Het Vliet, beschermingsdossier ()

Het Vliet is een voormalig poldergebied dat kort voor en na de Tweede Wereldoorlog werd opgehoogd en waarop zich geleidelijk aan een wilgen-berkenbos ontwikkelde. Het westelijk deel van het Vlietbos wordt ingenomen door Canadapopulieren.

Fysische geografie

Topografie

Het landschap Het Vliet (ook het Vlietbos genoemd), met een oppervlakte van circa 43 hectare, bevindt zich ten noordoosten van Zwijndrecht, op de grens met Antwerpen. Het landschap wordt in het noorden begrensd door de E34, in het oosten door de R1. De Dwarslaan vormt de zuidelijke grens, de Polderstraat de westelijke grens. De gemiddelde hoogte varieert van 3 meter +TAW tot 7 meter +TAW.

Geologie en bodem

De tertiaire ondergrond wordt in dit gebied gevormd door groengrijs tot grijs, fijn, glauconiethoudend zand (plaatselijk kleihoudend) van de Formatie van Kattendijk (vroeg-plioceen). Volgens de bodemkaart komen in dit gebied enkel opgehoogde gronden (bodemtype ON) voor.

Fauna en flora

Binnen het gebied werden ten tijde van de bescherming (1980) volgende planten- en diersoorten geïnventariseerd.

