erfgoedobject

Omgeving Kasteel Ter Dolen

landschappelijk element
ID
302640
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302640

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het kasteel Ter Dolen is een voormalig vroeg 16de-eeuwse waterslot en zomerverblijf van de abten van Sint-Truiden dat omgeven wordt door grasland en bospercelen en bereikbaar is via enkele oude eikendreven.

Historiek

Sinds het einde van de 13de eeuw was het dorp Helchteren een heerlijkheid in het bezit van de abdij van Sint-Truiden. Ongeveer in het midden van de heerlijkheid, ten noordoosten van de dorpskern, situeert zich een door de abten gebouwde sterkte, Ter Dolen genoemd, die ook als zomerresidentie functioneerde. De eerste vermelding dateert van 1282. In het Rijksarchief wordt nog een kaart van de heerlijkheid Helchteren bewaard die in 1695 in opdracht van abt Maurus Van der Heyden (1690-1730) werd opgesteld. De bewaking en de verdediging van de abbatiale sterkte Ter Dolen viel ten laste van de inwoners van Helchteren.

Van de oorspronkelijke burcht bleef geen aanduiding bewaard, tenzij dat de toenmalige hoeve en het kasteel Ter Dolen in 1361 werden platgebrand door ridder Hendrik van Halbeek, tegenspeler van abt Robert van Craenwick. In 1367 volgde min of meer herstel. Naderhand vielen de gebouwen weer in puin en werden ze heropgebouwd door abt Hendrik van Conincxheim (1443-1470). De kroniek van de abdij van Sint-Truiden verhaalt evenwel dat door gebrek aan zorgen Ter Dolen reeds snel in een ruïne herschapen was. In 1522 vonden grote herstellingen en vergrotingen plaats onder abt Willem van Brussel (1516-1532), zo goed als een volledige nieuwbouw. Hij versterkte het kasteel met een omwalling bestaande uit een sterke ringmuur met torens en een brede, diepe gracht. Hij kocht ook de verloren gegane omliggende goederen terug en maakte het domein opnieuw rendabel.

Als versterking van het dorp in de 17de eeuw bleek het kasteel Ter Dolen evenwel niet voldoende te zijn. Middels een smeekbede verkregen de inwoners van Helchteren op 30 december 1634 van abt Hubertus van Sutendael (1638-1663) de toelating om op hun grond “neffens het slot ter oosterzijde” een schans op te werpen. De kaart van 1695 situeert deze in het veld opgeworpen en met een watergracht omgeven versterking van regelmatige, bijna vierkante vorm op het gehucht “Zonnis” tussen de “Kunsel Straete” en de weg van Peer naar Hasselt.

Aangeslagen als nationaal goed onder de Franse omwenteling in 1792, werd het domein te Maastricht openbaar verkocht op 14 oktober 1797 aan een zekere J.Th. Van Gulpen, namens W. Claes, burgemeester te Hasselt. De verbouwing in neo-Lodewijk XVI-stijl vond wellicht in de 19de eeuw plaats.

Op de kabinetskaart van de Ferraris (1771-1777) wordt het kasteel Ter Dool weergegeven als een rechthoekig omgracht complex, “Cense de L’Abbaye de St Trond” genoemd. Het L-vormig is aangevuld met een U-vormig neerhof ten zuiden. Twee dreven ten zuiden leiden naar het geheel, dat ten noorden en zuiden wordt geflankeerd door twee vijvers. Het complex wordt omgeven door akkers en drassige weilanden ter hoogte van de beek. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) wordt het waterslot “Château Dool” genoemd en komt het nagenoeg voor in zijn huidige configuratie met de haakse vleugel van het kasteel op de juiste plaats ten oosten en het U-vormig neerhof ten zuiden, met de toen nog aanwezige westvleugel met uitbouwsels.

