erfgoedobject

Bolloheide

landschappelijk element
ID
302645
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302645

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Bolloheide
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

De Bolloheide is een relict (met een oppervlakte van circa 13,6 hectare) van het heide- en dennenbossencomplex dat vroeger het grootste gedeelte van de duinenrij, die tussen Mechelen en Aarschot de noordrand van de Vlaamse Vallei begrenst, innam. Van dit duinenlandschap, soms de Brabantse Kempen genoemd, zijn slechts enkele relicten overgebleven: de Kruisheide en het Pommelsven te Keerbergen en de Bolloheide te Tremelo, op de oostelijke uitloper van de duinenrij. De overige delen van deze duinen werden vanaf het interbellum omgezet naar uitgestrekte residentiële verkavelingen.

Fysische geografie

De stuifzandrug waarvan de Bolloheide, op het oostelijke uiteinde ervan, deel uitmaakt is volgens de verklarende tekst bij de bodemkaart van holocene oorsprong en werd gevormd door verstuiving van zandig materiaal vanuit de valleien ten gevolge van ontbossingen. Verstuivingen op de zandrug zelf zouden in een meer recent verleden het gevolg van ontbossingen en intensief gebruik van de heide door de mens kunnen geweest zijn. De bodemcode X op de bodemkaart staat voor: “niet gedifferentieerde terreinen waarin (lemig-) zandgronden van verschillende profielontwikkeling en draineringsklasse voorkomen”, meestal “podzolen, bruine podzolachtige bodems en regosols die geheel of gedeeltelijk geërodeerd zijn of met stuifzand overdekt werden".

De hoogtelijn van 12,5 meter omringt het gebied. Binnen het beschermde gebied komen reliëfverschillen tot 2 meter voor. Het hoogste gedeelte van de Bolloheide bevindt zich aan de oostrand, langs de Van Arckellaan. Het microreliëf vertoont geen duidelijk patroon. Bovendien komen binnen het terrein talrijke sporen van vergraving voor. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door een gracht die de grens met de provincie Antwerpen vormt en die naar de Raambeek leidt, een waterloop die via allerlei omzwervingen en naamsveranderingen te Mechelen als Boeimeerbeek in de Dijle uitmondt.

Vegetatie

Enkel op de iets hoger gelegen delen zijn nog min of meer gesloten dennenbestanden aanwezig. Een open heideachtige begroeiing neemt de grootste oppervlakte in. De heidevegetatie is vooral uit struikheide opgebouwd, kenmerkend voor droge, voedselarme, zure grond, een verarmde versie van het struikheide-kruipbrem verbond. Sporadisch komen meer grazige, heischrale vegetaties van de buntgrasorde voor. Het gaat om verarmde, fragmentaire versies maar toch met enkele zeldzame soorten als stekelbrem (Genista anglica), heidespurrie (Spergula morisonii) en klein tasjeskruid (Teesdalia nudicaulis). Het zuidoostelijk deel is (of was ooit) merkelijk vochtiger dan de rest van het gebied, want het is doortrokken met evenwijdige greppels aan de rand waarvan gewone dophei (Erica tetralix) groeit.

Over het volledige gebied komen opmerkelijk veel vliegdennen, zaailingen van grove den (Pinus sylvestris) voor. De meer beboste delen, hoofdzakelijk relicten van de dennenbestanden die vroeger het hele gebied bedekten, hebben een struiklaag die bijna uitsluitend uit Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) en Amerikaans krentenboompje (Amelanchier lamarckii) bestaat. Uit het voorkomen van bijvoorbeeld hengel (Melampyrum pratense), bochtige smele (Deschampsia flexuosa) en blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus) kan worden afgeleid dat het om een bostype gaat dat ecologisch nauw aansluit bij heide, namelijk het eiken-berkenbos. Opmerkelijk is een groeiplaats van rankende helmbloem (Corydalis claviculata) in het noorden van het gebied, algemeen als een zeldzame soort aangewezen, maar in de Brabantse Kempen soms voorkomend aan de rand van oude dennenbossen.

Minder voor de hand liggend zijn de groeiplaatsen van groot heksenkruid (Circaea lutetiana) en kleine maagdenpalm (Vinca minor), beiden soorten die in een rijker bostype thuishoren. De bebossing aan de oostrand van het gebied, langs de Van Arckellaan, omvat een aantal siersoorten of cultuurvariëteiten, die vermoedelijk afkomstig zijn uit de villatuinen aan de overkant van de straat: gele dovenetel met witblond blad (Lamium galeobdolon ‘Variegatum’), twee soorten dwergmispel (Cotoneaster horizontali, Cotoneaster salicifolius), appelaar (Malus sylvestris) en vermoedelijk ook de stuikjes hulst (Ilex aquifolium).

Cultuurhistorisch landschap

Hoewel het voornamelijk om heidebegroeiing gaat, staat dit gebied op enkele topografische kaarten aangeduid als Bollobos. Op de kaarten van rond 1900 maakt het gebied inderdaad deel uit van een uitgestrekte naaldhoutaanplanting die als “bois de Bolloo” wordt aangeduid, maar op de Kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) maakte het deel uit van de “Grootloo heyde”, genoemd naar het nabijgelegen gehucht Grootlo, aan de noordrand van het “Ballembosch”. De bebossing met naaldbomen dateert dus van na circa 1775. In 1772 zou een plakkaat, dat volledig kadert in de grote ontginningsbeweging tijdens de tweede helft van de 18de eeuw, verschenen zijn waarin vermeld wordt dat alle heide- en andere woeste gronden die omgezet worden naar bos of zaailand gedurende 30 jaar van alle lasten en cijnzen zouden worden vrijgesteld en dat gemeenten, geestelijke of wereldlijke corpora en particulieren hun woeste gronden zelf dienden te ontginnen, op straffe van onteigening. In het westelijk deel van de Zuiderkempen werden grote delen van de stuifzandrug van de Dijle en de Demer bebost met naaldhout ten gevolge van dit plakkaat.

In 1960 werd het grondgebied van de gemeenten Keerbergen, Tremelo en Bonheiden, dat grotendeels wordt ingenomen door residentiële verkavelingen, nog idyllisch omschreven als “een golvend duinlandschap met dennenbossen, heidevelden met winddennen en berkengroepjes” waar “in de nabijheid van de duinen (...) de gronden bewerkt (worden) en (...) al dan niet geplagd”. De evolutie van landelijk-agrarisch naar recreatie- en villegiatuurgebied voor de omliggende steden, met name Brussel, was al ingezet tijdens het interbellum. Bij deze evolutie waren duingronden met of zonder dennen het meest in trek. Vooral de jaren 1960 werden gekenmerkt door een explosieve toename van het woningbestand. Van het duinlandschap dat zich vanaf Bonheiden over Rijmenam en Keerbergen uitstrekt tot Tremelo en dat soms de “Brabantse Kempen” werd genoemd zijn slechts enkele relicten overgebleven: de Kruisheide en het Pommelsven te Keerbergen en, op de oostelijke uitloper van de duinenrij, de Bolloheide te Tremelo.

  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB000088, Bolloheide. (DENEEF, R., 1994).
  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB000088, Bolloheide: Dossier ‘De Bolloheide’, dossier ter ondersteuning van de aanvraag tot erkenning als natuurreservaat (S.n., 1997).
  • De Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.

Auteurs: Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bolloheide [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302645 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.