Sociaal woonblok met 25 appartementen en kinderkribbe tussen 1958 en 1960 gebouwd door de Samenwerkende Maatschappij voor de Huisvesting van Leuven en de Stad Leuven in het kader van stadssanering. Het woongebouw werd in een monumentaal modernisme ontworpen door architect Paul Stevens en was het laatste woonblok van de hoogbouwwijk aan het Vriesenhof.
Volgend op de Wet op de Krotopruiming uit 1953, die voorzag in staatstoelagen voor sloop en vervangingsbouw van ongezonde huisvesting, besliste het stadsbestuur, onder leiding van burgemeester Franz Tielemans die ook voorzitter was van de lokale huisvestingsmaatschappij, tot een grootschalige sanering van de Leuvense binnenstad. Daarbij werd een van de oudste wijken van de stad, gelegen rond de Fonteinstraat, Tessenstraat, Ridderstraat en Brouwerstraat, grondig aangepakt. De voor die tijd vooruitstrevende en radicale bouwpolitiek bestond uit het vervangen van krotwoningen door gemengde complexen (middelhoogbouw en hoogbouw), waarin naast "normale" gezinnen ook voormalige krottenbewoners werden gehuisvest. In dit kader bouwde de Samenwerkende Maatschappij voor de Huisvesting Leuven in de buurt rond de Fonteinstraat tussen 1954 en 1960 verschillende volledig uitgeruste sociale woonblokken met collectieve voorzieningen, zoals het Vriesenhof ontworpen door Paul Stevens, het woonblok aan de Fonteinstraat eveneens ontworpen door Paul Stevens (Fonteinstraat 97-101), de woonblokken aan het Balsembloemhof (Balsembloemhof 1-2, verbouwd) en een woonblok in de Donkerstraat (Donkerstraat 15, verbouwd). Deze woonblokken hebben allen een voor die periode typische moderne rationele inplanting, vormgeving en materiaalgebruik. Het woonblok aan de Fonteinstraat is het laatste blok dat in deze geest werd opgetrokken in Leuven, en behoorde bij het plan voor het Vriesenhof. Het Vriesenhof, met de residenties De Albomen (Tessenstraat 13-15), De Terse (Vriesenhof 8-15) en De Dageraad (Vriesenhof 5-7), werd tussen 1955 en 1957 gebouwd door de Samenwerkende Maatschappij voor de Huisvesting te Leuven. De overige woonblokken van deze ontwikkeling werden ingrijpend gerenoveerd. Het woonblok aan de Fonteinstraat is het enige waarvan anno 2014 de erfgoedwaarde nog is bewaard.
Het wooncomplex aan de Fonteinstraat werd net zoals de woonblokken aan het Vriesenhof ontworpen door Paul Stevens, die als modernistisch architect al voor de Tweede Wereldoorlog zijn sporen had verdiend. Stevens was lid van de Belgische CIAM (Congrès Internationaux d'Architecture Moderne) en nam in 1930 deel aan het 3de CIAM-congres dat plaatsvond te Brussel. De opdracht was een samenwerking tussen de stad Leuven en de S.M. Goedkope Woningen en Woonvertrekken van Leuven. De sociale huisvestingsmaatschappij trad op als opdrachtgever van een wooncomplex met vijf bouwlagen. De Stad Leuven was opdrachtgever voor de kinderkribbe Sint-Jacob, met tussenkomst van het Ministerie van Volksgezondheid. Deze diende de vervallen kinderkribbe Remy die zich op het terrein bevond te vervangen. In 1956 werd de bouwaanvraag goedgekeurd. Begin 1958 werden de aanbestedingen geopend voor een wooncomplex met 25 appartementen, met op de hoogste twee verdiepingen de kinderkribbe. In 1960 betrokken de eerste bewoners hun appartement. De bewoners konden ook gebruik maken van de voorzieningen in de sous-sol van het er tegenover gelegen complex De Albomen.
