is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein de Maurissens
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteel de Maurissens
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als overgangszone Kasteel de Maurissens: overgangszone
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteel de Maurissens
Deze bescherming was geldig van tot
omvat de aanduiding als overgangszone Kasteel de Maurissens: overgangszone
Deze bescherming was geldig van tot
Heropgebouwd eclectisch landhuis ontworpen in 1916 door architect Chrétien Veraart en omgeven door park in landschappelijke stijl, circa 16 hectare, aangelegd vanaf 1859; talrijke oude (tamme kastanjes en bruine beuken) en zeldzame bomen.
Het Hof te Laar, bekend sinds de 15de eeuw als hoeve, werd in 1789 verkocht aan Frederic de Loën d'Enschede en naar aanleiding daarvan beschreven als volgt: "huis van plaisantie ende pachthof daar neven staande, schuur, stallingen, remise, bakhuis en apenditien". Bij de verhuring van het pachthof reserveerde de eigenaar voor zichzelf het huis van plaisantie, een stal, een hof, de vijver en sommige percelen boomgaard en bos. De overgang van een hoeve met een zuivere landbouwfunctie naar een hoeve met buitenverblijf is op dat moment al meer dan twee eeuwen oud: in een pachtcontract van 1576 tussen Jan Breeckpot en Willem Bontia, de nieuwe eigenaar, wordt gestipuleerd dat de pachter geen recht heeft op de twee vijvertjes in de boomgaard en evenmin op het "duifhuis". Bontia (verlatijnst van Bonte), jurist en rentmeester van het Groot College te Leuven, was de eerste eigenaar die het Hof te Laar als zomerresidentie gebruikte.
Op de Ferrariskaart (1771-1775) is het Hof te Laar, op dat moment eigendom van de Leuvense jurist en hoogleraar J.D.H. Nelis, herkenbaar als een semigesloten complex. De L-vormige zuidvleugel werd als huis van plaisantie gebruikt. Ten zuidoosten van het hof, min of meer samenvallend met het Primitieve perceel 191, wordt op de Ferrariskaart een vijver afgebeeld. Ergens tussen 1800 en 1810 werd het Hof te Laar aangekocht door Charles-Lambert-Joseph de Maurissens (1751-1833), telg van een vooraanstaande, in oorsprong Zwitserse familie. De Maurissens was professor Romeins recht aan de universiteit van Leuven (1782-1789) en auditeur bij het Rekenhof te Brussel (1791-1794). Tijdens de revolutiejaren emigreerde hij naar Duitsland en Oostenrijk. Na zijn terugkeer in 1800 doceerde hij rechten in Namen, zijn geboorteplaats, en vanaf 1806 aan de rechtsfaculteit te Brussel. In 1809 werd hij benoemd tot rechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. In 1831 was zijn domein te Pellenberg het toneel van onderhandelingen tussen de prins van Oranje en de Engelse gezant, een weinig succesvolle poging om een einde te maken aan de 'Tiendaagse Veldtocht'. In 1833 overleed hij kinderloos en liet hij zijn landgoed te Pellenberg na aan zijn neef, ridder Edouard Godefroid de Maurissens (1793-1853), die in de Primitieve kadastrale legger als eigenaar wordt opgegeven. Edouard de Maurissens was ontvanger van registratie en domeinen te Tienen en was daar ook gedomicilieerd. Pellenberg werd uitsluitend als buitenverblijf gebruikt.
Het eigendom rond het Hof te Laar besloeg in 1833 een oppervlakte van ongeveer 18 hectare en omvatte – zoals op de Ferrariskaart – een semigesloten hof waarvan de zuidvleugel als buitenverblijf werd gebruikt, twee percelen tuin (samen 48 are), een boomgaard van circa 50 are en meer dan 10 hectare bouwland. Aan de zuidrand, op een zandlemige ontsluiting van het Diestiaan nabij de grens met Lovenjoel, lagen nog twee percelen bos (samen 1,5 hectare), waarvan één uitdrukkelijk als "bois de sapins" wordt omschreven. Met betrekking tot de tuinpercelen wordt het woord "agrément" of het voorvoegsel "lust-" niet gebruikt en het kleinste van de twee tuinpercelen (nummer 191) valt samen met de vijver op de Ferrariskaart.
