erfgoedobject

Prehistorische site Bergenmeersen

archeologisch geheel
ID
302883
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302883

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene situering

De archeologische vindplaats van de ‘Bergenmeersen’ is gelegen in het noorden van de gemeente Wichelen (prov. Oost-Vlaanderen), binnen een uitgesproken meanderbocht van de huidige Schelde. De zone is ingericht in het kader van het ‘Sigmaplan’ als overstromingsgebied, en loopt van het zuidwesten naar het noordoosten dwars door dit gebied.

Archeologische nota

Bij het landschappelijk onderzoek dat werd uitgevoerd in de Sigma cluster Kalkense Meersen werd op verschillende plaatsen de loop van de voorloper van de huidige Schelde in kaart gebracht. Deze vroegere waterloop, die op het einde van de laatste ijstijd werd gevormd (ongeveer 14.500 jaar geleden), bestaat uit een stelsel van indrukwekkend brede (tot meer dan 100 m) en diepe (tot ca. 10 m) meanderende geulen. In de huidige topografie zijn daarvan in de omgeving nog twee grote meanderlussen zichtbaar: in de Kalkense Meersen, en de grote meanderbocht van Overmere. Deze rivieren kenden initieel een zeer dynamisch bestaan, waarbij de meanderbochten opschoven en zo het huidige terras van de alluviale vlakte uitschuurden. Bij dit opschuiven zetten deze rivieren zogenaamde ‘kronkelwaardafzettingen’ af. Deze sedimenten bepalen voor een groot deel de ondergrond van de alluviale vlakte, en werden dikwijls afgezet in een karakteristiek golvend patroon van ruggen en depressies. Dit patroon is met name binnen de grote meanderbocht van Overmere nog duidelijk zichtbaar in het huidige landschap.

In de ondergrond van de Bergenmeersen zijn relicten van dit vroegere riviernetwerk duidelijk aanwezig. Van het zuidwesten naar het noordoosten werd hier met boringen immers een brede geul gekarteerd, die stroomopwaarts kon gevolgd worden tot in de Kalkense Meersen, en stroomafwaarts aansluit bij de buitenste meanderbocht van Overmere. Bovendien is er nog een tweede kleinere geul aanwezig in de Bergenmeersen, die eveneens een zuidwest-noordoost oriëntering heeft. Deze vroegere rivierlopen vloeien samen in het noordoosten van het gebied. Beide rivierlopen werden in de loop van het holoceen (de huidige tussenijstijd) opgevuld met in hoofdzaak veen en klei.

De samenvloeiing van beide waterlopen bakent een zeer prominente rug af opgebouwd met kronkelwaardafzettingen, die zo een schiereiland vormt tussen beide depressies. Deze rug is in het zuidwesten relatief ondiep onder het huidige oppervlak aanwezig (de top ca. 1 m), maar is in het noordoosten tot ca. 4,5 m dieper dan het huidige maaiveld gelegen. Onderzoek van de sedimenten waarmee de vroegere rivierloop werd opgevuld toont aan dat de lagere gedeelten van de rug op het einde van het mesolithicum/ begin van het neolithicum (ca. 4000 v. Chr.) al werden afgedekt door veengroei. De top van de rug in het zuidwesten werd wellicht pas vanaf de Romeinse periode met klei bedekt. Dit dossier heeft betrekking op deze rug en de aangrenzende vroegere geulen.

Binnen de afgebakende zone wijzen de vondsten op de aanwezigheid van een goed bewaard prehistorisch sitecomplex.

