erfgoedobject

Domein de Maurissens

bouwkundig / landschappelijk element
ID
303094
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/303094

Juridische gevolgen

Beschrijving

Heropgebouwd eclectisch landhuis ontworpen in 1916 door architect Chrétien Veraart en omgeven door park in landschappelijke stijl, circa 16 hectare, aangelegd vanaf 1859; talrijke oude (tamme kastanjes en bruine beuken) en zeldzame bomen.

Van Hof te Laar tot kasteel de Maurissens

Het Hof te Laar, bekend sinds de 15de eeuw als pachthoeve van het klooster van Gempe, werd in 1789 verkocht aan Frederic de Loën d'Enschede (zoon van de baron van Roosbeek) en naar aanleiding daarvan beschreven als volgt: "huis van plaisantie ende pacht­hof daar neven staande, schuur, stallingen, remise, bakhuis en apenditien". Bij de verhuring van het pachthof reserveerde de eigenaar voor zichzelf het huis van plaisantie, een stal, een hof, de vijver en sommige percelen boomgaard en bos. De overgang van een hoeve met een zuivere landbouwfunctie naar een hoeve met buitenverblijf is op dat moment al meer dan twee eeuwen oud: in een pachtcontract van 1576 tussen Jan Breeckpot en Willem Bontia, de nieuwe eigenaar, wordt gestipuleerd dat de pachter geen recht heeft op de twee vijvertjes in de boomgaard en evenmin op het "duifhuis". Bontia (verlatijnst van Bonte), jurist en rentmeester van het Groot College te Leuven, was de eerste eigenaar die het Hof te Laar naast pachthoeve ook als zomerresidentie gebruikte.

Op de Ferrariskaart (1771-1775) is het Hof te Laar, op dat moment eigendom van de Leuvense jurist en hoogleraar J.D.H. Nelis, herkenbaar als een semigesloten complex. De L-vormige zuidvleugel werd als huis van plaisantie gebruikt. Ten zuidoosten van het hof, min of meer samenvallend met het Primitieve perceel 191, wordt op de Ferrariskaart een vijver afgebeeld. Professor Nelis verkoopt de site in 1789 voor een hoog bedrag aan de Fredericus de Loën d'Enschede, die het Hof te Laar slechts een beperkte tijd in erfpacht kon houden. Het klooster van Gempe, de naakte eigenaar van het pachtgoed, werd op het einde van het ancien regime ten gevolge van de politieke omwentelingen opgeheven en haar bezittingen werden in beslag genomen.

Tussen 1800 en 1810 werd het Hof te Laar aangekocht door Charles-Lambert-Joseph de Maurissens (1751-1833), telg van een vooraanstaande, in oorsprong Zwitserse familie. Deze familie hield het goed tot 1948/1949 in bezit. De Maurissens was professor Romeins recht aan de universiteit van Leuven (1782-1789) en auditeur bij het Rekenhof te Brussel (1791-1794). Tijdens de revolutiejaren emigreerde hij naar Duitsland en Oostenrijk. Na zijn terugkeer in 1800 doceerde hij rechten in Namen, zijn geboorteplaats, en vanaf 1806 aan de rechtsfaculteit te Brussel. In 1809 werd hij benoemd tot rechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. In 1831 was zijn domein te Pellenberg het toneel van onderhandelingen tussen de prins van Oranje en de Engelse gezant, een weinig succesvolle poging om een einde te maken aan de 'Tiendaagse Veldtocht'. Ter herinnering aan dit gebeuren was een borstbeeld van koning Leopold I op de heuveltop (de zogenaamde Koningsheuvel) in het kasteelpark opgericht. Bij de bouw van het ziekenhuis werd de buste echter verwijderd en in 1981 op initiatief van de Heemkundige Kring Libbeke vervangen door een jongere gedenksteen.