  • Waterpartijen: de enige waterpartijen aanwezig in het Vlietbos zijn de ‘Beek’ en het ‘Poeltje’. In de loop van het jaar is het peil en de kwaliteit van het water aan grote schommelingen onderhevig. Als ongewervelde dieren worden er in het water slakken, waterkevers, bosmannetjes, schaatsenrijder en bloedzuigers aangetroffen, bij de vissen komen tiendorige stekelbaarsjes in de beek en een kleine school rietvoorns in de poel voor. De bosrietzanger, blauwborst en waterhoen zijn hier broedvogels. De flora op de oevers bestaat onder meer uit moeraswalstro, waterzuring, oeverzegge, bitterzoet en harig wilgenroosje. Bij de waterplanten komt het zeer zeldzame ongedoornd hoornblad (Ceratophyllum submersum) voor.
  • Vochtig bos: de boomlaag wordt hoofdzakelijk gevormd door berk en wilg. Het voorkomen van verschillende orchideeën als breedbladige wespenorchis (Epipactis helleborine), moeraswespenorchis (Epipactis palustris), gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata) en keverorchis (Listera ovata) maakt deze bosjes floristisch zeer interessant. Andere zeldzaamheden zijn rondbladig wintergroen (Pyrola minor) en stofzaad (Monotropa hypopitys). Het vochtig bos kan worden opgesplitst in enkele subgroepen: 1. klein wilgen-berkenbosje; 2. hoogstammige berken en wilgen met een karige onderbegroeiing, aangezien dit gebied ’s winters onder water loopt wordt een ideaal klimaat voor de bloei van de breedbladige wespenorchis en de moeraswespenorchis gevormd. Ook de keverorchis komt hier voor. Wat betreft levenswijze en voortplanting analoog aan orchideeën zijn er wintergroen en stofzaad. In het bosje heeft de betreding een positief effect. Vooral op paadjes die nooit intensief bewandeld worden vinden kiemplantjes van orchideeën gunstige condities om tot ontwikkeling te komen; 3. vrij open, ver uit elkaar staand struikvormig wilgenbosje: met enkele grazige, zeer soortenrijke, open plekken. Hier voelt vooral de gevlekte orchis zich goed thuis. Op enkele lager gelegen, onbeschaduwde plaatsen groeit bovendien de moeraswespenorchis. De strook vlak tegen de Dwarslaan is zeer dicht tot bijna ondoordringbaar. Tot diep in het donkere struikgewas komt de keverorchis voor. Door verruiging dreigen de orchideeën en andere kruiden echter verdrongen te worden. De nachtegaal, tuinfluiter, grote bonte specht, kleine karekiet en de ransuil zijn de aanwezige broedvogels. Tijdens de wintermaanden is dit gebied soms een slaapplaats voor lijsterachtigen als merels, kramsvogels en koperwieken; 4. laaggelegen strook: met in het noorden en het zuiden de vochtigste stukken. Deze nattige gedeelten zijn grotendeels bebost met wilg, vermengd met vlier. In het midden van het perceel komt een berkenbosje voor. Als kruidlaag komen hier de meest uiteenlopende ruigtekruiden voor, met name bosbies, riet, kale jonker, bramen, harig wilgenroosje, duinriet, kattenstaart, leverkruid, gele lis, smeerwortel, zeggen en grote brandnetel. Diep in het bos komt ook wel eens de gevlekte orchis voor.
  • Drogere bosjes: deze beboste delen bieden op biologisch vlak minder variatie. Volgende types van begroeiing kunnen hier onderscheiden worden: 1. verspreide wilgenstruiken, waaronder praktisch geen kruidlaag; open plekken; 2. berkenbosjes met als ondergroei allerlei korstmossen; 3. hoogstammig wilgenbos met als dominante planten vloer en grote brandnetel (onderbegroeiing). Landschappelijk vertoont dit gebied veel variatie. Ook als natuurlijke overgang en als bufferzone voor de meer kwetsbare vochtige gebieden zijn deze drogere bosjes van grote waarde.
  • Open, droge gebieden: deze stukken zijn hoofdzakelijk begroeid met duinriet, dat bij uitstek geschikt is voor het vastleggen van losse zandgronden. Hier en daar is er opslag van berk. Deze grasvlakten hebben overigens weinig interessants te bieden. Wel komen er rijkelijk korstmossen en zwammen voor. De delen die worden vrijgehouden van duinriet door betreding of konijnenvraat, bieden een heel ander uitzicht door de aanwezigheid van onder andere kruipwilg, reigersbek, zandmuur, buntgras en teunisbloem. Grote plekken worden ingenomen door muurpeper. Een andere typische plant op deze kale zandgronden is de driebloemnachtschade. De morielje, een paddenstoel met een van grote gaten voorziene hoed, komt er eveneens voor in de nabijheid van grote wilgenstruiken. Broedvogels, zoals de veldleeuwerik en de grote gele kwik, zijn er maar schaars aanwezig.
  • Open en vochtig gedeelte: de plas, waar in het voorjaar vooral rietpadden komen paren, wordt gevoed door kwelwater van het nabije hoger gelegen deel van het Vliet. Wegens het periodiek droogvallen van deze plas in de zomer wordt hier een vegetatie met een perlanent pionierkarakter aangetroffen, behorend tot het dwergbiezenverbond met volgende zeer zeldzame soorten: fraai duizendguldenkruid (Centaurium pulchellum), bleekgele droogbloem (Gnaphalium luteo-album) en bruin cypergras (Cyperus fuscus).
  • Hoger gelegen deel: ten opzichte van de omliggende gronden bedraagt het hoogteverschil ongeveer 3 meter. Het beboste gedeelte bestaat uit een zeer compacte wilgengordel. De niet beboste stukken zijn sterk verruigd en begroeid met akkerdistel, grote brandnetel, harig wilgenroosje, duinriet en riet. Landschappelijk is dit gedeelte weinig aantrekkelijk, voor vogels is het echter van een zeer hoge waarde door de aanwezigheid in de broedperiode van blauwborst, bosrietzanger en grasmus. De massale aanwezigheid van gierzwaluwen en kokmeeuwen, in de zomer laat vermoeden dat er vele insecten voorkomen boven het warme zand. Sporadisch wordt hier ook de torenvalk gespot.
  • Ruigten: deze zijn gekenmerkt door de grote soortenrijkdom.
  • Sterk verlande plas: deze plas was voor de bescherming sterk gedegradeerd (vooral op het vlak van de avifauna) door de aanleg van de verbindingsweg. Omwille van de plantenrijkdom, met zeldzame planten als baardgras (Polypogonmon spelliensis, één van de zes vindplaatsen in België), zanddoddegras (Phleum arenarum), blauwe waterereprijs (Veronica anagallis-aquatica), beekpunge (Veronica beccabunga) en bleekgele droogbloem (Gnaphalium luteo-album), verdient hij toch bewaard te worden.
  • Canadabos: als enige vermeldenswaardige plantensoort wordt er de breedbladige wespenorchis aangetroffen.

Volgens de topografische kaart bestaat het beschermde landschap overwegend uit loofbos, omgeven door percelen heide met kreupelhout. De Biologische Waarderingskaart (2010) vermeldt de aanwezigheid van struweelopslag, ruigte (in het zuidwesten) en soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden in het noordoosten. Natuurpunt vermeldt dat het Vlietbos deels bestaat uit spontaan opgeslagen berken-wilgenbos (oostelijk deel) en een aangeplant bos van Canadapopulieren (westelijk deel).