De belangrijkste waarnemingen zijn afkomstig van het archeologisch prospectief booronderzoek in 2009. Vier prospectiezones waren gelegen op de reeds beschreven ca. 800 m lange laatglaciale kronkelwaardrug. Met uitzondering van een zone werden in al deze prospectiezones op de rug duidelijke restanten van prehistorische aanwezigheid aangetroffen. Deze activiteiten lijken zich te concentreren op de hoger gelegen delen van de rug, op korte afstand van de paleogeul. De hoofdmoot van de vondsten bestaat uit vuurstenen artefacten, voornamelijk chips, maar ook enkele kling(fragment)en, afslagen, één kernfragment en twee microlietfragmenten. Daarnaast zijn er resten van verkoolde hazelnootdoppen, natuursteen, verbrand en onverbrand bot weerhouden. In een zone werd afval van het bewerken van vuursteen aangetroffen, waaronder enkele verbrande artefacten, in associatie met verbrand bot en een opvallende piek in houtskoolspreiding aangetroffen. Deze clustering zou kunnen duiden op de aanwezigheid van een haard. De chronologische indicatoren wijzen op een datering in het mesolithicum, mogelijks het vroeg- en/of middenmesolithicum. Deze rug bevat dus ongetwijfeld een complex van vindplaatsen uit de prehistorie.

Naast deze waarnemingen is ook de collectie baggervondsten van de ‘Paardeweide’ van belang. Dit is de grootste collectie prehistorische hertshoornen objecten uit de Scheldevallei, en werd verzameld bij de rechttrekking van de Schelde in 1892. Belangrijk is dat deze zone net is gelegen op de plaats waar de vroegere, prehistorische geul de huidige Schelde dwarst. Deze collectie is dan ook ongetwijfeld afkomstig van nederzettingen die gelegen zijn op de oevers van de vroegere rivier. Het gaat om ca. 200 artefacten, bestaande uit werktuigen en werktuigafval, voornamelijk uit hertshoorn. Een selectie van objecten werd gedateerd via de radiokoolstofmethoden. Deze gegevens wijzen op de aanwezigheid van meerdere bewoningsfazen tussen ca. 5000 en 3500 jaar vóór Christus (finaalmesolithicum tot midden neolithicum).

Aangrenzend aan de afgebakende zone zijn diverse vondsten en sites gekend.

De oudere archeologische vondsten in/ nabij de Bergenmeersen zijn voornamelijk afkomstig van baggeren en andere werkzaamheden aan de loop van de Schelde.

Vondsten uit het laatmesolithicum en het neolithicum zijn meer manifest aanwezig in de collecties baggervondsten, o.a. de reeds vermelde collectie van de ‘Paardeweide’. Van de bronstijd zijn uit de omgeving van het gebied eveneens een groot aantal baggervondsten gekend, voornamelijk daterend uit het laatste deel van de midden bronstijd en de late bronstijd.

Ten slotte zijn er eveneens nog enkele Karolingische (vroege middeleeuwen) fibulae aanwezig in de collecties baggervondsten afkomstig van de zone van de Bergemeersen.

In twee boorprospectiezones van 2009, gelegen ten noorden van de laatglaciale geul en op laat- holocene afzettingen, werden geen prehistorische vondsten aangetroffen. Wel werd in één boring in prospectiezone BM-E 15 Romeinse scherven aangetroffen, mogelijks te liëren aan een aangrenzende boring met relatief veel houtskoolresten. In prospectiezone BM-A werden dan weer baksteenrestjes, houtskool, bot, en verschillende metaalslakken aangetroffen. Deze werden tweemaal in combinatie met versinterde eikfragmenten aangetroffen. Een 14C- analyse op één van deze houtfragmenten resulteerde in een datering in de 7de eeuw na Christus. op, dus in de vroege middeleeuwen. Met enige voorzichtigheid zouden deze vondsten kunnen worden geïnterpreteerd als de aanwezigheid van lokale ijzerproductie. Eik is hierbij een frequent gebruikte grondstof.
In het kader van de preventieve opgravingen in 2012, net ten zuiden van de zone die het onderwerp is van dit dossier, werden vondsten, sporen en structuren uit verschillende periodes aangetroffen. De meest opvallende structuur was een laatmiddeleeuwse (13de-14de eeuw) circulaire omgrachting, afkomstig van een zogenaamde ‘motte’-versterking. Daarnaast werden echter ook sporen uit de ijzertijd en Romeinse periode aangetroffen, en een groot aantal sporen uit de nieuwe tijden (17de- 18de eeuw). Deze laatsten zijn te relateren aan de aanwezigheid van het ‘Hof ter Zeypen’, een historisch gekende hoeve gelegen in het zuidoosten van de Bergenmeersen.

