Historiek en context
Wachthuis in cottagestijl, ontworpen als gereedschapshuisje door stadsbouwmeester Pieter Dens in 1877, en hetzelfde jaar voor een bedrag van 2200 Belgische frank opgetrokken door de aannemer Ch. Van den Bosch-Van Camp uit de Miraeusstraat. Het gebouw werd met een dwarsvleugel tot het huidige volume uitgebreid naar een ontwerp door stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen uit 1913. Aannemer Corneille Masson uit de Brusselstraat voerde de werken nog hetzelfde jaar uit voor een bedrag van 11.950 Belgische frank. Het oorspronkelijke gereedschapshuisje werd daarbij tot wachtplaats omgevormd, uitgerust met een marmeren schouw. De nieuwe vleugel was bedoeld als bergplaats met wc's, urinoirs; een binnenplaats werd omheind tot niet overdekte bergplaats.
Pieter Dens vervulde de functie van stadsbouwmeester vanaf 1 juli 1863 tot eind 1884. Tijdens zijn ambtsperiode verrezen in Antwerpen van zijn hand onder meer de verdwenen Vlaamse Schouwburg aan de Kipdorpbrug, het oude Slachthuis aan de Lange Lobroekstraat, negen politiecommissariaten en een twaalftal scholen, met als belangrijkste het Koninklijke Atheneum aan de Franklin Rooseveltplaats en de Middelbare Meisjesschool in de Lange Leemstraat. Waar een sobere, robuuste baksteenarchitectuur, het exclusieve gebruik van rondbogen, en het verzaken aan overtollige ornamenten zijn vroege ontwerpen kenmerkten, evolueerde zijn stijl vanaf midden jaren 1870 naar een meer decoratief, door de neorenaissance beïnvloed eclecticisme.
Architectuur
Het oorspronkelijke gereedschapshuisje, de noordvleugel van het huidige complex, vormde een rechthoekig paviljoentje van één bij drie traveeën en één bouwlaag hoog, onder een met riet gedekt zadeldak. Opgetrokken uit rode baksteen, bestond de constructie verder uit een plint in witte natuursteen, hoekpijlers en een dakspant in hout. De lange gevels hadden een door lichtspleten geflankeerd, overluifeld venster en een dakvenster in de middenas, een portaal met luifel op kolommen in de korte noordgevel, en een houten ‘gemak’ tegen de zuidgevel. Twee haantjes bekroonden de nok. Dit volume is nog grotendeels bewaard, met gewijzigde oostgevel en weggebroken zuidgevel. De uitbreiding uit 1913 bestaat uit een dwarsvleugel aan de zuidzijde, met koetspoort ten oosten. Hiertegen leunt een paviljoen met wc's en urinoirs aan, met een gelijkaardig portaal ten zuiden. Ook voor deze uitbreiding voorzag het bestek in een rieten dakdekking; het huidige pannendak dateert van later.
Langgerekt paviljoen van één bouwlaag, uit de middenas gekruist door een dwarsvleugel, het geheel afgedekt met een complex, pannen zadeldak op consoles. De eenvoudige constructie is opgetrokken uit baksteenmetselwerk in kruisverband met knipvoegen, op een plint uit blauwe hardsteen. De rode papesteen die voor het opgaande metselwerk is gebruikt, wordt in de vleugel van 1913 gecombineerd en paarse klampsteen voor de in reliëf uitgewerkte platte banden, ontlastingsbogen en getrapte lisenen. Het pittoreske karakter eigen aan de cottagestijl berust op de sterk overkragende bedaking in houten consoles, de dakvensters, hoog oprijzende schoorstenen, de luifels van portalen en urinoirs op houten kolommen. De door houten hoekpijlers geflankeerde puntgevels van de dwarsvleugel, hebben een steekboogpoort of -venster met getraliede zijlichten, en een rondbogig laadluik met hijsbalk. Beide kopgevels worden gemarkeerd door een portaal met luifel en een dakkapel. Het houten schrijnwerk van deuren, vensters en laadluiken is bewaard.
- Stadsarchief Antwerpen, dossier MA#81436 en MA#83649 en plannen 697#1020 en 697#4185-4186.