Het Rot (beknopt) ()

Het Rot omvat enerzijds een kleinschalig landschap met open plassen, moerassen, wilgenstruwelen, rietvelden, loofbos en naaldhout en anderzijds een opspuitvlakte met typerende vegetatie. Dit landschap vormt samen met het Vlietbos en Blokkersdijk een aaneensluitend natuurlijk geheel op Antwerpen-Linkeroever.

Fysische geografie

Topografie

Het gebied, met een oppervlakte van circa 84 hectare, wordt in het noorden begrensd door de Charles de Costerlaan (N49a), in het oosten door een opspuitingsvlakte, in het zuiden door de Blancefloerlaan (N70) en in het westen door de R1. Het Rot vormt samen met Het Vliet (ten westen) en Blokkersdijk (ten noordwesten) een aaneensluitend natuurlijk geheel in een sterk verstedelijkt en geïndustrialiseerd Antwerpen (Linkeroever). De gemiddelde hoogte varieert van circa 3 meter +TAW tot circa 5 meter +TAW in het zuidoosten van het gebied.

Het Rot heeft een grote esthetische waarde, enerzijds door het voorkomen van een kleinschalig, vegetatief rijk begroeid landschap en anderzijds door de aanwezigheid van een vrij jonge opspuitvlakte met een typische vegetatie. De kleinschaligheid wordt vooral geaccentueerd door gradiënten van wilgenstruwelen, rietvelden, moerassen, open plassen, verlande poelen, loofbos en naaldhout.

Geologie en bodem

Het geologisch substraat bestaat uit groengrijs tot grijs, glauconiethoudend (plaatselijk kleihoudend), fijn zand dat tot de Formatie van Kattendijk (plioceen, 5,3 tot 2,6 miljoen jaar geleden) behoort. Het centrale deel van het gebied omvat volgende bodemtypes: uiterst natte kleibodems zonder profiel (bodemtype sEgp), zeer sterk gleyige kleibodems zonder profiel (bodemtype sEfp), uiterst natte licht zandleembodems zonder profiel (bodemtype sPgp) en zeer natte licht zandleembodems zonder profiel (bodemtype sPfp). Daar rond worden op de Digitale Bodemkaart Vlaanderen opgehoogde gronden (bodemtype ON) en sterk vergraven gronden (bodemtype OT) weergegeven. Het beschermde gebied werd opgespoten. De dikte van de opgespoten zandlaag varieert van een onbelangrijk laagje tot enkele meters. Op vele plaatsen waar de zandlaag erg dun is, is de waterstand hoog ten gevolge van de ondoordringbare kleilaag.

Flora en fauna

De Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) vermeldt de aanwezigheid van een populierenaanplant op droge grond met struikgewas in het noordwesten van het beschermde landschap. Een bomenrij met dominantie van plataan loopt ten zuidoosten van deze aanplant. Het Rot bestaat overwegend uit ruigte op voormalig akkerland, opgehoogde of vergraven terreinen en struweelopslag van allerlei aard (vaak op gestoorde gronden). In het noorden, langs de Charles de Costerlaan, geeft de topografische kaart van België (2006) een langgerekte strook loofbos weer, met in het noordoosten een populierenaanplant en enkele percelen gemengd bos. Volgens de Biologische Waarderingskaart komen hier overwegend wilg en berk voor, met enkele percelen zuur eikenbos ertussen. Langs de waterloop komen vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem en een rietvegetatie voor. De vijvers in het zuidwesten werden geïnventariseerd als eutrofe plassen met natuurlijke oevers, omgeven door loofbos met overwegend berk, wilg en vlier.

Het Rot is vooral gekend vanwege zijn waarde als vogelgebied. In 2007 werden er 71 soorten geinventariseerd waarvan 47 soorten in dit gebied broeden. In het gebied komen ook nog verschillende soorten zoogdieren en amfibiën voor.

