is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Halfvrijstaand burgerhuis Maes
Deze vaststelling is geldig sinds
Halfvrijstaand burgerhuis in sobere art-decostijl, gebouwd in 1933 als eigen woning voor ingenieur Alfons Maes naar een ontwerp van architect Eduard De Winter (inscriptie op de pui) uit 1932.
Architect Eduard De Winter realiseerde omstreeks 1930 nog twee andere burgerhuizen in de Vlaamsekunstlaan, de nummers 8 en 21. Het gekende oeuvre van De Winter wordt gekenmerkt door een voorkeur voor meer behoudsgezinde stijlen zoals een ornamentele art deco of cottagestijl. Slechts in een paar van zijn ontwerpen neigt de architect naar het modernisme. Vergelijkbaar met de typisch ornamentele art-decostijl van de woning Maes is de woning Van Stappen in de Jan Van Rijswijcklaan 190.
Exterieur
Deze halfvrijstaande rijwoning met zijdelingse toegang vormt met de woning Jahr (nummer 2), de woning Masso (nummer 4) en de woning Zech-Steyteheff (nummer 8) een visueel geheel van vier burgerhuizen, die twee aan twee gekoppeld zijn met centrale zijtoegangen tussen nummers 4 en 6, en een zijtoegang rechts van nummer 2. Volume, vormgeving en materiaalgebruik werden mee ingegeven door de architectuur van de stadsvilla’s en herenhuizen in conventionele art deco die in 1932 sterk het beeld van de verlengde Jan van Rijswijcklaan bepaalden. Alle vertegenwoordigen ze een behoudsgezinde, burgerlijke smaak, die haaks staat op de algemene tendens van moderniteit die de Tentoonstellingswijk typeert.
Het gebouw met een gevelbreedte van twee traveeën aan de straat, is nagenoeg volledig onderkelderd en drieledig van opbouw: een voorbouw van drie bouwlagen, een licht uitspringende middenbouw van twee bouwlagen, beide onder een pseudo-mansardedak, en een lage achterbouw onder platte bedaking. De vloerplaten zijn uitgevoerd als houten roosteringen, terwijl het dragend muurwerk is opgetrokken in baksteen met gebruik van betonbalken voor de overspanningen.
Waar de bouwhoogte volgens de bouwvoorschriften diende afgestemd te worden op die van het in 1932 reeds gerealiseerde buurpand met nummer 8, diende de zijingang dezelfde breedte en diepte te hebben als die van het buurpand met nummer 4. De zijingang was oorspronkelijk afgesloten met twee lage dubbele poorten, één aan de straatzijde in siersmeedwerk, en één aan de tuin in hout. De poort aan straatzijde is vandaag verdwenen. Deze aan de tuin bleef zeker tot 1967 bewaard, maar werd sindsdien vervangen door een hoger exemplaar in smeedwerk, aansluitend aan de zijafsluiting met de buurwoning.
De lijstgevels kregen een parement in bezande bruinrode handvormsteen, gemetseld in staand verband met gesneden voegen, op een hoge plint van blauwe hardsteen, en onder een bekronende mansarde bekleed met natuurleien in maasdekking. Contrasterende witte natuursteen verlevendigt het baksteenmetselwerk en werd aangewend voor venster- en deuromlijstingen, vensterdorpels- en posten, borstweringen, muurbanden, de erkerkuip en -bekroning, balkonbalustrade, en het gladde fries onder de kroonlijst.
De rijker uitgewerkte voorgevel beantwoordt aan een vrij klassiek schema. De compositie legt overeenkomstig de indeling van het interieur de klemtoon op de brede en hoger opgaande zijrisaliet die vanaf de eerste verdieping gemarkeerd wordt door een bow-window, aansluitend op een balkon met rechthoekige balusters op de tweede verdieping. Hierop geeft een korfboogvomige vensterpartij uit onder een flauw gebogen waterlijst met gesculpteerde sluitsteen. De hoektravee is opengewerkt met smalle hoge vensters en wordt benadrukt door een bekleding in witte natuursteen, contrastrijk onderbroken door de bakstenen borstwering van de bovenste verdieping en bekroond door een breed en blind fries onder een overstekende houten dakgoot. De traveewerking met regelmatig ingedeelde drie- en vierlichten wordt zowel in zijrisaliet als hoektravee benadrukt door uitvoering van vensterposten, borstweringen en lintelen in witte natuursteen.
In de eerder gesloten zijgevel ligt de klemtoon op de inkomtravee, bestaande uit een toegangsdeur en bovenlicht, samen gevat in een hoog en licht verdiept portaal met geprofileerde natuurstenen omlijsting - oorspronkelijk met een houten luifel boven de deur, die na 1967 verdwenen is. De zijgevel is verticaal geritmeerd door hoog oplopende bakstenen schouwmassieven waarvan het rechter exemplaar is aangezet op een geprofileerde witstenen console.
Voor- en zijgevel ontlenen hun art-decokarakter aan de opvallende versiering van de borstweringen, met typisch gegroefde onderdorpels en rankwerkornamenten in spiraalvorm, en aan de discrete profilering van vensterposten, lintelen en dorpels. Meer uitgesproken zijn het fraaie siertraliewerk van de vensters van de hoektravee, de voordeur, en het toilet, en de smeedijzeren afsluiting van de zijingang.
