erfgoedobject

Vallei van de Dorpsbeek

landschappelijk element
ID
302717
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302717

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Vallei van de Dorpsbeek
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

De vallei van de Dorpsbeek vormt een vrijwel gaaf bewaard, permanent nat Kempens beekdal met een op sommige plaatsen tot 2 meter dikke veenlaag en kwelwater afkomstig van de hoger gelegen zandige infiltratiegebieden.

Het gebied bevindt zich ten oosten van Genk en wordt begrensd door de Europalaan in het noorden, de Waterstraat in het oosten, de Hoogzij in het zuiden en de Oosterring in het westen.

Fysische geografie

Bodem, geologie en hydrografie

Volgens de bodemkaart komen in de vallei van de Dorpsbeek praktisch uitsluitend natte zandgronden met grindbijmengingen en met een duidelijke humus en/of ijzer B horizont voor (bodemtype Zeg). Het is een permanent natte ondergrond die tijdens de winter of de lente volledig onder water staat gedurende enkele weken. In de zomer daalt de grondwaterstand gemiddeld tot 80-125 centimeter onder het maaiveld.

Het tertiair wordt gevormd door zeer fijn zand behorend tot het Lid van Genk (Formatie van Bolderberg). Op deze tertiaire formaties werden de grindlagen van het Limburgs hoogplateau afgezet. Dit zijn Maasafzettingen uit de mindel-ijstijd. Deze werden bedekt met dekzand uit het laatglaciaal en raakten ermee vermengd.

Het grindhoudend hoogplateau van Genk-Zutendaal vormt een vlak gebied met enkele diepe dalinsnijdingen aan de rand ervan, zoals de Dorpsbeek. De bedding van de Dorpsbeek staat in dit gebied droog. Samen met de aan de overzijde van de Waterstraat gelegen akkers, weiden en bossen op zandgrond langs de droge bedding van de Dorpsbeek vormt dit deel van het landschap het infiltratiegebied voor het stroomafwaarts gelegen kwelgebied. Hydrografisch behoort de Dorpsbeek tot het bekken van de Demer. Vanaf het gehucht Gelieren (ten oosten van dit gebied) doorsnijdt de in zuidwestelijke richting georiënteerde waterloop de rand van het Kempens plateau, voedt de vijvers van het Molenvijverpark (ten westen van dit gebied), vloeit ondergronds doorheen het centrum van Genk en mondt nabij de spoorweg Winterslag-Bilzen in de Stiemerbeek uit.

Boringen uitgevoerd in 1988 in dit deel van de Dorpsbeekvallei toonden het voorkomen van een respectievelijke 1,80 meter, 30 centimeter en 2 meter dikke veenlaag aan. In de delen van het landschap die op de kadasterkaart worden aangeduid met de toponiemen “Boven kenneps Weijer”, “De Kerkbaen”, De Maesweijer” en “Den Broek bemd” vormt de Dorpsbeek een permanent nat, venig, Kempens beekdal waarin op verschillende plaatsen kwelwater uit de veenbodem opwelt. De hoger gelegen percelen, aangeduid als “De Huis Bemd”, “De Voor Bemden”, “Op het broek” en “Den Reeënbemd” zijn droger.

Flora

De vegetatie wordt beschreven aan de hand van de resultaten van de in 1979-1980 uitgevoerde milieukartering van Genk, gegevens van het LISEC uit 1987 en van waarnemingen van het B.M.L. gedurende de periode 1987-1991.

In de zwak stromende, ondiepe bedding van de Dorpsbeek werd de klimopwaterranonkel (Ranunculus hederaceus) waargenomen. Voor het Kempens district, waartoe de vallei behoort, wordt deze plantensoort als zeer zeldzaam aangegeven. Dit geldt ook voor het Vlaams, Brabants en het Maasdistrict. Meestal wordt deze plant aangetroffen in de contactzone tussen voedselarme, tamelijk zure grond en voedselrijke grond of waar eutroof water over een oligotroof substraat stroomt.

De oevers van de Dorpsbeek worden in het permanent natte, venige deel van het landschap gekenmerkt door het plaatselijk massaal voorkomen van moerasspirea (Filipendula ulmaria) en echte valeriaan (Valeriana repens). De aanwezigheid van deze ruigtekruiden in stroken kan duiden op eutrofiëring door uit de beek gebaggerd materiaal.

Het acidofiel laagveenmoeras in de onmiddellijke omgeving van de Dorpsbeek bevat de volgende voor een dergelijk milieu typische planten: melkeppe (Peucedanum palustre Moench), wateraardbei (Comarum palustre), adderwortel (Polygonum bistorta), zompzegge (Carex canescens), ruw walstro (Galium uliginosum) en gewone engelwortel (Angelica sylvestris). De aanwezigheid van bosbies (Scipus sylvaticus), moerasmuur (Stellaria uliginosa), holpijp (Equisetum fluviatile), echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi), tweerijige zegge (Carex disticha) en slangenwortel (Calla palustris) duiden op kwel.

