erfgoedobject

Burgerhuis Wellens-Vermeiren

bouwkundig element
ID
302627
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302627

Juridische gevolgen

Beschrijving

Bel-etagewoning in zakelijke art deco, in 1933-1934 gebouwd in opdracht van het echtpaar A. Wellens-Vermeiren naar een ontwerp van de Antwerpse architect Frans Peeters. De woning is opgetrokken op een perceel voor gesloten bebouwing dat in mei 1933 van de stad Antwerpen werd aangekocht en is een van de vroege realisaties in de Tentoonstellingswijk.

Frans Peeters wordt als architect met een diepchristelijke geloofsovertuiging vooral geassocieerd met zijn oeuvre in de kerkelijke sfeer, in het bijzonder met zijn latere monumentale en strak geometrisch vormgegeven realisaties zoals de parochiekerk Sint-Jan Evangelist te Wilrijk (1933), de Eeuwfeestkapel (1934) van het Klein Seminarie te Hoogstraten, en het noviciaat voor de Witte Paters (1937) te Vrasene. Peeters was nochtans een veelzijdig architect die tijdens zijn korte loopbaan, in en om Antwerpen ook woonhuizen, scholen en winkelinrichtingen ontwierp. Zijn vroege profane werk was traditioneel van opvatting en zeer decoratief. Midden de jaren 1920 sloten zijn gebouwen qua vormentaal en materiaalbehandeling aan bij de eigenzinnige art-decostijl van Jozef (Jef) Huygh met wie hij bevriend was. Een half decennium later was Peeters echter geëvolueerd naar een modernistische vormentaal waarin aanvankelijk nog art-deco-accenten doorklonken.

De betrekkelijk gaaf bewaarde bel-etagewoning die Peeters voor het echtpaar Wellens-Vermeiren ontwierp, is representatief voor zijn vroege modernistische realisaties buiten de kerkelijke sfeer. Wel werd Peeters’ ontwerp sterk gedetermineerd door de bouwvoorwaarden die de stad oplegde: een plat dak, een kroonlijsthoogte van maximaal 10 meter, en een parement van witte steen voor het gelijkvloers en bezande baksteen voor de verdiepingen. Meer vrijheid had Peeters bij de bouw van zijn eigen modernistische woning in de Ruytenburgstraat 32 te Berchem (1931), maar de architecturale kwaliteiten van die woning zijn door vele aanpassingswerken grotendeels verloren gegaan.

Exterieur

De bel-etagewoning telt drie bouwlagen onder een plat dak. Van de constructie zijn de vloer- en dakplaten uitgevoerd in gewapend beton terwijl het muurwerk in baksteen is opgetrokken. De gevel, met een breedte van 7 meter en gebouwd op de rooilijn, is opgedeeld in een smallere toegangstravee en een brede venstertravee met op de begane grond de garage.

Uitgewerkt als sokkel voor de woning, heeft de begane grond tot op driekwart hoogte een bekleding in witte kalksteen (Euville), geplaatst in groot tegelverband en rustend op een lage plint in blauwe hardsteen. Korte muurdammen in bruinrode gezande baksteen, gemetseld in halfsteens verband met verdiepte lintvoeg, overbruggen de ruimte tussen het natuurstenen parement en de bovenbouw. Deze kleine kolommen in contrasterend metselwerk ontnemen de gesloten sokkel haar massiviteit en wekken de indruk de uitkragende bovenbouw te schragen; een indruk die versterkt wordt door de horizontale puilijst in witte steen onderaan de uitbouw. De originele houten inkomdeur en drieledige houten garagepoort, beide met parallelle platijzers, bleven bewaard. Van het hoge vestibulevenster is het oorspronkelijk witgeschilderde houten raam met roedeverdeling vervangen door een exemplaar in kunststof.

