-plat aan tuinzijde. In de brede hoofdtravee zit aan straatzijde de garage, met daarachter de keuken. De eetplaats geeft met een beglaasde vleugeldeur uit op de tuin, en de keuken met een beglaasde vierdelige deur op de overdekte koer met toilet en bergkast.

Op de bel-etage kregen de woonruimtes hun plaats. De enfilade van salon, eetkamer, en terras wordt geflankeerd door de traphal met daarachter een voorbereidingskeuken met keukenlift. Het salon neemt over de volledige breedte de straatzijde in en is geritmeerd door twee arcades met schouderstukken, waarbij één centraal en een tweede aan de doorgang naar de eetzaal. Een steektrap verbindt het terras met de tuin. De tweede verdieping omvat twee verbonden slaapkamers, geflankeerd door de traphal met vooraan een badkamer en achteraan een bijkamer. De mansarde herbergt een logeerkamer en een mansardekamer. De voorziening van een mansardekamer en keuken op de dienstverdieping, verwijst naar de aanwezigheid van dienstpersoneel in huis.

  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossier, 1933#44601.

Auteurs: Van den Borne, Steven; Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Burgerhuis Van Dieren [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302603 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.