is aangeduid als beschermd monument Norbertinessenklooster: archeologische overblijfselen
Deze bescherming is geldig sinds
De restanten van het in 1140 gestichte norbertinessenklooster bevinden zich langs de Populierenlaan. Het kloostercomplex werd vernield in 1579 door de Spaanse troepen en nadien hersteld. In 1797 werd het door het Franse bestuur opgeheven en verkocht voor afbraak in 1828.
De oudste vermelding van de nederzetting Rekem dateert van 1143. Op dat ogenblik was deze een vrij leen van het Heilig Roomse Rijk. De nederzetting bestond uit een burcht met een kerk binnen zijn muren. De nabijheid van het belangrijke strategische knooppunt Maastricht eiste zijn tol van het kleine graafschap. Tussen 1567 en 1579 werd Maastricht herhaaldelijk belegerd en geplunderd door Spaanse troepen. Ook Rekem werd geplunderd en de toenmalige burcht werd grotendeels vernield. Tijdens de jaren 1632 en 1634 (de Dertigjarige Oorlog) had Rekem weer zwaar te lijden van de Spaanse troepen. De twee belegeringen van Maastricht tijdens de oorlog van Lodewijk XIV tegen Holland, in 1673 en 1676, hadden eveneens hun weerslag in het graafschap. Tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1713) richtten de verenigde legers onder de hertog van Marlborough grote verwoestingen aan. Ook de oorlog van Frankrijk tegen Oostenrijk (1740-1748) en de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) lieten hun sporen na.
Het huidige stadsbeeld wordt nog steeds gedetermineerd vanuit de belangrijke saneringsmaatregelen die tijdens de eerste helft van de 17de eeuw getroffen werden. Hoewel het wegentracé van voor deze periode waarschijnlijk in grote trekken behouden bleef, kreeg het dorp aan de voet van de burcht in de opeenvolgende bouwcampagnes het uitzicht van een versterkte stad.
Een norbertinessenklooster werd in 1124 op de Corneliusberg ten oosten van Luik opgericht onder toezicht van het klooster van Floreffe, in 1121 door Norbertus persoonlijk gesticht. Bij de aanvang was dit klooster een monasterium voor zowel mannen als vrouwen. Geleidelijk aan liet men de zustergemeenschap uitdoven, waardoor een deel van de monialen van de Corneliusberg werd overgebracht naar Rekem. De kanunniken betrokken in 1288 een klooster in de stad, door de minderbroeders gesticht.
In 1140 schonk Gilbert I van Bronkhorst een hospitaal dat hij buiten de muren van de stad had laten bouwen aan de gemeenschap van de Sint-Corneliusberg te Luik. Willem II van Bronkhorst schonk in 1264 het patronaat van Rekem en de inkomsten van de parochiekerk aan de abt van de Corneliusberg ten voordele van de zusters. Het oudste bouwwerk dat zich op deze site bevond moet een alleenstaand kerkje met rechthoekig grondplan afgesloten door een rondboog geweest zijn. Dit kerkje hoorde waarschijnlijk bij het hospitaal dat Gilbert I van Bronkhorst bouwde in 1135. In 1140 schonk deze alles aan de norbertinessen van de Sint-Corneliusberg. Aan dit vroege kerkje is vermoedelijk in de 12de eeuw een schip toegevoegd, later gevolgd door een westbouw.
In 1579 werden het norbertinessenklooster en de kloosterkerk bij de belegering door de prins van Parma en zijn Spaanse troepen vernield. In 1590 liet Herman van Lynden het klooster en de kerk herstellen en een grafkelder bouwen voor zichzelf en zijn familie. In 1610 werd het klooster opnieuw geplunderd en zwaar beschadigd. Ernest van Lynden herstelde het. De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft het norbertinessenklooster, bereikbaar via een brug over de zuidelijke gracht, weer ten zuidoosten van de omwalde kern van Rekem. Het kloostergebouw, met de centraal gelegen kerk, bevindt zich te midden van een rechthoekig complex omgeven door moestuinen. Het geheel wordt omgeven door een gracht.