In 1833 overleed Charles kinderloos en liet hij zijn landgoed te Pellenberg na aan zijn neef, ridder Edouard Godefroid de Maurissens (1793-1853), die in de Primitieve kadastrale legger als eigenaar wordt opgegeven. Edouard de Maurissens was ontvanger van registratie en domeinen te Tienen en was daar ook gedomicilieerd. Pellenberg werd uitsluitend als buitenverblijf gebruikt. Het eigendom rond het Hof te Laar besloeg in 1833 een oppervlakte van ongeveer 18 hectare en omvatte – zoals op de Ferrariskaart – een semigesloten hof waarvan de zuidvleugel als buitenverblijf werd gebruikt, twee vrijstaande aanhorigheden op het achtererf (wellicht stal en schuur), twee percelen tuin (samen 48 are), een boomgaard van circa 50 are en meer dan 10 hectare bouwland. Aan de zuidrand, op een zandlemige ontsluiting van het Diestiaan nabij de grens met Lovenjoel, lagen nog twee percelen bos (samen 1,5 hectare), waarvan één uitdrukkelijk als "bois de sapins" (dennenbos) wordt omschreven. Met betrekking tot de tuinpercelen wordt het woord "agrément" of het voorvoegsel "lust-" niet gebruikt en het kleinste van de twee tuinpercelen (nummer 191) valt samen met de vijver op de Ferrariskaart.

Het eerste kasteel

Enkele jaren na de dood van Edouard G. de Maurissens, in 1859, werd de zuidvleugel van het hof tot "kasteel" verbouwd, een operatie waarbij het kadastraal inkomen meer dan verdubbelde. Waarschijnlijk werden de funderingen en een deel van de muren van het oude huis van plaisantie daarbij gerecycleerd. Het resultaat van deze bouwcampagne was een neoclassicistisch woonhuis met landhuisallure. Het betrof een voor de bouwperiode herkenbaar witbepleisterd dubbelhuis van drie bouwlagen en vijf traveeën, met verhoogde begane grond, onder een schilddak met dakruiter en ver overstekende kroonlijsten. De strakke opbouw van het rechthoekige en relatief ondiepe landhuis werd versterkt door het benadrukte middenrisaliet met driehoekig fronton en brede uitspringende bordestrap die duidelijk herkenbaar was op de mutatieschets van 1859. Een met imitatiebanden belijnd souterrain en de typische hoeklisenen met spiegels op de geveleinden markeerden de voorgevel. De rechthoekige vensters vertoonden de traditionele licht afgeronde bovenhoeken, zoals gangbaar in het begin van de tweede helft van de 19de eeuw. Opmerkelijk is dat het nieuwe kasteel - dat door de weduwe van Edouard de Maurissens en mogelijke opdrachtgever, Marie Catherine Jacobs (1801-1883), nog steeds als buitenverblijf werd gebruikt - niet meer zoals het 'speelhuis' naar het zuiden was georiënteerd, maar naar het oosten.

Vanuit het kasteel werd zicht geboden op de hellingen van het 'Weliger Veld'. Op de eerste militaire topografische kaart (toestand 1864) verschijnen precies in deze zone, op de vroegere akkerpercelen van het 'Weliger Veld', voor het eerst ook elementen – zoals de spatelvormige vijver in de plaats van de rechthoekige nutsvijver en kronkelende paden die meestal de hoogtelijnen volgen – die wijzen op een landschappelijke verfraaiing van de ruimere omgeving. Pas in 1895 zal een groot gedeelte van deze helling als "lustgrond" worden aangeduid en in 1907, bij de registratie van het tweede kasteel, zullen deze percelen verenigd worden tot één groot perceel "lusthof" (nummer 197a) van bijna 10 hectare.

Maar de situatie die hierbij in 1907 'geregulariseerd' wordt was ongetwijfeld al bijna een halve eeuw oud en begon wellicht bij de bouw van het kasteel in 1859. In dit gedeelte van het park komen bovendien enkele tamme kastanjes (Castanea sativa) voor met stamomtrekken tot 530 centimeter. Deze bomen, die vermoedelijk minstens 200 jaar oud zijn, bevinden zich in de randzones van percelen die steevast door het kadaster als bouwland werden omschreven. Dit laat vermoeden dat er, lang vóór de 19de-eeuwse militaire en kadastrale kaarten of leggers iets van tuin of park laten doorschemeren, een zekere landschappelijke opsmuk had plaatsgevonden. Mogelijk reeds in de 18de eeuw. In de nalatenschap van professor D.J.H. Nelis, eigenaar van het Hof te Laar in 1770-1789, werden trouwens werken over tuin- en bosbouw aangetroffen, onder meer uitgaven van 'La Maison rustique' en een van de toenmalige standaardwerken over bosexploitatie van Duhamel du Monceau.