In 1917 verbleven 250 Duitse soldaten op het kasteel, waar ze vernielingen aanbrachten. Van 1923 tot 1932 verbleven er de Fraters van Tilburg, toen ze zich vestigden in Zonhoven. Na hun vertrek verkochten de eigenaars de meeste bijhorende gronden. Ter Dolen was erg onderkomen geraakt, zodat er herstellingswerken nodig waren om het kasteel weer bewoonbaar te maken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog viel het kasteel in handen van de Duitse bezetter, die niet alleen aan het interieur schade berokkende, maar ook bij het verlaten van het slot wat nog overbleef van het poortgebouw en de ten westen aansluitende dienstgebouwen van het neerhof in 1944 door brandstichting vernielden. Het woonhuis van de hoeve en de melkerij werden heropgebouwd door mevrouw Dijon-Naveau. Na de Tweede Wereldoorlog werd het slot het buitenverblijf van oud-eerste minister Jean-P.-A.-Gh.-M. Duvieusart (° 1900). De huidige eigenaar installeerde in 1994 een brouwerij Ter Dolen in het neerhof.

Beschrijving

Het kasteel Ter Dolen bestaat uit een L-vormig voormalig neerhof, met poortvleugel ten zuiden, waarin eertijds stallingen en woonhuis waren ondergebracht en nu de stapelruimten, toiletten, het degustatielokaal en de taverne zich bevinden, alsook een voormalige schuur (?) ten oosten, in de tweede helft van de 19de eeuw tot koetshuis omgevormd en heden brouwerij.

De omgeving van het kasteel Ter Dolen heeft een belangrijke cultuurhistorische waarde: het abbatiale waterslot (de eerste vermelding dateert van 1282), waarvan de inwoners van Helchteren de bewaking en de verdediging op zich namen, functioneerde als versterking van het dorp. De weiden rond het kasteel worden nog steeds gedraineerd door ‘zouwen’, terwijl een sluizensysteem regelmatige bevloeiing mogelijk maakt.

Topografie, geologie en bodem

Het gebied maakt deel uit van het westelijk randgebied van het hoogplateau van Limburg en bevindt zich op een gemiddelde hoogte van circa 70 meter +TAW. Akkerbouwgebieden wisselen in dit gebied af met dichte naaldhout- en loofbomen.

De ondergrond van het terrein bestaat uit miocene afzettingen, meer bepaald groen tot bruin, heterogeen en glauconietrijk zand met meerdere grindlagen, micarijke horizonten en (ijzer)zandsteenbanken behorend tot de Formatie van Diest. Deze tertiaire zandlagen werden tijdens de mindel-ijstijd bedekt met Maasgrind. Het tertiair materiaal werd, net zoals het grindmateriaal van het Maasterras, bedekt met dekzand uit het vol- of laatglaciaal (pleistoceen-würm). Het dekzand bestaat hoofdzakelijk uit zand en in mindere mate uit lemig zand. Op sommige plaatsen is het dekzand vermengd met grindlagen ten gevolge van cryoturbatie. Tijdens recente perioden (boreaal) werden de dekzanden plaatselijk verstoven, gedeeltelijk opgenomen door het neerslagwater en in de beekvalleien afgezet.

De Sonnisbeek (Scheldebekken) behoort samen met de Mangel-, Laam- en Roosterbeek tot de waterlopen met de grootste sedimentatie van de streek. Er komen onder meer zeer sterk hydromorfe alluviale bodems met een veensubstraat beginnend op geringe diepte (bodemtype Sfp) voor. De grond is permanent nat met winterwaterstand boven het maaiveld en is bijgevolg ongeschikt voor akker- en tuinbouw. Mits een goede oppervlakkige ontwatering is de bodem geschikt als graasweide. In natuurlijke toestand komt de grond enkel in aanmerking voor hooiweide en bosbouw. Het kasteel is, behalve langs de noordzijde, omgeven door sterk hydromorfe alluviale bodems zonder profielontwikkeling (bodemtype Sep). Tijdens de winter stijgt het grondwater boven het maaiveld, in de zomer daalt het tot 80-125 centimeter. Dit bodemtype is permanent nat tot zeer vochthoudend, ook tijdens droge zomers. Evenals het bodemtype Sfp is dit bodemtype in natuurlijke toestand te nat voor akker- en tuinbouw. Deze gronden waren begin jaren '80 (ten tijde van de bescherming) in gebruik als graasweide. Er werden greppels aangelegd om het oppervlaktewater af te voeren. De akkers ten westen van het militaire domein zijn droge zandgronden met weinig duidelijke humus en/of ijzer B horizont (bodemtype Zbf). Het is een bruine podzolachtige bodem met gering waterophoudingsvermogen. De hoogste winterwaterstand bevindt zich op 90-125 centimeter diepte. Deze gronden zijn weinig geschikt voor landbouw, tenzij voor gewassen die tegen de droogte weerstaan. Het zijn geschikte bodems voor naaldhout. Tussen de droge zandgronden in het oostelijk deel van het het gebied en de alluviale gronden rond het kasteel bevindt zich een strook matig droge zandgronden met weinig duidelijke humus en/of ijzer B horizont (bodemtype Zef). Hij is voldoende vochthoudend in het voor- en najaar om akker- en tuinbouw mogelijk te maken.