Uitgevoerd in bruinrode baksteen is de uitkragende gevel van de bovenbouw opgevat als twee ineengeschoven L-vormige vlakken. Het eerste vlak wordt gevormd door de smalle linkertravee en door de borstwering van de bel-etage. Dit vlak is sterk verticaal uitgewerkt met hoge en smalle vensters zonder lijsten, dwars metselwerk in platvol gevoegd halfsteens verband boven de vensters, en lange kolommen in halfsteensverband met verdiepte lintvoeg langs de traveezijden. Achter dit vlak gaan de traphal en badkamer schuil. Het tweede vlak wordt gevormd door de brede venstertravee met verhoogde kroonlijst. Dit schijnbaar verdiept vlak accentueert de woonruimten en is horizontaal uitgewerkt met brede vensters in een natuurstenen omlijsting, een doorlopende onderdorpel, en brede stroken metselwerk in kettingverband onder en boven de vensteropeningen. Door deze asymmetrische compositie krijgt de bijna vlakke gevel driedimensionale kwaliteiten.

Discrete art-deco-accenten zijn toegepast voor de daklijsten in gezet en golvend gesneden bladzink, en voor het gestileerde en licht trapezoïde gevelornament in blauwe hardsteen dat de smalle toegangstravee bekroont. Op het bouwplan is het gevelornament nog zeer overdadig uitgewerkt.

De expressiviteit van de gevel heeft aan kracht ingeboet door de vervuiling van het metselwerk en door het niet hernemen van de oorspronkelijke raamverdelingen bij de vernieuwing van het schrijnwerk. Het originele witte houten vensterschrijnwerk had een rastervormige roedeverdeling die sterk correspondeerde met het formaat en voegwerk van het witstenen parement van de pui.

Interieur

De indeling beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning met zijn typische verticale scheiding van functies: werken en opbergen op het gelijkvloers, leven op de representatieve eerste verdieping of bel-etage, en slapen op de tweede en meest private verdieping. De plattegrond is zeer klassiek en volgt de sinds de 19de eeuw gangbare enkelhuisindeling van de stedelijke rijwoning: in de smalle deurtravee zitten inkom, gang met trappenhuis en keuken; in de brede venstertravee sluiten op elke verdieping twee kamers in enfilade op elkaar aan.

Volgens het bouwplan omvat de lage begane grond in de linker travee behalve de hal met portaal, trap en vestiaire, ook een ruime provisiekamer. De brede rechter travee biedt ruimte aan een aansluitende wasplaats. De tuin ligt op hetzelfde niveau als de koer en is niet vanuit de bel-etage bereikbaar. Onder de ontvangstruimten bevinden zich een kleine provisie- en kolenkelder.

Via het trappenhuis in de deurtravee worden de bel-etage en de tweede verdieping ontsloten. Op de bel-etage zien we de klassieke plaats van de keuken achter het trappenhuis en de standaard enfilade van twee kamers in de brede venstertravee. Aan tuinzijde een bijna gevelbreed terras met betonnen balustrade. De toiletruimte is nog niet in de woning gebracht, maar is geplaatst achter de keuken en is enkel toegankelijk vanop het terras. De achtergevel is zuidelijk georiënteerd en met glasdeuren, een groot venster, en lage maar brede bovenlichten wordt daglicht maximaal de woonkamer en keuken binnengetrokken. Doordat de woonkamer op het zuiden werd gericht, kreeg de eetkamer en eerder ongebruikelijke inplanting aan de straatzijde en weg van de keuken. De tweede verdieping omvat aan de straatzijde de grote slaapkamer met een en suite badkamer, en aan de tuinzijde twee slaapkamers.

  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossier, 1933#44134.
  • COOMANS T. 2003: Peeters, Frans, in: VAN LOO A. (red.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, 447-48.
  • MIGOM S. 2004: Frans Peeters, in: LAUREYS D. (red.), Bouwen in beeld : de collectie van het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, Turnhout, 223-26.
  • PEETERS H. 1985: Frans Peeters architekt kerkelijke bouwkunst, 1928-1942, Mortsel.

Auteurs: Van den Borne, Steven; Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Burgerhuis Wellens-Vermeiren [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302627 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.