Woonblok met acht bouwlagen, waarvan de twee bovenste bouwlagen werden ingenomen door een kinderkribbe (anno 2015 staat het complex leeg). De opvatting en inplanting van het woonblok op een terugspringende rooilijn zijn exemplarisch voor de stedenbouwkundige principes van CIAM, waarbij bewust een breuk met het historische stadsweefsel werd nagestreefd om licht, lucht en ruimte te creëren. De centrale inkomtravee bevatte een afzonderlijke ingang voor de kinderkribbe (met trap en lift, op gelijkvloers bergingen voor kinderwagens). In het midden van de twee “zijbeuken” oorspronkelijk twee toegangen tot het wooncomplex, met op de gelijkvloerse verdieping bergingen voor kinderwagens, fietsen en moto’s, dienstruimten (actuele toestand niet gekend). In de linkse vleugel van het complex oorspronkelijk op de eerste tot en met de vijfde verdieping drie appartementen met twee slaapkamers; in de rechtse vleugel telkens twee appartementen met drie slaapkamers (huidige indeling niet gekend). Op de zesde en zevende verdieping bevond zich de kinderkribbe; op de zevende verdieping met groot terras. Op het gelijkvloers bevond zich oorspronkelijk een overdekte speelplaats uitgevend op de tuin (niet bewaard).
Net als de woonblokken van het Vriesenhof is het woonblok aan de Fonteinstraat een typisch stadssaneringsblok, gekenmerkt door standaardisering, rationalisatie en prefabricatie van bouwelementen, gecombineerd met architecturale details zoals de vooruitspringende toegangstravee over alle verdiepingen en de uitkragende dakoverstekken. Het complex werd opgetrokken in een gewapende betonskeletbouw (zichtbaar skelet) met toepassing van prefab-gevelelementen (volgens de plannen silex-panelen met getrilde gewassen grind op isolerend materiaal uit licht beton). Typisch voor de late jaren 1950 is het monumentaal (of classicerend) modernisme, getuige de opdeling in traveeën, de geleding, en de bekroning. Opvallend is de sculpturale noodtrap in beton aan de achtergevel van het gebouw.
Vrije gevelinvulling in het zichtbare betonskelet, met grote beglaasde gevelpartijen op de twee bovenste verdiepingen en over de volledige hoogte opengewerkte trappenpartij. Zowel aan voorgevel als achtergevel een rij kleine balkons (oorspronkelijk). De gelijkvloerse verdieping was transparant opgevat met grote beglaasde partijen. Recente verbouwingen (sokkel in arduinsteen) hebben dit aspect teniet gedaan. Wellicht bracht Stevens, net als bij de blokken aan het Vriesenhof een gevelpolychromie aan waarbij onderkanten van balkons en dakoverstekken werden geschilderd (verder te onderzoeken). Schrijnwerk was oorspronkelijk in witgeschilderd staal met fijne profilering (bewaard aan de centrale trappenpartij, elders vervangen door donkerbruin houten schijnwerk).
Door zijn materiaalgebruik, inplanting en bouwhoogte reflecteert het wooncomplex aan de Fonteinstraat een periode en tijdsgeest waarin men een einde wilde maken aan het probleem van de ongezonde woningen door middel van vernieuwende oplossingen (historische waarde). Het complex heeft ook een architecturale waarde, die schuilt in de rationaliteit van het ontwerp en de materialen, gecombineerd met een meer artistiek aspect dat vooral tot uiting komt in de volume-opbouw, en de architecturale detailleringen (dakoverstekken). Het is een zeer typisch gebouw voor de periode van de stadssanering in de jaren 1950, dat echter boven het gemiddelde uitsteekt door een doordachte vormgeving. De combinatie van een wooncomplex met een kinderkribbe is eerder uitzonderlijk. Aangezien de meeste woonblokken van dit type (stadssanering jaren 1950) anno 2104 ingrijpend is verbouwd of gesloopt, is het ook een zeldzaam bewaard voorbeeld.
Typische elementen die de erfgoedwaarde bepalen zijn:
Auteurs: Van Herck, Karina
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Fonteinstraat
Is gerelateerd aan
Sociaal complex Vriesenhof
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sociaal woonblok met kinderkribbe [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302706 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Leuven
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.