Bodemgebruik en vegetatie

Ten zuidoosten en ten noorden van het kasteel bevonden zich vroeger vijvers. Eén van deze vijvers, de Doelwijer, deed dienst als visvijver van de abdij. Deze werden, net zoals de verdedigingsgrachten, bevoorraad met water uit de Sonnisbeek. De vijvers verlandden echter en de gronden werden in gebruik genomen als weiden die door middel van ‘zouwen’ (smalle beekjes) gedraineerd werden. Het sluizensysteem dat eerst de vijvers van water voorzag werd nu gebruikt om een regelmatige bevloeiing van de weiden mogelijk te maken. Ten noordwesten van het kasteel is nog een vijver aanwezig. Rond het weiland was begin jaren '80 nog zeer duidelijk een verhoogde wal zichtbaar, de toenmalige oever van de vijvers. Omstreeks 1830 werd er rond de weiden een aanplanting van lork (Larix) gedaan, gevolgd door een tweede aanplanting omstreeks 1935. De haag, links voor de toegang tot de hoeve, die de moestuin afsluit, zou dateren van 1780. Tweederde van de oorspronkelijke haag werd gerooid. De bomen zouden een ouderdom hebben van tussen de 300 en 150 jaar. De platanen (Platanus) langs de grachten, ter hoogte van de hoeve, zouden het oudste zijn, terwijl de linden (Tilia) op de binnenkoer van de hoeve iets jonger zijn. De acacia (Robinia) is het jongste van de bomen, maar het is een uniek exemplaar voor de streek. De toegangswegen naar het kasteel Ter Dolen en de hoeve zijn eikendreven (Amerikaanse eik, Quercus rubra), deze bomen zouden tussen 150-200 jaar oud zijn. Vanaf de 19de eeuw begonnen sommige percelen rondom het kasteel te verruigen, waardoor er langzamerhand een hakhoutbos ontstond dat volgens de 1/8 regel onderhouden werd. Dit wil zeggen dat jaarlijks ongeveer 1/8 van de struiklaag gekapt werd. In het zuidoostelijk deel van het het gebied bevindt zich een klein dennenbos (Pinus), dat in 1955 door de toenmalige conciërge aangeplant werd.

De weiden rond het kasteel kunnen grotendeels als kamgrasweide geclassificeerd worden. Deze graslanden worden door middel van ‘zouwen’ gedraineerd, waarop planten van de moerasspirea-associatie voorkomen. Op de droge zandgronden komen percelen eiken-berkenbos en naaldhoutaanplanten voor. Op bepaalde plaatsen langs de Sonnisbeek komt een elzenbroekbos voor. Een vrij grote oppervlakte van het bos is met populieren (Populus) beplant.

De aanwezigheid van eiken-berkenbos, een bosgemeenschap waarvan de zeldzaamheid de laatste jaren sterk toeneemt, en van zeer sterk hydromorfe alluviale bodems met een veensubstraat beginnend op geringe of matige diepte en de hierbij horende, zeldzaam wordende plantengemeenschappen geeft het landschap een belangrijke natuurwetenschappelijke waarde.

Het zicht op het kasteel en het voorkomen van de door ‘zouwen’ gedraineerde weiden, vijvers, akkers en de dichte naaldhout- en loofhoutbossen op een vrij beperkte oppervlakte geven dit landschap een grote esthetische waarde.

  • Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL000238, Omgeving van het waterslot Ter Dolen, advies KCML (1982).
  • Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL000238, Omgeving van het waterslot Ter Dolen, beschermingsvoorstel (H. Bats, s.d.).
  • Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL000252, Kasteel De Dool, (J. Gyselinck, 1981).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.

Auteurs: Pauwels, Dirk; Gyselinck, Jozef; Cox, Lise; Bats, Hubert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Omgeving Kasteel Ter Dolen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302640 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.