Diverse foto's die – voortgaande op de afmetingen van de afgebeelde bomen – omstreeks 1900 zijn genomen, geven een idee van de omkadering van het eerste kasteel van 1859, het tuinmeubilair en de beplanting. Opvallend zijn de groepjes zuilvormige bomen links en rechts van het kasteel, ongetwijfeld Italiaanse populieren (Populus nigra 'Italica') en, algemeen, de aanwezigheid van zuilvormen, ook coniferen zoals wierookcipres (Calocedrus decurrens), waardoor de site iets Italiaans krijgt. De kleine, halfcirkelvormige esplanade voor het kasteelfront wordt afgezoomd door, afwisselend, kuipen met in halve bol gesnoeide laurieren en zuiltjes of siervazen langs de kant van het kasteel. Links en rechts van deze esplanade bevonden zich corbeilles. Duidelijk zichtbaar links van de esplanade loopt een grillige grenslijn tussen licht en donker, die duidt op een mogelijk differentiële behandeling van de gazons, met name een intensievere bemaaiing in het zicht van het kasteel (of misschien was het werk nog maar half verricht). Op een andere foto – ongeveer dezelfde gezichtshoek maar op grotere afstand van het kasteel – is een groep nog jonge Amerikaanse tulpenbomen (Liriodendron tulipifera) herkenbaar, nu aangegroeid tot bomen met stamomtrekken tot 250 centimeter. Het mammoetperceel 'lustgrond' dat in 1907 wordt geregistreerd omvatte ook een spatelvormige vijver, die al op de kaart van 1864 te zien is en die tot op vandaag grosso modo die vorm heeft behouden. De schaal van de aanleg is beperkt en archaïsche elementen zoals de grote boomgaard ten zuiden van het kasteel blijven tot 1893 het beeld beheersen. De militaire topografische kaarten van 1864 en 1893 situeren deze boomgaard op een andere perceel (nummer 189) dan het kadaster (nummer 190). Daarna wordt er een nieuwe boomgaard aangelegd meer naar het zuiden, buiten het blikveld van het kasteel (op perceel nummer 208a), door een dichte beplanting van de 'lustgrond' rond het kasteel gescheiden. In deze bufferzone bevindt zich een bruine beuk (Fagus sylva­tica 'Atropunicea') met een omtrek van 465 centimeter, die waarschijnlijk uit de eerste helft van de 19de eeuw dateert.

Van tweede kasteel tot kliniek

Het tweede kasteel

Het domein ging in 1883 over op Edouard Charles de Maurissens (1828-1906), zoon van Edouard G. de Maurissens en Marie-Christine Jacobs, die in Nederland woonde en het domein te Pellenberg enkel als zomerresidentie gebruikte.

Edouard Charles’ enige zoon, Edouard Marie Auguste Joseph de Maurissens (1876-1925), in 1906 gehuwd met barones Irma van Eyll (1873-1948), zou er wel permanent verblijven en nauw betrokken zijn bij het lokale politieke leven. Edouard was burgemeester van Pellenberg van 1910 tot 1921. In 1911 bouwde hij een woonhuis voor zusters met een bewaarklas en lagere school voor meisjes op zijn grond in het dorpscentrum (gekend als het ‘Huis van Pellenberg’).