Cultuurhistorisch landschap

De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778 geeft het Vlietbos en omgeving weer als een uitgestrekt poldergebied “Polder de Swijndrecht” in de bocht van de Schelde. De huidige Blancefloerlaan, weergegeven als “Digue Verté ou Bruléé” (ten zuiden van het beschermde landschap) doorkruist deze polder en vormt de verbinding met het 16de-eeuwse “Vlaems Hooft ou Tête de Flandre” aan de Schelde en het 16de-eeuwse “Laer Fort Ruiné”. Het Fort van het Vlaams Hoofd werd gesloopt bij de aanleg van de wijk Antwerpen-Linkeroever na de Eerste Wereldoorlog. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) toont de “Polder de Borgerweert”, doorsneden door de verbindingswegen tussen de verschillende forten, met onder andere het oude “Fort de Laer”, het “Fort des Espagnols ou Fort Stengel”, het “Fort de Zwijndrecht” en het “Tête de Flandre”. Langs de westelijke grens van de polder wordt melding gemaakt van “Het Vliet (Cab)”, mogelijk een herberg.

Begin 20ste eeuw werd begonnen met het ophogen van de lagere alluviale gronden van de Antwerpse linkeroever. Dit gebeurde grotendeels met zand, afkomstig van het uitbaggeren van de Schelde. Het noordelijk gedeelte van Het Vliet werd opgehoogd in 1938, een stukje in het westen in 1947. Het zuidelijk deel ontstond door een droge opvulling in 1935-1936. Deze ingreep had vergaande wijzigingen op biologisch vlak tot gevolg. Het Scheldezand, rijk aan zout en kalk, deed een uniek milieu voor zoutminnende vegetatie ontstaan. Na verloop van tijd werd deze echter verdrongen door typische kustduinvegetaties. Tot de jaren 70 van de 20ste eeuw was de Linkeroever dan ook een trekpleister voor botanisten omwille van de zeer zeldzame planten die er werden aangetroffen.

  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, Beschermingsdossier DA000491, (DE SMEDT P. & VAN DEN BREMT P., 1980).
  • Centrale Archeologische Inventaris, ID 366064, Fort van Vlaams Hoofd.
  • Centrale Archeologische Inventaris, ID 366097, Fort Stengel (Laer Fort).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Topografische kaart van België, Nationaal Geografisch Instituut, uitgave 2006, schaal 1:10.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20 000.

Auteurs:  Van den Bremt, Paul; Cox, Lise; De Smedt, P.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Het Vliet [online], https://id.erfgoed.net/teksten/191448 (geraadpleegd op ).


Het Vliet ()

Het Vliet is een voormalig poldergebied dat kort voor en na de Tweede Wereldoorlog werd opgehoogd en waarop zich geleidelijk aan een wilgen-berkenbos ontwikkelde. Het westelijk deel van het Vlietbos wordt ingenomen door Canadapopulieren.

Fysische geografie

Topografie

Het landschap Het Vliet (ook het Vlietbos genoemd), met een oppervlakte van circa 43 hectare, bevindt zich ten noordoosten van Zwijndrecht, op de grens met Antwerpen. Het landschap wordt in het noorden begrensd door de E34, in het oosten door de R1. De Dwarslaan vormt de zuidelijke grens, de Polderstraat de westelijke grens. De gemiddelde hoogte varieert van 3 meter +TAW tot 7 meter +TAW.

Geologie en bodem

De tertiaire ondergrond wordt in dit gebied gevormd door groengrijs tot grijs, fijn, glauconiethoudend zand (plaatselijk kleihoudend) van de Formatie van Kattendijk (vroeg-plioceen). Volgens de bodemkaart komen in dit gebied enkel opgehoogde gronden (bodemtype ON) voor.

Fauna en flora

Binnen het gebied werden ten tijde van de bescherming (1980) volgende planten- en diersoorten geïnventariseerd.