Cultuurhistorisch landschap

De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft Het Rot weer als moerassig weiland bestaande uit smalle, repelvormige percelen met noordwest-zuidoost oriëntatie omgeven door smalle grachtjes. Het Rot is een deel van de uitgestrekte “Polder de Swijndrecht”. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) stelt het gebied voor als weiland in de “Polder de Borgerweert”, met vermelding van het “Fort des Espagnols ou Fort Stengel”. Op de kaart van het Institut Cartographique Militaire (1890) is het gebied nog steeds in gebruik als weiland. Kleinere percelen zijn bebost of zijn ingericht als akkerland. Het "Fort des Espagnols" wordt niet meer vermeld. De kaart van het Militair Geografisch Instituut (1969) toont dat het gebied grotendeels opgespoten is (circa 1930), namelijk onder andere langs de Charles de Costerlaan en de Blancefloerlaan. Deze opgespoten terreinen zijn grotendeels bebost. De rest van het gebied wordt aangeduid als grasland en moerassige gronden. Rond 1970 werd ook het middenstuk van het gebied (vroeger Middenvijver genoemd) opgespoten met een dikke laag zand. Bovendien werd in 1977 de verbindingsweg met de autosnelweg en de expresweg (Charles de Costerlaan) aangelegd. In 2007 werd er een nieuwe waterplas aangelegd met bijbehorend grachtensysteem.

  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, Beschermingsdossier DA000703, Het Rot, beschermingsdossier (WIJNANT J., 1987).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Topografische kaart van België, Nationaal Geografisch Instituut, uitgave 2006, schaal 1:10.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20 000.

Auteurs:  Wijnant, Jo; de Haan, Aukje; Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Het Rot [online], https://id.erfgoed.net/teksten/192620 (geraadpleegd op ).


Het Rot (beschermingsdossier) ()

Het Rot omvat enerzijds een kleinschalig landschap met open plassen, moerassen, wilgenstruwelen, rietvelden, loofbos en naaldhout en anderzijds een opspuitvlakte met typerende vegetatie. Dit landschap vormt samen met het Vlietbos en Blokkersdijk een aaneensluitend natuurlijk geheel op Antwerpen-Linkeroever.

Fysische geografie

Topografie

Het beschermde landschap, met een oppervlakte van circa 84 hectare, wordt in het noorden begrensd door de Charles de Costerlaan (N49a), in het oosten door een opspuitingsvlakte, in het zuiden door de Blancefloerlaan (N70) en in het westen door de R1. Het Rot vormt samen met Het Vliet (ten westen) en Blokkersdijk (ten noordwesten) een aaneensluitend natuurlijk geheel in een sterk verstedelijkt en geïndustrialiseerd Antwerpen (Linkeroever). De gemiddelde hoogte varieert van circa 3 meter +TAW tot circa 5 meter +TAW in het zuidoosten van het gebied.

Het Rot heeft een grote esthetische waarde, enerzijds door het voorkomen van een kleinschalig, vegetatief rijk begroeid landschap en anderzijds door de aanwezigheid van een vrij jonge opspuitvlakte met een typische vegetatie. De kleinschaligheid wordt vooral geaccentueerd door gradiënten van wilgenstruwelen, rietvelden, moerassen, open plassen, verlande poelen, loofbos en naaldhout.

Geologie en bodem

Het geologisch substraat bestaat uit groengrijs tot grijs, glauconiethoudend (plaatselijk kleihoudend), fijn zand dat tot de Formatie van Kattendijk (plioceen, 5,3 tot 2,6 miljoen jaar geleden) behoort. Het centrale deel van het beschermde landschap omvat volgende bodemtypes: uiterst natte kleibodems zonder profiel (bodemtype sEgp), zeer sterk gleyige kleibodems zonder profiel (bodemtype sEfp), uiterst natte licht zandleembodems zonder profiel (bodemtype sPgp) en zeer natte licht zandleembodems zonder profiel (bodemtype sPfp). Daar rond worden op de Digitale Bodemkaart Vlaanderen opgehoogde gronden (bodemtype ON) en sterk vergraven gronden (bodemtype OT) weergegeven. Het beschermde gebied werd opgespoten. De dikte van de opgespoten zandlaag varieert van een onbelangrijk laagje tot enkele meters. Op vele plaatsen waar de zandlaag erg dun is, is de waterstand hoog ten gevolge van de ondoordringbare kleilaag.