In 1907 liet vader of zoon de Maurissens het kasteel te Pellenberg grondig verbouwen en aanzienlijk uitbreiden in een eclectische stijl met elementen ontleend aan de neogotiek en de neo-Vlaamse-renaissance. De architect is niet gekend. In het resultaat van de verbouwing van 1907 bleef het kasteelgebouw van 1859 herkenbaar. Zelfs het driehoekige fronton boven het middenrisaliet en de dakruiter bleven behouden. Links en rechts achter de oude hoofdvleugel verschenen twee forse uitbreidingen met mansardedaken en een imposante aanleunende toren, die het oudste volume visueel verdrongen. Deze aanbouw was uitgevoerd in baksteen en met hoekkettingen, kruis- of kloostervensters, pilasters, kroonlijsten, loggia’s en balkons in witte (simili?-) natuursteen. Om uitwendig een uniformer geheel te verkrijgen werd de oude neoclassicistische kasteelvleugel aan deze nieuwe stijl aangepast en op dezelfde wijze afgewerkt en kwam er een terrasuitbouw bij de hoofdvleugel. Enigszins ongewoon was de wijze waarop de dienstgebouwen aan het kasteel werden vastgebouwd; de verwijzing naar een traditionele, gesloten hoeve met poortgebouw, trapgeveltjes... was duidelijk. Vanaf dat moment werd het kasteel ook permanent bewoond.

Het als "lusthof" of "lustgrond" omschreven gebied omvatte rond 1900 – de gebouwen inbegrepen – niet meer dan 10 hectare, dit is ongeveer een tiende van de bezittingen van de Maurissens in Pellenberg, iets meer als men er de bospercelen op de zandleemkop in het Weligerveld (nummers 187 en 188) bijrekent, die rond 1900 ook 'verfraaid' werden door de aanplanting van een bruine beukendreef (momenteel stamomtrekken tussen 250 en 300 centimeter). Te oordelen naar de stamomtrekken (tot 250 centimeter) dateert de huidige beplanting met zomerlinden (Tilia platyphyllos) van de noordelijke toegangsdreef vanop de steenweg Pellenberg-Lovenjoel eveneens uit het begin van de 20ste eeuw. Een andere, veel langere dreef werd aangelegd vanaf de Tiensesteenweg, maar de beplanting hiervan is verdwenen. Van de monumentale hekken met stenen pijlers die toen werden geplaatst bleef slechts één exemplaar – dicht bij het kasteel – bewaard.

Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog staken Duitse soldaten op 25 augustus 1914 te Leuven meer dan 1200 huizen in brand. De dag daarop ondergingen enkele dorpen in de omgeving van Leuven en ook vier kastelen, waaronder dat van Pellenberg, hetzelfde lot. Bewaarde foto’s illustreren de toestand van het vernielde kasteel. De daken, het schrijnwerk en de binneninrichting waren volledig verdwenen. De zijmuren stonden nog deels recht, maar een quasi volledige heropbouw van het kasteel drong zich op. De aanpalende bijgebouwen op het achtererf bleven gespaard.

Het derde kasteel

Reeds in 1916 werd de Brusselse architect Chrétien Veraart (1872-1951) door de familie de Maurissens belast met de wederopbouw van het kasteel. Dit leidde tot het bestaande derde kasteel: een eclectisch gebouw met Lodewijk-XV-inslag aanleunend bij de wederopbouwstijl, volledig uitgebouwd op een rechthoekige plattegrond, met twee symmetrische zijvleugels en steile zadel- en schilddaken met oeils-de-boeuf.

Guillaume Chrétien Veraart (1872-1951), ook aan Sint-Lucas gevormd en oud-stagiair van Pierre Langerock was rond 1916 al een gevestigde waarde als restauratiearchitect. Als lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen voor de provincie Brabant vanaf 1914 was hij goed op de hoogte van de vernielingen in België alsook van de restauratievisies en -tendensen en gevoeligheden er omtrent.