Op een aantal, meestal verder van de Dorpsbeek afgelegen percelen binnen of langs de rand van het laagveenmoeras komen uitgestrekte en ondoordringbare, eutrofe verlandingszones voor, hoofdzakelijk begroeid met riet (Phragmites australis), grauwe wilg (Salix cinerea ssp. Cinerea), zwarte els (Alnus glutinosa) en grote lisdodde (Typha latifolia). In deze zone worden ook bitterzoet (Solanum dulcamara), wolfspoot (Lycopus europaeus), moerasrolklaver (Lotus uliginosus), moeraswalstro (Galium palustre), moerasstruisgras (Agrostis canina), scherpe zegge (Carex acuta) en zompvergeet-mij-nietje (Mysotis cespitosa) aangetroffen.

Op een aantal als natte hooilanden gekarteerde percelen komen de volgende dotterbloemhooilandsoorten voor: dotterbloem (Caltha palustris), lidrus (Equisetum palustre), echte koekoeksbloem (Lychnus flos-cuculi), tweerijige zegge (Carex disticha) en grote wederik (Lysimachia vulgaris).

Kenmerkend voor het gebied is de grote mate van verruiging en struweelvorming. Ondoordringbare bramenstruwelen, opslag van Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) wilg (Salix), els (Alnus), eik (Quercus) en berk (Betula) komen verspreid in het landschap voor. Andere planten die op verruiging van het landschap wijzen zijn moerasspirea (Filipendula ulmaria), grote wederik (Lysimachia vulgaris), harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), echte valeriaan (Valeriana repens), rietgras (Phalaris arundinacea) en grote kattenstaart (Lythrum salicaria).

Een smalle strook hoger gelegen gronden, zowel langs de Europalaan als de Hoogzij, is begroeid met een eiken-berkenbos. Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina), braam (Rubus), bitterzoet (Solanum dulcamara), hop (Humulus lupulus) en grauwe wilg (Salix cinera) vormen de struik- en kruidlaag. Op een beperkte oppervlakte werd deze bosgemeenschap vervangen door een soortenarme naaldhoutaanplanting.

Volgens de Biologische Waarderingskaart komen in het westen van het gebied een nitrofiel, alluviaal elzenbos en een vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem voor. Langs de noordrand, tegen de Europalaan, is een strook aangeplant met populieren (Populus). In het zuidwesten wordt een aanplant van grove den weergegeven (Pinus sylvestris). Het oostelijk deel van het landschap wordt ingenomen door natte ruigte met moerasspirea en rietvegetatie met struik- of boomopslag.

Fauna

Het LISEC telde bij een kort terreinbezoek in de zomer van 1987 21 broedvogelsoorten, met als belangrijkste soorten; wilde eend, waterhoen, nachtegaal, tuinfluiter, zwartkop, goudhaantje, staartmees, matkop en boomkruiper.

Het landschap bevat op een vrij beperkte oppervlakte voor tal van vogelsoorten interessante biotopen als open waterpartijen, laagveenmoerassen, rietvegetaties, wilgen- en elzenstruwelen, naaldhout- en populierenaanplantingen, verruigde graslanden, hooilanden, akkers en lineaire landschapselementen.

Cultuurhistorisch landschap

Het belang van de Dorpsbeek blijkt onder andere uit de aanwezigheid van de banmolen die er op gevestigd was (ten westen van het gebied). Deze werd reeds in 1345 vermeld. Deze molen behoorde eerst toe aan de graven van Loon en vanaf 1367 aan de prinsbisdom van Luik. Bovendien was langs deze beek ook de Gelierenschans opgericht, die dateerde van 1601 en onderhouden werd tot aan de Franse tijd.

De beekvallei was van groot belang voor de Kempense boeren: moerasbosjes leverden brand- en geriefhout, de graslanden zorgden voor hooi en in de venige gebieden kon turf gestoken worden. In de omgeving van de beekvallei werden dan ook kleine hoeven, typerend voor de Kempen, opgetrokken.

Alleen in het gedeelte van de vallei gelegen tussen de Oosterring en de Waterstraat bleven de typische kenmerken van een permanent nat, venig, Kempens beekdal bewaard. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) wordt het gebied weergegeven als moerassig weiland langs de Dorpsbeek. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) beeldt dit gebied op dezelfde manier af. Verspreid komen enkele kleine gebouwen voor.

In het gebied werd, na aankoop door de gemeente Genk, een heempark ingericht, dat een kleinschalig model van het natuurlijk milieu van de streek tracht te zijn.

  • Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL000356, Vallei van de dorpsbeek, advies KCML (24 juni 1993).
  • Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL000356, Vallei van de dorpsbeek, beschermingsvoorstel (H. Bats, 1992).
  • Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL000356, Vallei van de dorpsbeek, beschermingsdossier (S.n., 1993).
  • Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL000356, Vallei van de dorpsbeek, historische nota (Heemkring Heidebloemke, s.d.).
  • Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL000356, Vallei van de dorpsbeek, infofolder (S.n., s.d.).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20 000.
  • Biologische waarderingskaart – versie 2 [online]: op www.geopunt.be/kaarten (geraadpleegd op 19 februari 2014).
  • Centrale Archeologische Inventaris, ID 700378, Gelierenschans.

Auteurs: Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vallei van de Dorpsbeek [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302717 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.