Flora en vegetatie

De v.z.w. Werkgroep Natuurbehoud Linkeroever publiceerde in 1979 floristische gegevens betreffende Het Rot. In dit gebied werden homogene proefterreinen onderzocht, die zo klein mogelijk werden gehouden, maar toch typische plantensoorten bevatten. Voor de opname werd gebruik gemaakt van de schaal van Tansley. Het Rot, een langwerpig bosgebied, kan (op het moment van de bescherming) ingedeeld worden in

  • het oostelijk gedeelte: bestaat hoofdzakelijk uit aangeplante bospercelen met plaatselijk open ruimten. De aanplanten gebeurden op een kleinschalige, willekeurige manier (meestal met streekeigen soorten), zodat de kruid- en struiklaag zich normaal kon ontwikkelen.
  • het middengedeelte: op meer dan de helft van de oppervlakte komt een natuurlijk gegroeid bos voor. Een bospad snijdt dit gebied overlangs in tweeën. Langs de zuidkant van het pad loopt een smalle bosstrook, waarop haaks een zevental windschermen werden aangeplant. Tussen de Charles de Costerlaan en het bospad ligt een dicht aaneengesloten bos dat ten gevolge van het reliëf in het oosten vochtiger is. De vegetatie evolueert hier van een berkenbos naar een wilgenstruweel.
  • het westelijk gedeelte: dit gedeelte is geheel natuurlijk begroeid. Oostelijk is het bos ondoordringbaar met een struiklaag van wilg en braam. Westelijk komen er meer boomgroepen voor, met hier en daar open plekken die veelal met duinriet begroeid zijn. Van hier af wordt de bosstrook smaller en komt dichter bij de beek te liggen, zodat zich plaatselijk enkele rietkragen hebben ontwikkeld.
  • de beek en beekoever: de beek maakte vroeger deel uit van een netwerk van beken en kanalen gelegen ten zuiden van de huidige bedding. Door het opspuiten van de Middenvijver werd de loop enigszins verlegd. De lichte stroming van oost naar west wijst er op dat het aangrenzende hoger gelegen opgespoten terrein nog steeds uitlekt of dat er mogelijk enkele kleine bronnen aanwezig zijn. De beek ontspringt in het oosten in de afgesloten arm van het vroegere visrijke kanaal langs het park van Linkeroever. Hier is de beek breed en roestig gekleurd. De oevervegetatie bestaat hoofdzakelijk uit riet, waterzuring, bitterzoet en gele lis. Meer naar het westen toe vermindert de oevervegetatie, versmalt de beek en verzandt uiteindelijk helemaal ten gevolge van het stuifzand. Iets verder ontspringt de beek terug. De zuidelijke oever steekt circa 3 meter boven het wateroppervlak uit, is zandig en niet te dicht begroeid. De noordelijke oever is niet zo hoog en bevat een oudere zandige bodem met een begroeiing van hoofdzakelijk Jacobskruid en zeegroene rus. Op een drietal plaatsen, waar de beek geen uitgesproken oever heeft, zijn rietvelden of moerasjes ontstaan. Verder stroomopwaarts wordt de beek ondiep om geleidelijk over te gaan naar een dieper gedeelte met steile oevers. Het water van de beek is licht brak (zoutgehalte afkomstig van de opgespoten terreinen), zodat de flora een bijzonder karakter heeft.
  • de opgespoten Middenvijver: tussen Het Rot en de Blancefloerlaan strekt zich een grote zandvlakte uit, namelijk de Middenvijver. De opspuitingswerken werden eerst in 1973 beëindigd. De vlakte is (ten tijde van de inventarisatie) bedekt met een pioniersvegetatie, waarbij een duidelijke successie merkbaar is. Aspectbepalend zijn soorten als duinriet, akkerdistel, zanddoddegras, loogkruid, bleekgele droogbloem, smal vlieszaad, riet, hazenpootje, Canadese fijnstraal, wilg, biggenkruid, witte honingklaver, harig wilgenroosje, klein hoefblad, witte abeel, zeebies, leverkruid, kleine teunisbloem, grote weegbree, stippelganzenvoet, spiesbladige melde, meelganzenvoet, koningskaars, witte berk, reukloze kamille, fraai duizendguldenkruid, herfstleeuwentand, Jacobskruid, speerdistel, tengere rus, heelblaadjes, zeegroene rus, veldrus, zeezuring, blaartrekkende boterbloem, moeraszuring, watermunt, eenjarige hardbloem, klein kruiskruid, zandmuur, Sint-Janskruid, witbol, kruipende boterbloem, schijfkamille, voorjaarsvergeet-mij-nietje, ruw vergeet-mij-nietje, akkerereprijs, gewone hoornbloem en paddenrus.
  • de vijvers Donckers - gebied tussen de westrand van de Middenvijver en de verbindingsweg: door de aanleg van de verbindingsweg in 1977 werd dit gebied midden door gesneden. Enkel het oostelijk deel ten opzichte van de verbindingsweg is opgenomen in het beschermde landschap. In de open delen van de waterplas komen volgende waterplanten voor: sterrenkroos, puntkroos, kleine kroos, witte waterkers en grote lisdodde. Vanaf de plas stijgt de bodem zeer langzaam. Baardgras, melkkruid, waterereprijs en beekpunge werden er aangetroffen. In de natte verlandingszone ten zuiden groeien onder andere watermunt, wolfspoot, zeegroene rus, pitrus, zomprus, riet en kattenstaart. Deze zone wordt opgevolgd door een zone van jong opschietende wilg. In de onmiddellijke omgeving van de plas zijn nog enkele geheel verlande poeltjes aanwezig. Ze zijn begroeid met stikstofminnende ruigtekruiden, namelijk harig wilgenroosje, grote brandnetel, akkerdistel, speerdistel, lidrus en grote lisdodde. In het noorden, waar een dijk werd afgegraven, is nu ruderale vegetatie te vinden op droge zandgrond met onder andere Sint-Janskruid, hazenpootje, zandmuur, basterdwederik en witte berk. Op de iets vochtigere bodem in het westen, waar eveneens nivelleringswerken werden uitgevoerd, komen bleekgele droogbloem, duizendguldenkruid, teunisbloem en koningskaars massaal voor.