Volgens de overlevering bracht de katholieke senator August de Becker-Remy, eigenaar van het Rubenskasteel in Elewijt, Veraart in contact met de familie de Maurissens. In 1916 tekende Guillaume Chrétien Veraart de plannen voor de heropbouw van het kasteel en bijhorende remise. Er werd gekozen voor een heropbouw op de oorspronkelijke plaats van het vernielde kasteel. Men keerde daarbij terug naar een soberder ontwerp met een strakke symmetrische U-vormige plattegrond, met overal dezelfde bouwhoogte en een evenwichtiger voorkomen. De hogeropgaande toren van 1907 in de imposante zuidelijke zijbeuk werd uit het ontwerp gehaald. In plaats daarvan werd de zuidelijke zijgevel voorzien van een lagere halfronde terrasuitbouw met halfzuilen en een bescheidener klokvormig dakvenster. De uitspringende erker aan de voorzijde (oostgevel) werd gekopieerd en toegevoegd aan de noordoostelijke zijde voor een U-vormige plattegrond. Het vroegere hoofdvolume van vijf traveeën en twee bouwlagen + souterrain werd qua compositie in ere hersteld. De oostelijke voorgevel werd terug de prominente gevel toegankelijk via een uitwaaierend hardstenen bordes (met smeedijzeren balustrade) en hoger terras, met centraal deurvenster in de as onder het familiewapen van de familie de Maurissens-Van Eyll (een gekoppeld schild met lindenboom staand op een terras vergezeld van een kraai met uitgestrekte vleugels en een ovaalvormig schild met de Franse Lelie). De combinatie van rood metselwerk met (simili)-natuursteen (voor venster- en deuromlijstingen, hoekkettingen, ...), blauwe hardsteen (voor trap, kordons, lekdrempels, negblokken in het souterrain, halfzuilen...) en hoge gewitte rechthoekige vensters met kleine roedenverdeling geven het kasteel een zacht kleurrijk cachet. Het harmonieuze geheel werd afgedekt door steile snijdende schild- en zadeldaken.

Het interieur werd in 1916 ontworpen vanuit de centrale monumentale hal op de verhoogde begane grond, waarrond de ontvangst- en woonvertrekken gegroepeerd werden. Dit stemde overeen met Veraarts voorstel om de oostelijke voorgevel terug een visueel prominente rol te geven. De T-vormige inkom- annex traphal heeft een verzorgde zwart-witte marmeren tegelvloer en wordt gedomineerd door de in de as geplaatste brede bordestrap met siersmeedwerk en flankerende zuilen in marmerimitatie. De trap geeft op de overloop uit op een halfronde uitbouw – vroeger bestemd als kapel - die van de traphal afgeschermd is door een wand met een eveneens halfronde pseudobalustrade. Deze vormgeving versterkt de aswerking en vergroot de ruimte optisch. Vier salons zijn aan weerskanten van de traphal - deels spiegelend - in de U-vormige vleugels ingericht en kijken uit over het park. De aanwezige interieurelementen, zoals veelgekleurde marmeren schouwmantels in eclectische stijl, smeedwerk, deuren in neoclassicistische stijl en soms met supraporta, vloerafwerking in parket en een aantal gestucte plafonds dateren uit deze derde bouwperiode. De wandafwerking van de salons is overwegend sober, met uitzondering van het zuidelijke middensalon. Dit vertrek dat via het driedelige deurvenster met halfzuilen uitgeeft op het halfronde terras, bewaart ook zijn wandhoge lambrisering, binnendeuromlijsting met supraportas en de bijpassende geelgetinte marmeren schouw met empire motieven. De kamers op de bovenverdieping geven uit op de dwarsende gang. Hun indeling stemt grotendeels overeen met deze op de begane grond, maar hun aankleding is veelal vrij strak en sober. Het steile dakniveau is binnenin opgedeeld in een mansardeverdiep met daarboven een scheerzolder. Het ‘nieuwe’ kasteel werd wellicht pas in gebruik genomen in 1920. De heropbouw werd althans in dat jaar kadastraal opgetekend.

Kliniek

Na WOII verliet de familie het kasteeldomein en verkochten de erfgenamen in 1948 het kasteel en park aan de universiteit van Leuven om aan de rand van het park een 'sanatorium' (kliniek voor tuberculoselijders) te bouwen. Het sanatorium werd op 1 december 1958 geopend.

Het kasteeltje deed aanvankelijk dienst als directeurswoning, later kreeg het een onderwijsfunctie en werden de ruimtes ingericht als vergader- en leslokalen. De dienstgebouwen op het achtererf die nog dateerden van 1907 werden afgebroken. Ook het park veranderde: van familietuin tot semi-openbaar plantsoen. De kernsite (kasteel, vijver met brugje en de in de 19de eeuw aangelegde helling met solitaire bomen en bomengroepen) heeft daardoor de functie van representatief groen gekregen, want de parkeerterreinen van de kliniek waren enkel te bereiken door het park heen. De geasfalteerde wegen kregen daarenboven een drukke verkeersstroom te verwerken.