Deze opgravingscampagne bracht echter eveneens een relatief groot aantal steentijdvondsten aan het licht, met vondsten uit zowel paleolithicum, mesolithicum en neolithicum. In de spreiding van deze vondsten kon geen duidelijke cluster herkend worden, hetzij in één zone, waar twee concentraties van vuursteenmateriaal wezen op de aanwezigheid van vuursteenbewerking, vermoedelijk in het finaal- paleolithicum of vroeg-mesolithicum.

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

*Evaluatie van de bewaringstoestand

Zoals werd vastgesteld door het archeologisch en paleolandschappelijk evaluerend onderzoek in 2009 is de prehistorische site van de Bergenmeersen door de latere bedekking met veen en klei geomorfologisch zeer goed bewaard. Door de afwezigheid van latere verstoringen, zoals bv. intensieve landbouwactiviteiten, zijn de aanwezige steentijdvindplaatsen eveneens zeer goed bewaard. Bovendien is de aanwezigheid van de bewaring van niet verbrand organisch materiaal aangetoond voor de diepste delen van de rug, die dan ook nog in de loop van het neolithicum al werd afgedekt. Deze uitstekende bewaring van organische materialen wordt verder onderstreept door de aanwezigheid van de collectie hertshoornen objecten, die vlakbij deze rug werden opgebaggerd op het einde van de 19de eeuw.

*Motivatie voor afbakening

Het booronderzoek uitgevoerd in 2009 biedt een zeer gedetailleerd beeld van de omvang van de prehistorische site en het verloop van de aangrenzende fossiele geulen. De afbakening is gebaseerd op de begrenzing van de rug, met inbegrip van een flankerend gedeelte van de geul. Deze geulvulling biedt immers een grote kans op de aanwezigheid van afvalpakketten, of restanten van specifieke ‘watergebonden’ activiteiten (bv. visvangst).