Floristisch en vegetatiekundig is het gebied zeer belangrijk. Ondanks de ingrepen herbergt het gebied een rijke flora. Ten tijde van de bescherming werden niet minder dan 208 soorten waargenomen. Een groot aantal soorten zijn zeldzaam voor de streek en voor de Belgische flora. Het gaat onder andere om zeezuring (Rumex maritimus), moeraszuring (Rumex palustris), zandhoornbloem (Cerastium semidecandrum), overblijvende hardbloem (Scleranthus perennis), loogkruid (Salsola kali), sikkelklaver (Medicago falcata), boslathyrus (Lathyrus sylvestris), aardaker (Lathyrus tuberosus), duindoorn (Hippophae rhamnoides), grote watereppe (Sium latifolium), teunisbloem (Oenothera biennis), kleine teunisbloem (Oenothera parviflora), melkkruid (Glaux maritima), zomerbitterling (Blackstonia perfoliata), slangenkruid (Echium vulgare), voorjaarsvergeet-mij-nietje (Myosotis stricta), glidkruid (Scutellaria galericulata), driebloemige nachtschade (Solanum triflorum), zeeweegbree (Plantago maritima), bleekgele droogbloem (Gnaphalium luteoalbum), moeraszoutgras (Triglochin palustris), moeraswespenorchis (Epipactis palustris), keverorchis (Listera ovata), gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata), zilte rus (Juncus gerardii), paddenrus (Juncus subnodulosus), slanke waterbies (Eleocharis uniglumis), zeebies (Scirpus maritimus), ruwe bies (Scirpus tabernaeomanti), strandkweek (Agropyron pungens), zanddoddegras (Phleum arenarium) en fijne waterranonkel (Ranunculus aquatilis). Een aantal plantensoorten is typisch voor het maritiem district, zeldzaam voor dit district of ontbrekend en/of zeer zeldzaam voor de andere districten.

De Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) vermeldt de aanwezigheid van een populierenaanplant op droge grond met struikgewas in het noordwesten van het beschermde landschap. Een bomenrij met dominantie van plataan loopt ten zuidoosten van deze aanplant. Het Rot bestaat overwegend uit ruigte op voormalig akkerland, opgehoogde of vergraven terreinen en struweelopslag van allerlei aard (vaak op gestoorde gronden). In het noorden, langs de Charles de Costerlaan, geeft de topografische kaart van België (2006) een langgerekte strook loofbos weer, met in het noordoosten een populierenaanplant en enkele percelen gemengd bos. Volgens de Biologische Waarderingskaart komen hier overwegend wilg en berk voor, met enkele percelen zuur eikenbos ertussen. Langs de waterloop komen vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem en een rietvegetatie voor. De vijvers in het zuidwesten werden geïnventariseerd als eutrofe plassen met natuurlijke oevers, omgeven door loofbos met overwegend berk, wilg en vlier.