Toekomst

In 2022 ondertekende de gemeente Lubbeek een erfpachtovereenkomst met de Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven) en het Universitair Ziekenhuis Leuven (UZ Leuven) voor het kasteel en twee aangrenzende percelen voor de inrichting van de gemeenteschool vanaf 2024-2025. Het is de intentie om in het kasteel in combinatie met een jongere schoolvleugel zes kleuterklassen en twaalf klassen voor het basisonderwijs op de site onder te brengen. In 2022 sloten de partners ook een samenwerkingsovereenkomst af met betrekking tot het parkdomein in functie van de revalidatiecampus, voorzieningen voor de gemeenschap en de nieuwe gemeenteschool. Het behoud en versterken van het karakter van kasteel, park en omgeving is daarbij het uitgangspunt.

Dendrologische waarde

Het park rond het kasteel de Maurissens behoort dendrologisch zowat tot het interessantste wat de regio te bieden heeft. Er werden reeds enkele bijzondere bomen of bomengroepen besproken. In de inventaris Bomen in België wordt voor Pellenberg slechts één exemplaar vermeld, namelijk een tamme kastanje (Castanea sativa) die in 1989 een stamomtrek had van 534 centimeter. Maar, zoals gezegd, in het park komen diverse tamme kastanjes voor met stamomtrekken van meer dan 4 meter, en de dikste die in 1998 geregistreerd werd meet 530 centimeter (inventarisnummer 39). Ongetwijfeld gaat het om bomen die werden aangeplant in de loop van de 18de eeuw. Op één van de foto's van het eerste kasteel is een nog jonge treurbeuk (Fagus sylvatica 'Pendula') herkenbaar, die nu verdwenen is maar nog voortleeft in een kring van zeven afgelegde gesteltakken, waarvan de dikste een omtrek heeft van 170 centimeter (inventarisnummer 30). Zeldzaam zijn ook de Amerikaanse kransmagnolia's (Magnolia tripetala), een ginkgo (Ginkgo biloba), een oude, pittoreske papierberk (Betula papyrifera), een groot massief van herfstpaardekastanje (Aesculus parviflora), een zomerlinde met ingesneden blad (Tilia platyphyllos 'Laciniata'), en vooral een oud exemplaar van een zeldzame Noord-Amerikaanse bastaardsoort van eik, Quercus x leana. Een curiosum is ook een zuilvormige zomereik met bolstaand blad (Quercus robur 'Fastigiata Cucullata'), een vrij zeldzame combinatie die in 1865 in Duitsland in cultuur werd gebracht en waarvan we in het park van Gellenberg te Lubbeek ook een exemplaar aantroffen.

Merkwaardige bomen

(Opname 20 juni en 24 juli 1998. Het cijfer in vet geeft de stamomtrek, standaard gemeten op 150 cm hoogte.)

