is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap De Holen
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als overgangszone De Holen: overgangszone
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap De Holen
Deze bescherming was geldig van tot
is aangeduid als overgangszone De Holen: overgangszone
Deze bescherming was geldig van tot
is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Watering De Holen
Deze bescherming was geldig van tot
is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Watering De Holen
Deze bescherming was geldig van tot
is aangeduid als overgangszone Watering De Holen: overgangszone
Deze bescherming was geldig van tot
is aangeduid als overgangszone Watering De Holen: overgangszone
Deze bescherming was geldig van tot
Het gebied De Holen maakt deel uit van de Limburgse Kempen. Het betreft een voormalige watering die nu een 65 ha groot natuurgebied vormt in de gemeente Pelt. Het gebied wordt in het zuiden doorsneden door de spoorweg, die deel uitmaakt van de voormalige Ijzeren Rijn. De Holen is grotendeels beplant met populieren maar met verspreide open percelen, ruigte en loofbos. Het netwerk van aan- en afvoersloten dat aangelegd werd in functie van bevloeien is nog intact en wordt actief gebruikt bij de populierenteelt. In de voormalige watering liggen verschillende vijvers, deels gevoed door kwel.
Het gebied behoort hydrografisch tot het Maasbekken met de stroomgebieden van de Warmbeek en de Dommel. De vallei van de Prinsenloop ontspringt in het zuiden van de deelgemeente Neerpelt. De uitgestrekte laagvlakten kennen een beperkte natuurlijke ontwatering. Het kanaal Bocholt-Herentals doorsnijdt Neerpelt centraal van oost naar west en levert kalkrijk en mineraalrijk Maaswater. De Holen vormt een lager gelegen gebied in de vallei van de Koevoorteloop (Prinsenloop). De Holen tellen vooral lemige zangronden (80%) en deels zandgronden (20%) met bruine podzolachtige bodems. Een groot aandeel gronden heeft een permanent nat karakter met winterwaterstand boven het maaiveld. Er is veel elzenbroekbos aanwezig. Een centrale strook percelen in de voormalige watering wordt gekenmerkt door natte lemige zandbodems met een dikke antropogene humus A horizont. Deze bodems zijn het resultaat van menselijke activiteiten zoals het aanvoeren van stalmest en diepe grondbewerking. Hierdoor ontstond een diepe homogene humushoudende bovengrond. Het gaat hier mogelijk om plaggenbodems.
Tussen de dorpskernen van Neerpelt en Achel lag in de 18de eeuw een uitgestrekt heidegebied zoals voorgesteld op de kabinetskaart van de Ferraris (1771-1778). Omwille van de schrale grond en de geringe opbrengst was een grote oppervlakte open ruimte per bewoner nodig en bleef dit gebied schaars bevolkt. Het landschap werd gekenmerkt door kleine woonkernen omgeven door landbouwgronden (plaggenbodems), op hun beurt omgeven door de uitgestrekte heidevelden. Vanaf de 19de eeuw startte de Belgische overheid een campagne om de onvruchtbare gronden in de Kempen rendabel te maken. De enige doelstelling was de productie van gras dankzij een ideale kunstmatige bevloeiing en een bodemverbetering door de afzetting van kalkrijke sliblagen. Hiervoor werd beroep gedaan op de techniek van bevloeiing met beddenbouw.
In 1838 belast de Belgische regering onder leiding van Graaf de Theux de Meylandt met een Ministerieel Besluit ingenieur Ulrich Kümmer met de coördinatie van een aantal projecten met als doel de kanalisatie, irrigatie en ontginning van de Kempense heidegronden. De wet van 10 februari 1843 besloot daaropvolgend een verbinding tot stand te brengen tussen Schelde en Maas door het graven van een kanaal tussen Bocholt en Herentals. De aanleg van dit Kempens Kanaal stond in functie van de ontginning van de woeste gronden en de ontsluiting van het agrarisch gebied. Daarenboven was het kanaal hoger gegraven dan het bodemniveau zodat het zich goed leende tot de aanvoer van mineraalrijk Maaswater voor landbouw en vloeiweiden. Een eerste deel van het kanaal werd gerealiseerd onder leiding van Kümmer in de periode 1843-1844; later volgde een tweede deel in 1844-1846. In Neerpelt voerde ingenieur Joseph Keelhoff, conducteur van Bruggen en Wegen, een aantal ontginningswerken uit in opdracht van Kümmer. In de nasleep van de aanleg van het kanaal werden in verschillende gemeenten irrigatieprojecten opgestart met als doel de voorbereide gronden nadien door te verkopen aan particulieren. In 1847 werd de watering in de ongeveer 90 ha grote Hoeverheide aangelegd.