  • BOGEMANS F., JACOPS J., MEYLEMANS E., PERDAEN Y., STORME S., VERDURMEN, I. 2009: Paleolandschappelijk, archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek in het kader van het geactualiseerde Sigmaplan, Sigma-cluster Kalkense Meersen, zone Bergenmeersen en Paardenweide, ongepubliceerd rapport Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
  • BOGEMANS F., MEYLEMANS E., JACOPS J., PERDAEN Y., STORME A., VERDURMEN I. & DEFORCE K. 2012: The evolution of the sedimentary environment in the lower river Scheldt valley (Belgium) during the last 13,000 a BP, Geologica Belgica 15, 1-2, 105-112.
  • CROMBÉ P., VAN STRYDONCK M. & HENDRIX V. 1999: Absolute dateringen van hertengeweien bijlen uit de Scheldevallei: resultaten van een recent onderzoeksproject, VOBOV-info 50, 7-14.
  • DE CLERCQ W. 2001: De rivier als context: opgebaggerde Gallo-Romeinse vondsten uit de Schelde en de Rupel, VOBOV-info 54, 29-35.
  • DE LAET S.J. & DESITTERE M. 1973: Bijlen uit hertengewei gevonden in het Scheldedal, Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oost-Vlaanderen, 261-280.
  • DE MULDER G. & VERLAECKT K. 1999: De archeologische verzameling Léon Savoir: nieuwe riviervondsten uit de Schelde nabij Wichelen, VOBOV-info 50, 23-34.
  • DIERCKX L. 2009: Geweibijlen en andere bot- en geweiwerktuigen uit het Scheldedal. Collectie Maertens De Noordhout uit het Bijloke museum in Gent, masterthesis UGent.
  • DOIZE R.L. 1983: Les pointes barbelées de la collection du Dr Hasse au Musée du Vleeshuis a Anvers, Bulletin de la Société Royale Belge d’Anthropologie et de Préhistoire, 127-136.
  • DOUILLEZ 1956: De collectie Hasse, ongepubliceerd rapport.
  • HASSE G. 1924: Quelques vestiges du Paléolithiqe en Flandre. Bulletin de la société d’anthropologie de bruxelles, 39; p. 178 fig. 1 & 2.
  • HASSE G. 1934: Wichelen préhistorique, Bulletin de la Société Royale Belge d’Anthropologie et de Préhistoire XLIX, 65-74.
  • HASSE G. 1935: Wichelen préhistorique- 2e partie, Bulletin de la Société Royale Belge d’Anthropologie et de Préhistoire L, 29-46.
  • HASSE G. 1953: Le Maglemosien en Belgique, Bulletin de la Société Royale Belge d’Anthropology et de Préhistoire LXIV, 91-106.
  • HURT V. 1982a: L’Industrie en bois de cerf au Néolithique en Belgique. ‘Haches’ et gaines de ‘haches’, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, ULBruxelles.
  • HURT V. 1982b: Les haches en bois de cerf en Belgique: essai de classification, Amphora 29, 14-24.
  • HURT V., 1992: Le matériel en os et bois de cervidé. In WARMENBOL E., CABUY Y, HURT V. & CAUWE N. (eds.), La collection Edouard Bernays. Néolithique et âge du bronze, époques Gallo-Romaine et médiévale, Monographie d’Archéologique Nationale 6, 32-65.
  • LOUWE-KOOIJMANS L.P. 1971-1972: Mesolithic bone and antler implements from the North sea and the Netherlands, Berichten van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemaonderzoek 20-21; 27-73.
  • MAERTENS J. 1920: Objets en Bronze trouvés dans l’Escaut en Flandre Orientale, Gent.
  • MAERTENS J. 1922: Objets en silex et en corne de cerf trouvés dans l’Escaut en Flandre Orientale, Gent.
  • MAERTENS DE NOORDHOUT J. 1938: Catalogue du Musée d’antiquités de l’Univesité de Gand. Années 1907-1931, Sint-Amandsberg.
  • MEYLEMANS E., BOGEMANS F., STORME A., PERDAEN Y., VERDURMEN I. & DEFORCE K. 2013: Lateglacial and Holocene fluvial dynamics in the Lower Scheldt basin (Belgium) and their impact on the presence, detection and preservation potential of the archaeological record, Quaternary International, 308-309, 2013, 148-161.
  • MOENS J. 1904-1905: Promenade archéologique II, de Lede à Wanzele, par la route antéromaine, Oudheidkundige Kring Land van Aalst 1ste jaar, 6-7.
  • PERDAEN Y., JACOPS J., MEYLEMANS E., BOGEMANS F., STORME A. & VERDURMEN I. 2009: Prospectie en evaluatieonderzoek in het kader van het Sigmaplan, deel 2, Notae Praehistoricae 29, 121-129.
  • S.N. 1922: Catalogue de l'importante collection d'antiquités, de porcelaines, faïences, grès, cuivres, étains, ferronneries, albatre, divers, objets préhistoriques et ethnographiques, armes de fouille, romaines, grecques, égyptiennes, meubles, bois sculptées et tableaux, décalissée par Monsieur Jean Moens, avocat, président du Musée archéologique d'Alost. Vente à Gand, le 29 mai 1922 et jours suivantes, 95 pp.
  • VERLAECKT K. 1996: Between River and Barrow. A reappraisal of Bronze Age metalwork found in the province of East-Flanders (Belgium), British Archaeological Reports International Series 632, Oxford.
  • WARMENBOL E. 1992: Le materiel de l’âge du Bronze: le seau de la drague et le casque du héros, In WARMENBOL E., CABUY Y, HURT V. & CAUWE N. (eds.), La collection Edouard Bernays. Néolithique et âge du bronze, époques Gallo-Romaine et médiévale, Monographie d’Archéologique Nationale 6, 67-122.
  • WARMENBOL E., CABUY Y., HURT V. & CAUWE N. (eds.) 1992: La collection Edouard Bernays. Néolithique et âge du bronze, époques Gallo-Romaine et médiévale, Monographie d’Archéologique Nationale 6, 67-122.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/42026/101.1, Prehistorische site Bergenmeersen, Wichelen.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Prehistorische site Bergenmeersen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302883 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.