Enkele jaren na de dood van Edouard de Maurissens, in 1859, werd de zuidvleugel van het hof tot "kasteel" verbouwd, een operatie waarbij het kadastraal inkomen meer dan verdubbelde. Waarschijnlijk werden de funderingen en een deel van de muren van het oude huis van plaisantie daarbij gerecycleerd. Het resultaat was een typisch, witbepleisterd, neoclassicistisch gebouw van drie bouwlagen, met een middenrisaliet onder een driehoekig fronton, een dakruiter, een brede bordestrap en een door imitatiebanden belijnd souterrain. Opmerkelijk is dat het nieuwe kasteel, dat door de weduwe van Edouard de Maurissens nog steeds als buitenverblijf werd gebruikt, niet meer zoals het 'speelhuis' naar het zuiden georiënteerd is, maar naar het oosten. Vanuit het kasteel werd zicht geboden op de hellingen van het 'Weliger Veld'. Op de eerste militaire topografische kaart (toestand 1864) verschijnen precies in deze zone, op de vroegere akkerpercelen van het 'Weliger Veld', voor het eerst ook elementen – kronkelende paden die meestal de hoogtelijnen volgen – die wijzen op een landschappelijke verfraaiing van de ruimere omgeving. Pas in 1895 zal een groot gedeelte van deze helling als "lustgrond" worden aangeduid en in 1907, bij de registratie van het tweede kasteel, zullen deze percelen verenigd worden tot één groot perceel "lusthof" (nummer 197a) van bijna 10 hectare.
Maar de situatie die hierbij 'geregulariseerd' wordt was ongetwijfeld al bijna een halve eeuw oud. In dit gedeelte van het park komen bovendien enkele tamme kastanjes (Castanea sativa) voor met stamomtrekken tot 530 centimeter. Deze bomen, die vermoedelijk minstens 200 jaar oud zijn, bevinden zich in de randzones van percelen die steevast door het kadaster als bouwland werden omschreven. Dit laat vermoeden dat er, lang vóór de kaarten of leggers iets van tuin of park laten doorschemeren, een zekere landschappelijke opsmuk had plaatsgevonden. In de nalatenschap van professor D.J.H. Nelis, eigenaar van het Hof te Laar in 1770-1789, werden trouwens werken over tuin- en bosbouw aangetroffen, onder meer uitgaven van 'La Maison rustique' en een van de toenmalige standaardwerken over bosexploitatie van Duhamel du Monceau.
Diverse foto's die – voortgaande op de afmetingen van de afgebeelde bomen – omstreeks 1900 zijn genomen, geven een idee van de omkadering van het eerste kasteel, het tuinmeubilair, de beplanting. Opvallend zijn de groepjes zuilvormige bomen links en rechts van het kasteel, ongetwijfeld Italiaanse populieren (Populus nigra 'Italica') en, algemeen, de aanwezigheid van zuilvormen, ook coniferen zoals wierookcipres (Calocedrus decurrens), waardoor de site iets Italiaans krijgt. De kleine, halfcirkelvormige esplanade voor het kasteelfront wordt afgezoomd door, afwisselend, kuipen met in halve bol gesnoeide laurieren en zuiltjes of siervazen langs de kant van het kasteel. Links en rechts van deze esplanade bevonden zich corbeilles. Duidelijk zichtbaar links van de esplanade loopt een grillige grenslijn tussen licht en donker, die duidt op een mogelijk differentiële behandeling van de gazons, met name een intensievere bemaaiing in het zicht van het kasteel (of misschien was het werk nog maar half verricht). Op een andere foto – ongeveer dezelfde gezichtshoek maar op grotere afstand van het kasteel – is een groep nog jonge Amerikaanse tulpenbomen (Liriodendron tulipifera) herkenbaar, nu aangegroeid tot bomen met stamomtrekken tot 250 centimeter. Het mammoetperceel 'lustgrond' dat in 1907 wordt geregistreerd omvatte ook een spatelvormige vijver, die al op de kaart van 1864 te zien is en die tot op vandaag grosso modo die vorm heeft behouden. De schaal van de aanleg is beperkt en archaïsche elementen zoals de grote boomgaard ten zuiden van het kasteel blijven tot 1893 het beeld beheersen. De militaire topografische kaarten van 1864 en 1893 situeren deze boomgaard op een andere perceel (nummer 189) dan het kadaster (nummer 190). Daarna wordt er een nieuwe boomgaard aangelegd meer naar het zuiden, buiten het blikveld van het kasteel (op perceel nummer 208a), door een dichte beplanting van de 'lustgrond' rond het kasteel gescheiden. In deze bufferzone bevindt zich een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') met een omtrek van 465 centimeter, die waarschijnlijk uit de eerste helft van de 19de eeuw dateert.
In het resultaat van de verbouwing van 1907 blijft het kasteelgebouw van 1859 herkenbaar. Zelfs het driehoekige fronton boven het middenrisaliet en de dakruiter bleven behouden. Links en rechts achter de oude hoofdvleugel verschijnen twee forse uitbreidingen met mansardedaken en aanleunende toren. Nieuw is ook de terrasuitbouw bij de hoofdvleugel. Het nieuwe geheel kan getypeerd worden als eclectisch met dominante neoclassicistische inslag. Enigszins ongewoon is de wijze waarop de dienstgebouwen aan het kasteel worden vastgebouwd; de verwijzing naar een traditionele, gesloten hoeve met poortgebouw, trapgeveltjes... is duidelijk. Vanaf dat moment wordt het kasteel ook permanent bewoond.