Op de kaart van het Gereduceerd Kadaster (ca. 1850) maakte De Holen deel uit van de ‘Hoever Heide’. De primitieve kadasterkaart uit 1844 toont een uitgestrekte heide met een klein ven en een centrale strook percelen genaamd ‘De Vrunden’. Deze percelen vormden al voor de aanleg van de watering een “cultuureiland” in de heide gekenmerkt door hun private karakter. Vanaf 1846 startte de gemeente geleidelijk aan met de verkaveling en verkoop van de gemeenteheide in functie van de aanleg van vloeiweiden. Stelselmatig werden percelen heide verkocht en omgevormd naar (bevloeid) hooiland. Op de kaart van Vandermaelen (1846-1854) staat het gebied van De Holen aangeduid als ‘Bruyère préparée à l’ irrigation sous la commune de Neerpelt’. Het hoofdnetwerk van wateraanvoer en -afvoer was reeds aanwezig. Op de kaart van de omgeving van het Kamp van Beverlo (1848-1853) is het vloeiweidencomplex van De Holen duidelijk herkenbaar. Op deze en latere topografische kaarten is De Holen volledig ingericht als grasland met een uitgebreid drainagenetwerk van parallelle slootjes en hoofd- en zijkanalen. Verspreid in het gebied lagen twee kleine vijvers of waterplassen gevoed door een van de vele sloten.
Op de latere topografische kaarten uit de 19de en 20ste eeuw blijft De Holen in gebruik als watering met een fijnmazig netwerk van aan- en afvoersloten. Tot omstreeks 1950 werden de percelen stelselmatig bevloeid en het gras gemaaid door landbouwers uit de omgeving die het hooi en de toemaat jaarlijks verkochten. De introductie van landbouwmachines verminderde de belangstelling van de boeren voor het gras uit de vloeiweiden die door de beddenbouw niet toegankelijk waren voor grootschalige machines. Daarenboven was het onderhoud van de bevloeiingsslootjes en greppels zeer arbeidsintensief zodat de rendabiliteit van het systeem in het gedrang kwam. Geleidelijk aan werd de populierenteelt belangrijker en werden hele percelen aangeplant zodat dit het hoofdgebruik van De Holen vormde. In De Holen werd vanaf 1960 overgeschakeld naar intensieve populierenteelt en een systeem van bevloeiing door infiltratie.
De oude structuren van de voormalige vloeiweide zoals percelering en irrigatiekanalen, zijn nog duidelijk herkenbaar aanwezig en vertonen een sterke ruimtelijke samenhang. Het 19de-eeuwse bevloeiingssysteem bestaande uit een systematisch netwerk van grachten en sloten is vrijwel intact overgeleverd. De hoofdsloten voor de aan- en afvoer van water of de boven- en ondersloten volgen nog hetzelfde tracé als voorzien bij de aanleg in de 19de eeuw. In De Holen komen loofbossen, moerassen en houtwallen voor. De loofbossen bestaan grotendeels uit populierenaanplanten, maar ook elzenbroekbos en eikenbos is nog aanwezig. Onder de populieren is struweel aanwezig dat verschilt naargelang de groeistadia van de populieren. Tussen de populieren is het oude beddensysteem nog herkenbaar als microreliëf. Centraal in de watering ligt een hoger gelegen smalle strook ‘ De Vrunden’ die grotendeels bebost is met wilg, els en eik. Een tweetal percelen zijn sinds de ontginning van de heide onafgebroken in gebruik geweest als hooiland en later als weiland.
Er wordt jaarlijks bevloeid of ‘geweterd’ maar het water wordt nu via stuwen langs en door de percelen gestuwd en niet meer over de percelen. Een modern buizensysteem vervangt de vroegere betonnen gootjes en overwelvingen. In het gebied liggen meerdere natuurlijke poelen gevoed door kwelwater evenals poelen met stilstaand water. Enkele waterplassen zijn reeds aanwezig op oude 19de-eeuwse kaarten en gaan vermoedelijk terug op historische leem- en turfputten.
De wisselwerking tussen de oorspronkelijke zure bodem van arme zandgronden en de bevloeiing met het kalkrijke water uit het kanaal maakt dat de vloeiweiden en de rest van de watering een grote diversiteit van plantensoorten kennen. Er komen een groot aantal kalkminnende planten voor die van nature niet voorkomen in de Kempen maar hier kunnen groeien dankzij de kalkrijke slibafzettingen door bevloeiing met kanaalwater. Voorbeelden zijn sleutelbloem, harig wilgenroosje, gewone dotterbloem, kraailook, moesdistel en watermunt. De goede waterkwaliteit maakt de Holen ook een waardevol rust- en broedgebied voor verschillende beschermde vogelsoorten zoals ijsvogel, wespendief, roerdomp, zwarte specht en blauwborst.
Auteurs: Verdurmen, Inge
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Neerpelt
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Watering De Holen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302779 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.