Fauna

In Het Rot werden volgens de Werkgroep Natuurbehoud Linkeroever in 1979 119 vogelsoorten waargenomen, waarvan er 56 in dit gebied broedden. Dominerende soorten zijn fitis, winterkoning en bosrietzanger. Antwerpen-Linkeroever, met Het Vliet, Het Rot, Blokkersdijk en het Wandelbos is een zeer vogelrijk gebied. De voornaamste factoren die hierbij een rol spelen zijn de ligging ten opzichte van de Schelde (op trek is de Schelde een betrouwbare route, die door veel vogelsoorten gevolgd wordt), de aanwezigheid van grote wateroppervlakten en de grote diversiteit aan biotopen.

Door een vergelijking te maken van de in Het Rot aangetroffen broedvogelsoorten met deze van het volledige land werd geconcludeerd dat de bergeend, kleine plevier en dubius tot de schaarse broedvogels behoren. De ransuil, blauwborst, torenvalk, meerkoet, sprinkhaanrietzanger en kievit zijn vrij schaarse broedvogels, terwijl de nachtegaal, koekoek, groene specht, spotvogel, grauwe vliegenvanger, staartmees, rietgors, wilde eend, wielewaal, waterhoen, grote bonte specht, oeverzwaluw, boompieper, kleine karekiet, staartmees, rietgors, schoeniclus en kraai tot de vrij talrijke broedvogels behoren. De patrijs, grote lijster, gekraagde roodstaart, tortelduif, graspieper, witte kwikstaart, zwarte roodstaart, bosrietzanger, matkop, kneu, ringmus, ekster, gaai en glandarius zijn talrijk aanwezig. De zanglijster, zwartkop, tuinfluiter, grasmus, fitis, tjiftjaf, winterkoning, heggenmus, pimpelmees, koolmees, houtduif, merel, roodborst, fazant, huismus, vink en spreeuw behoren tot de zeer talrijke broedvogels.

Door de jaarlijkse aanwezigheid van circa 240 koppels, verdeeld over 45 vogelsoorten, heeft Het Rot met een broeddichtheid van acht koppels per hectare een belangrijke avifaunistische waarde. Ten gevolge van de ligging van het beschermde landschap ten opzichte van het natuurgebied Blokkersdijk zijn onder andere volgende watervogels en steltlopers aanwezig: waterral, rietzanger, schoenobaenus, Cetti’s zanger, strandplevier, paapje, rubetra, kolgans, slobeend, kuifeend, roerdomp en geoorde fuut. De blauwe kiekendief, boomvalk, sperwer en buizerd zijn aangetroffen roofvogels.

In het beschermde landschap komen (ten tijde van de bescherming) volgende zoogdieren voor: wezel, haas, konijn, muskusrat, mol en vleermuis. Naast waarnemingen van de bruine kikker, groene kikker, pad en kleine watersalamander werd de zeldzame rugstreeppad of rietpad meer en meer waargenomen.

Cultuurhistorisch landschap

De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft Het Rot weer als moerassig weiland bestaande uit smalle, repelvormige percelen met noordwest-zuidoost oriëntatie omgeven door smalle grachtjes. Het Rot is een deel van de uitgestrekte “Polder de Swijndrecht”. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) stelt het gebied voor als weiland in de “Polder de Borgerweert”, met vermelding van het “Fort des Espagnols ou Fort Stengel”. Op de kaart van het Institut Cartographique Militaire (1890) is het gebied nog steeds in gebruik als weiland. Kleinere percelen zijn bebost of zijn ingericht als akkerland. Het "Fort des Espagnols" wordt niet meer vermeld. De kaart van het Militair Geografisch Instituut (1969) toont dat het gebied grotendeels opgespoten is (circa 1930), namelijk onder andere langs de Charles de Costerlaan en de Blancefloerlaan. Deze opgespoten terreinen zijn grotendeels bebost. De rest van het gebied wordt aangeduid als grasland en moerassige gronden. Rond 1970 werd ook het middenstuk van het gebied (vroeger Middenvijver genoemd) opgespoten met een dikke laag zand. Bovendien werd in 1977 de verbindingsweg met de autosnelweg en de expresweg (Charles de Costerlaan) aangelegd.

  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, Beschermingsdossier DA000703, Het Rot, beschermingsdossier (WIJNANT J., 1987).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Topografische kaart van België, Nationaal Geografisch Instituut, uitgave 2006, schaal 1:10.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20 000.

Auteurs:  Wijnant, Jo; Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Het Rot [online], https://id.erfgoed.net/teksten/192446 (geraadpleegd op ).