  • 1. oosterse plataan (Platanus orientalis) 323
  • 2. ginkgo (Ginkgo biloba) 207
  • 10. treurbeuk (Fagus sylvatica 'Pendula') met afgelegde gesteltak 354
  • 11. zuilvormige zomereik met bolstaand blad (Quercus robur 'Fastigiata Cucullata') 213
  • 12. taxus met geel jong blad (Taxus baccata 'Aurea') dikste stam 100
  • 13. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 465
  • 14. tamme kastanje (Castanea sativa) 410
  • 17. fijnspar (Picea abies) 214
  • 22. Amerikaanse kransmagnolia (Magnolia tripe­tala), driestammig, dikste stam 57
  • 24. gewone taxus (Taxus baccata) 209(25)
  • 28. moseik (Quercus cerris) 249
  • 30. treurbeuk (Fagus sylvatica 'Pendula'), afleggers van verdwenen moederboom, dikste stam 170
  • 31. tamme kastanje (Castanea sativa) 501
  • 35. tamme kastanje (Castanea sativa) 366
  • 37. tamme kastanje (Castanea sativa) 342
  • 39. tamme kastanje (24)(Castanea sativa) 530
  • 40. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 391(100)
  • 42. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 375
  • 43. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 345
  • 44. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 391
  • 52. gewone moerascipres (Taxodium distichum) 314
  • 53. Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tuli­pifera) 250
  • 56. herfstpaardekastanje (Aesculus parviflora), 6 m hoog massief
  • 57. Quercus x leana 359
  • 59. zomereik met lijnvormig ingesneden blad (Quercus robur 'Filicifolia') 145
  • 62. papierberk (Betula papyrifera) 397(40)
  • 66. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 388
  • 67. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 378
  • 68. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 395
  • 69. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 389
  • 71. gewone taxus (Taxus baccata), 19 m kroonbreedte, dikste tak 187
  • 79. tamme kastanje (Castanea sativa) 525
  • 81. zomerlinde met ingesneden blad (Tilia pla­typhyllos 'Laciniata') 140
  • 82. gewone robinia (Robinia pseudoacacia) 383(30)
  • 83. beuk met sterk gegroefde schors (Fagus sylva­tica 'Quercoides') 378
  • 84. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 460
  • 94. Kaukasische zilverspar (Abies nordmanniana) 186
  • Heemkundige Kring Libbeke, collectie kasteel de Maurissens.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschets Pellenberg, 1859/9, 1895/11; 1907/7; 1920/6.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Primitieve Kadastrale legger Pellenberg, artikel 55, nummers 12, 13, 19, 20; artikel 633.
  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/ 24066/102.1, Kasteel de Maurissens in Lubbeek (DUCHÊNE H., VAN DRIESSCHE T., DEVOLDER R., HIMPE K., VAN ORMELINGEN J. 2022).
  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Lopend archief, Tuinen en Parken, Lubbeek, Domein de Maurissens 1998.
  • BUELENS G. 1983: (zonder titel) U.Z. Info-krant Extra Editie 2, V, 1-24.
  • BUELENS G. 1998: Het kasteelpark, in: HALFLANTS J. e.a. (red.), Kasteel de Maurissens Pellenberg, Catalogus Open Monumentendagen 12 & 13 september, Lubbeek, 33-35.
  • BUELENS G., Het ontstaan van de Sint-Barbarakliniek, in: HALFLANTS J. e.a. (red.), Kasteel de Maurissens Pellenberg, Catalogus Open Monumentendagen 12 & 13 september, Lubbeek, 63-66.
  • BAUDOIN J.C., DE SPOELBERCH P., VAN MEULDER J. & JACOBS R. 1992: Bomen in België. Dendrologische inventaris 1987-1992, Haacht, 481.
  • HALFLANTS J. e.a. (red.) 1998: Kasteel de Maurissens Pellenberg, Catalogus Open Monumentendagen 12 & 13 september 1998, Lubbeek.
  • SCHEYS K. 1998: De familie de Maurissens – van Morissen tot Pellenberg, Lubbeek.
  • VAN GESTEL W. 1998: De tiendaagse veldtocht, in: HALFLANTS J. e.a. (red.), Kasteel de Maurissens Pellenberg, Catalogus Open Monumentendagen 12 & 13 september, Lubbeek, 40-41.
  • VAN SCHOONLANDT P. 1998: Guillaume-Chrétien Veraart in: HALFLANTS J. e.a. (red.), Kasteel de Maurissens Pellenberg, Catalogus Open Monumentendagen 12 & 13 september, Lubbeek, 23-25.
  • WOLFS C. s.d.: Van ridderwoonst tot universitaire vestiging. Acht eeuwen geschiedenis, Lubbeek, 7.
  • DENEEF R. met medewerking van BUELENS G., DE JAECK H., HALFLANTS J., MONDELAERS L. & WIJNANT J. 2002: Domein de Maurissens [online], https://id.erfgoed.net/teksten/192687 (geraadpleegd op 23 oktober 2024).

Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; De Jaeck, Herlinde; Mondelaers, Lydie; Halflants, Jacques; Buelens, Georges; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Domein de Maurissens [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/303094 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.