Het als "lusthof" of "lustgrond" omschreven gebied omvatte rond 1900 – de gebouwen inbegrepen – niet meer dan 10 hectare, dit is ongeveer een tiende van de bezittingen van de Maurissens in Pellenberg, iets meer als men er de bospercelen op de zandleemkop in het Weligerveld (nummers 187 en 188) bijrekent, die rond 1900 ook 'verfraaid' werden door de aanplanting van een bruine beukendreef (momenteel stamomtrekken tussen 250 en 300 centimeter). Te oordelen naar de stamomtrekken (tot 250 centimeter) dateert de huidige beplanting met zomerlinden (Tilia platyphyllos) van de noordelijke toegangsdreef vanop de steenweg Pellenberg-Lovenjoel eveneens uit het begin van de 20ste eeuw. Een andere, veel langere dreef werd aangelegd vanaf de Tiensesteenweg, maar de beplanting hiervan is verdwenen. Van de monumentale hekken met stenen pijlers die toen werden geplaatst bleef slechts één exemplaar – dicht bij het kasteel – bewaard.
Op 25 augustus 1914 staken Duitse soldaten te Leuven meer dan 1200 huizen in brand. De dag daarop ondergingen enkele dorpen in de omgeving en ook vier kastelen, waaronder dat van Pellenberg, hetzelfde lot. In 1916 werd de Brusselse architect Chrétien Veraart (1872-1951) belast met de wederopbouw van het kasteel. Dit leidde tot een eclectisch gebouw met Lodewijk-XV-inslag, volledig uitgebouwd op een rechthoekige plattegrond, met twee symmetrische zijvleugels en steile zadel- en schilddaken met oeils-de- boeuf.
De Leuvense universiteit kocht in 1945 het hele domein van de erfgenamen de Maurissens om aan de rand van het park een 'sanatorium' (kliniek voor tuberculoselijders) te bouwen. De dienstgebouwen werden bijna volledig afgebroken. Ook het park veranderde ten gronde: van familietuin tot openbaar plantsoen. De kernsite (kasteel, vijver en de in de 19de eeuw aangelegde helling met solitaire bomen en bomengroepen) heeft daardoor de functie van representatief groen gekregen, want de parkeerterreinen van de kliniek zijn enkel te bereiken door het park heen. De geasfalteerde wegen krijgen daarenboven een drukke verkeersstroom te verwerken.
Het park rond het kasteel de Maurissens behoort dendrologisch zowat tot het interessantste wat de regio te bieden heeft. Er werden reeds enkele bijzondere bomen of bomengroepen besproken. In de inventaris Bomen in België wordt voor Pellenberg slechts één exemplaar vermeld, namelijk een tamme kastanje (Castanea sativa) die in 1989 een stamomtrek had van 534 centimeter. Maar, zoals gezegd, in het park komen diverse tamme kastanjes voor met stamomtrekken van meer dan 4 meter, en de dikste die in 1998 geregistreerd werd meet 530 centimeter (inventarisnummer 39). Ongetwijfeld gaat het om bomen die werden aangeplant in de loop van de 18de eeuw. Op één van de foto's van het eerste kasteel is een nog jonge treurbeuk (Fagus sylvatica 'Pendula') herkenbaar, die nu verdwenen is maar nog voortleeft in een kring van zeven afgelegde gesteltakken, waarvan de dikste een omtrek heeft van 170 centimeter (inventarisnummer 30). Zeldzaam zijn ook de Amerikaanse kransmagnolia's (Magnolia tripetala), een ginkgo (Ginkgo biloba), een oude, pittoreske papierberk (Betula papyrifera), een groot massief van herfstpaardekastanje (Aesculus parviflora), een zomerlinde met ingesneden blad (Tilia platyphyllos 'Laciniata'), en vooral een oud exemplaar van een zeldzame Noord-Amerikaanse bastaardsoort van eik, Quercus x leana. Een curiosum is ook een zuilvormige zomereik met bolstaand blad (Quercus robur 'Fastigiata Cucullata'), een vrij zeldzame combinatie die in 1865 in Duitsland in cultuur werd gebracht en waarvan we in het park van Gellenberg te Lubbeek ook een exemplaar aantroffen.
(Opname 20 juni en 24 juli 1998. Het cijfer in vet geeft de stamomtrek, standaard gemeten op 150 cm hoogte.)
Bron: DENEEF R. 2002: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant: Holsbeek, Lubbeek en Tielt-Winge, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; De Jaeck, Herlinde; Mondelaers, Lydie; Halflants, Jacques; Buelens, Georges
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Pellenberg
Is gerelateerd aan
Weligerveld 6
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein de Maurissens [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/303094 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.