  • Waterpartijen: de enige waterpartijen aanwezig in het Vlietbos zijn de ‘Beek’ en het ‘Poeltje’. In de loop van het jaar is het peil en de kwaliteit van het water aan grote schommelingen onderhevig.
  • Vochtig bos: de boomlaag wordt hoofdzakelijk gevormd door berk en wilg. Het voorkomen van verschillende orchideeën maakt deze bosjes floristisch zeer interessant. Binnen het gebied is er nog een differentiatie in soorten afhankelijk van de standplaats. In dit gebied komen ook diverse vogelsoorten voor.
  • Drogere bosjes: deze beboste delen bieden op biologisch vlak minder variatie. Volgende types van begroeiing kunnen hier onderscheiden worden: 1. verspreide wilgenstruiken, waaronder praktisch geen kruidlaag; open plekken; 2. berkenbosjes met als ondergroei allerlei korstmossen; 3. hoogstammig wilgenbos met als dominante planten vloer en grote brandnetel (onderbegroeiing). Landschappelijk vertoont dit gebied veel variatie. Ook als natuurlijke overgang en als bufferzone voor de meer kwetsbare vochtige gebieden zijn deze drogere bosjes van grote waarde.
  • Open, droge gebieden: deze stukken zijn hoofdzakelijk begroeid met duinriet, dat bij uitstek geschikt is voor het vastleggen van losse zandgronden. Hier en daar is er opslag van berk.
  • Open en vochtig gedeelte: de plas, waar in het voorjaar vooral rietpadden komen paren, wordt gevoed door kwelwater van het nabije hoger gelegen deel van het Vliet. Wegens het periodiek droogvallen van deze plas in de zomer wordt hier een vegetatie met een permanent pionierkarakter aangetroffen, behorend tot het dwergbiezenverbond met verschillende zeer zeldzame soorten.
  • Hoger gelegen deel: ten opzichte van de omliggende gronden bedraagt het hoogteverschil ongeveer 3 meter. Het beboste gedeelte bestaat uit een zeer compacte wilgengordel. De niet beboste stukken zijn sterk verruigd en begroeid met akkerdistel, grote brandnetel, harig wilgenroosje, duinriet en riet. Landschappelijk is dit gedeelte weinig aantrekkelijk, voor vogels is het echter van een zeer hoge waarde.
  • Ruigten: deze zijn gekenmerkt door de grote soortenrijkdom.
  • Sterk verlande plas: deze plas was reeds voor de bescherming sterk gedegradeerd (vooral op het vlak van de avifauna) door de aanleg van de verbindingsweg. Desondanks komen er enkele zeldzame planten voor.
  • Canadabos: als enige vermeldenswaardige plantensoort wordt er de breedbladige wespenorchis aangetroffen.

Volgens de topografische kaart bestaat het beschermde landschap overwegend uit loofbos, omgeven door percelen heide met kreupelhout. De Biologische Waarderingskaart (2010) vermeldt de aanwezigheid van struweelopslag, ruigte (in het zuidwesten) en soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden in het noordoosten. Natuurpunt vermeldt dat het Vlietbos deels bestaat uit spontaan opgeslagen berken-wilgenbos (oostelijk deel) en een aangeplant bos van Canadapopulieren (westelijk deel).

Cultuurhistorisch landschap

De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778 geeft het Vlietbos en omgeving weer als een uitgestrekt poldergebied “Polder de Swijndrecht” in de bocht van de Schelde. De huidige Blancefloerlaan, weergegeven als “Digue Verté ou Bruléé” (ten zuiden van het beschermde landschap) doorkruist deze polder en vormt de verbinding met het 16de-eeuwse “Vlaems Hooft ou Tête de Flandre” aan de Schelde en het 16de-eeuwse “Laer Fort Ruiné”. Het Fort van het Vlaams Hoofd werd gesloopt bij de aanleg van de wijk Antwerpen-Linkeroever na de Eerste Wereldoorlog. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) toont de “Polder de Borgerweert”, doorsneden door de verbindingswegen tussen de verschillende forten, met onder andere het oude “Fort de Laer”, het “Fort des Espagnols ou Fort Stengel”, het “Fort de Zwijndrecht” en het “Tête de Flandre”. Langs de westelijke grens van de polder wordt melding gemaakt van “Het Vliet (Cab)”, mogelijk een herberg.

Begin 20ste eeuw werd begonnen met het ophogen van de lagere alluviale gronden van de Antwerpse linkeroever. Dit gebeurde grotendeels met zand, afkomstig van het uitbaggeren van de Schelde. Het noordelijk gedeelte van Het Vliet werd opgehoogd in 1938, een stukje in het westen in 1947. Het zuidelijk deel ontstond door een droge opvulling in 1935-1936. Deze ingreep had vergaande wijzigingen op biologisch vlak tot gevolg. Het Scheldezand, rijk aan zout en kalk, deed een uniek milieu voor zoutminnende vegetatie ontstaan. Na verloop van tijd werd deze echter verdrongen door typische kustduinvegetaties. Tot de jaren 70 van de 20ste eeuw was de Linkeroever dan ook een trekpleister voor botanisten omwille van de zeer zeldzame planten die er werden aangetroffen.

  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, Beschermingsdossier DA000491, (DE SMEDT P. & VAN DEN BREMT P., 1980).
  • Centrale Archeologische Inventaris, ID 366064, Fort van Vlaams Hoofd.
  • Centrale Archeologische Inventaris, ID 366097, Fort Stengel (Laer Fort).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Topografische kaart van België, Nationaal Geografisch Instituut, uitgave 2006, schaal 1:10.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20 000.

Auteurs:  Van den Bremt, Paul; Cox, Lise; De Smedt, P.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Het Vliet [online], https://id.erfgoed.net/teksten/192633 (geraadpleegd op ).