Suikerraffinaderij in neoclassicistische stijl, volgens de bouwaanvraag van 1836 opgetrokken in opdracht van de heer Celen fils. Uit het bouwdossier vallen ontwerper noch aannemer af te leiden. Het nieuwbouwproject verving een breed traditioneel pand, dat vermoedelijk opklom tot de tweede helft van de 16de eeuw. Het werd gemarkeerd door drie gekoppelde tuitgevels met een rondboogdeur uiterst rechts en verder kruis- en kloosterkozijnen, waarvan in het huidige metselwerk geen sporen meer terug te vinden zijn.
Met een gevelbreedte van vijf traveeën, omvat het gebouw vier bouwlagen onder parallelle zadeldaken (nok parallel met de straat). De lijstgevel is opgetrokken uit verankerd, rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van blauwe hardsteen voor de koetspoorten, kozijnen en sluitstenen van de begane grond, en de lekdrempels van de bovenvensters. Oorspronkelijk bepleisterd en beschilderd, is de gevel vandaag gedecapeerd. De opstand beantwoord aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen in de pui en getoogde vensters op de lage bovenverdiepingen. Een eenvoudige daklijst en vernieuwde houten kroonlijst vormen de gevelbeëindiging. Beide koetspoorten in de uiterste traveeën, oorspronkelijk in hardstenen omlijsting met imposten, zijn verbreed; twee van de drie getraliede kozijnen op de begane grond zijn behouden.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1836#334.