Het siersmeedwerk is authentiek. Het houten vensterschrijnwerk is deels vervangen, met herneming van de kleinroedeverdeling van de bovenramen.
De twee traveeën brede achtergevel voorzag de architect in dezelfde materialen als de voor- en zijgevel maar werd functioneler vormgegeven. Klassiek opgevat met een lage achterbouw, waarin rechts een smaller uitspringend keukengedeelte en links een bredere woonkamerpartij, wordt een open zicht geboden op te tuin middels beglaasde vensterdeuren en bovenlichten. De klemtoon ligt op de terrassen: één op de begane grond aan de leefruimte, en één op de eerste verdieping in functie van twee slaapkamers. Beide terrassen hadden oorspronkelijk een houten balustrade, die na 1967 is weggenomen. In 2006-2007 zijn het terras van de eerste verdieping en de dakverdieping voorzien van metalen spijlenbalustrades.
In 2006-2007 zijn renovatie- en verbouwingswerken uitgevoerd, waarbij achteraan in de tuin over de volledige breedte een bakstenen tuinberging onder platte bedaking werd opgericht. Verder werd de bedaking van de voor- en middenbouw gedeeltelijk vervangen door een hogere tweedelige leien zaagtandbedaking met de inkomtravee in de zijgevel als middenas / scharnier. Het eerste nieuwe dakvolume zet aan straatzijde aan als pseudo-mansarde en bekroont de voorbouw, terwijl het tweede volume een deel van de middenbouw overspant. De rest van het dakoppervlak werd ingericht als dakterras boven een vernieuwde pseudo-mansardebedaking.
Interieur
De plattegrond volgt de conventionele typologie van het dubbelhuis voor de vermogende burgerij. Opvallend hierbij is de ruime centrale traphal die elk niveau over de volledige breedte opdeelt in voor- en achterruimten, en voorzien is van een grote bordestrap die alle niveaus bedient: op de begane grond de representatieve ruimten, op de eerste verdieping de slaapvertrekken, en daarboven de mansardekamers. De kelder is bereikbaar vanuit een afzonderlijke office aan de keuken.
Vanuit de centrale inkomdeur in de zijgevel leidt een tochtportaal naar de verhoogde begane grond met centrale, gevelbrede traphal waarin een toilette en wc. Opvallend hier is de trapplint geschilderd in een marmerimitatie en het stucwerk in simili pierre met decoratieve glas in loodverlichting voor de keldertrap, als geheel aansluitend op nadrukkelijk geprofileerd plafondlijstwerk. Deze interieurvormgeving herneemt De Winter ook in de buurwoning nummer 8 en in de woning Van Stappen in de Jan Van Rijswijcklaan. Volgens de bouwplannen neemt op de begane grond het salon de straatzijde in, terwijl aan tuinzijde ruimte geboden wordt aan de eetkamer met de keuken en tussenliggende office. Via een beglaasde vierdelige deur (vaste zijlichten) onder bovenlicht (met valraam) geeft de eetkamer uit op een terras en op een volledig ommuurde tuin drie treden lager.
De eerste verdieping biedt ruimte aan een grote hal en drie slaapkamers: één gevelbrede slaapkamer met vaste kasten aan de straatzijde, en twee slaapkamers aan de tuinzijde, uitgevend op een terras boven een deel van de keuken en de eetkamer. Op het middenplan een badkamer voor gemeenschappelijk gebruik. Een hal, vier mansardekamers en een bergplaats vormen volgens de bouwplannen de mansardeverdieping. Vóór 2000 werd de mansardebergplaats omgevormd tot badkamer. Bij de verbouwingswerken van 2006-2007 is het grote daklicht in de hal (met gele ondoorzichtige glasruiten) weggenomen in functie van de uitbreiding van de bovenliggende mansardekamer tot een volwaardige, opengewerkte zolderverdieping.
De kelder strekt zich uit onder de volledige woning, behalve onder de office en keuken. Naast een verwarmingsruimte met twee kolenkelders, biedt het ondergrondse niveau ruimte aan een grote provisiekelder, een waskelder en een wijnkelder.
Veel van de oorspronkelijke interieurelementen bleven bewaard. In de representatieve kamers een staalkaart van stucwerkplafonds en van Belgische marmers: rouge voor de schouwmantel van de eetkamer, gris voor de vensterdorpels, en bleu voor de vloerplinten van de inkomhal met mogelijk later ingebrachte blanke marmervloer (Bianco C/Carrara). Verder zijn onder meer bewaard: een doorgeefluik met mechaniek tussen keuken en eetplaats, (beglaasde) houten paneeldeuren, omzoomde eiken parketvloeren in visgraatpatroon op de begane grond, en inbouwkasten op de eerste verdieping. Nog op de verdiepingen zijn oorspronkelijke lichtschakelaars (Perkins) behouden.
Auteurs: Van den Borne, Steven; Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Vlaamsekunstlaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Halfvrijstaand burgerhuis Maes [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302622 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.