In 1797 werd het klooster door het Franse bestuur opgeheven en de goederen werden verkocht. De hoeve en de restanten van de kloosterkerk werden voor afbraak verkocht in 1828. Vele materialen en grafstenen werden over de Maas weggevoerd. Ook de grafkelders werden geplunderd. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) geeft het klooster niet meer weer.
Op het terrein werd in 1972 onder leiding van A. Claassen archeologisch onderzoek uitegevoerd.
Vanuit de Oude God leidde een straat, de voormalige Molenstraat, naar het zuiden. Een poort in de stadsmuur gaf er toegang tot het norbertinessenklooster dat zich hier van 1140 tot 1828 buiten de stadswallen bevond, ten zuidoosten van Rekem. Een poort en een valbrug gaven toegang vanuit de stad tot het klooster. Het klooster omvatte een kerk, kloostergebouwen, een hoeve en een gasthuis. Een muur en gracht omgaven het geheel. De archeologische overblijfselen van dit klooster bevinden zich langs de Populierenlaan, nabij de oprit naar de brug over de Zuid-Willemsvaart. Op deze locatie is een klein parkje, gekend als “De Engelse Hof”, aangelegd.
Bij de opgraving van 1972 werden de resten van de kerk aangesneden. De ringmuur van Maaskeien maakte deel uit van het oudste gedeelte van de kerk, namelijk een halfronde constructie met 1 meter tot 1,20 meter brede muren. Het kerkje zou een rechthoekige plattegrond gehad hebben die werd afgesloten door een rondboog. De buitendoormeter bedroeg ongeveer 6 meter op een lengte van 8,50 meter, afgesloten door een onderbroken muur aan de westzijde. Een deel van de keien vloer, later vervangen door een tegelvloer, was nog deels in situ bewaard. De wanden bleken bepleisterd te zijn. Binnen dit oost-west georiënteerde gebouw werden twee grafkelders aangetroffen. Omwille van de grotere funderingsdiepte aan de zuid- en oostkant werd er van uitgegaan dat het kerkje op een helling stond. Het is onduidelijk wanneer dit gebouw werd opgetrokken. De geschatte datering varieert van circa 800 tot 1000. Volgens oude bronnen zou in een steen boven de deur de inscriptie “989 EXSTRUCTIO PRIMA IN SACELLUM” vermeld geweest zijn. Na de oprichting werd het kerkgebouw verschillende malen gerenoveerd en herbouwd. De aangetroffen muurresten zijn vermoedelijk afkomstig van het kerkgebouw dat bij het in 1135 vermelde hospitaal, gebouwd in opdracht van Gilbert I van Bronkhorst die het in 1140 aan de norbertinessen schonk, hoorde.
Ten westen van het oudste kerkgedeelte werden de funderingsmuren van het kerkschip aangetroffen, met een lengte van 10,25 meter en een breedte van 8 meter. Deze funderingen werden later gedateerd dan de bouw van het koor en dateren vermoedelijk uit de 12de eeuw. In de volledige binnenruimte van het schip bevonden zich geordende begravingen, in de zuidoosthoek lag een grafkelder.
Ten oosten van het kerkgebouw werden muren in mergelmetselwerk en een kelder, bevloerd met op hun kant geplaatste bakstenen aangesneden. Funderingen in metselwerk van mergelblokken of baksteen lagen aan de westzijde van de kerk, evenwijdig aan deze aan de oostzijde. Deze funderingen maken deel uit van een groter gebouwencomplex. Een geordende begraafplaats bevond zich ten zuiden van de kerk. Alle skeletten, in meerdere lagen begraven, hadden een oost-west oriëntatie.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Rekem
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Norbertinessenklooster: archeologische overblijfselen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302711 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.