Met zeven statige gecementeerde gevels, heeft de Borgerhoutse bouwmeester A. De Ridder zijn stempel weten te drukken op de Ter Rivierenlaan. Voor verschillende opdrachtgevers bouwde hij in 1933 deze meergezinswoningen, die door hun klassiek aangepakte, statige gevels, het karakter van een burgerhuis kregen. De vier woningen op nummers 75, 127 en 133-135 zijn de grootste en hebben verzorgde, gedetailleerd aangeklede gevels. Ze zijn alle vier gebouwd volgens hetzelfde typeplan, en zijn vrij gaaf bewaard wat detaillering, schrijn- en smeedwerk betreft. De nummers 119, 123 en 125 zijn minder groot, hebben minder uitgewerkte gevels en zijn minder gaaf bewaard. Nummer 123 bouwde De Ridder voor eigen rekening, samen met zijn broer Louis.
De woning op nummer 127 realiseerde A. De Ridder voor J. Drien uit de Verzoeningstraat 36 in Borgerhout. De grote meergezinswoning telt twee ongelijke traveeën en drie bouwlagen op souterrain; de woning heeft een plat dak. Lijstgevel met een gecementeerd parement op hardstenen plint. Brede venstertravee rechts met op kelderniveau een garage, op de eerste en tweede bouwlaag een halfronde erker met drielichten met uitwaaierende tussenstijlen en geribde lijsten, en op de bovenverdieping een drielicht van korf- en rondbogen en voorliggend balkon. Deze brede travee wordt bekroond door een moderne interpretatie van het driehoekig fronton, zijdelings steunend op ronde pilasters met getrapte kapitelen. De smalle deurtravee heeft beneden een rechthoekige, smeedijzeren deur met afgeronde bovenhoeken; drie hardstenen treden. Op de eerste bouwlaag een rechthoekig venster met afgeronde bovenhoeken, boven een korfboogvenster. Tussen elke bouwlaag een achthoekig verdiept paneel met krulmotief en eierlijst. Het schrijnwerk van de vensters is vernieuwd. De houten garagepoort met smalle lichtstroken en art-decosmeedwerk is bewaard.
De verzorgde, statige gevelaanpak in beaux-artsstijl combineert klassieke ornamentiek zoals het fronton, de geribde lijsten en de neoklassieke gevelindeling, met elementen uit de art deco zoals de uitwaaierende tussenstijlen van de drielichten in de erker en de krullende motieven in de omlijstingen en borstweringen van de bovenvensters en in het fronton. De smeedijzeren dubbele voordeur is kenmerkend voor de beaux-artsstijl.
De plattegrond van de meergezinswoning voorziet drie appartementen, op elke bouwlaag één, met in de kelder een garage en een aantal provisieruimtes. Telkens dezelfde enkelhuisindeling, een klassieke opdeling van de rijwoning in de stad die sinds de 19de eeuw tot midden 20ste eeuw blijft bestaan. In de smalle deurtravee zit de gang met het trappenhuis, en daarachter in een smallere achterbouw de pompplaats en het toilet. In de brede venstertravee een enfilade van twee kamers, te gebruiken als slaap- en woonruimtes, met daarachter een gevelbrede kamer met uitzicht op het terras.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 329 # 9767.