Goed bewaarde serristenvilla met verzorgd houtwerk, karakteristiek voor de tweede bloeiperiode van de druiventeelt. Ze werd in 1928 kadastraal ingetekend als 'nouvelle construction' met als eigenaar D. De Cafmeyer-Devroey.
De woning met een afwisseling van lijst- en puntgevels, telt twee bouwlagen en is opgetrokken uit baksteen op een gebosseerde onderbouw; het geheel is afgedekt door gecombineerde, pannen daken. De hoofdgevel is niet naar de straat gericht maar naar het noorden. De woning vertoont zoals gebruikelijk een opvallend volumespel met erkers en een portiek op de begane grond, de erkers met bekronend balkon voor de hoger gelegen deurvensters, alle voorzien van sierlijk houtwerk. Karakteristiek is ook het contrast tussen de bakstenen benedenverdieping en de bepleisterde bovenverdieping. De rechthoekige muuropeningen behielden hun oorspronkelijk schrijnwerk met typische kleine roedeverdeling bovenaan.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Hoeilaart, 1928 (1e semester)/22.