erfgoedobject

Kasteeldomein Kleerbeek

bouwkundig / landschappelijk element
ID
303097
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/303097

Juridische gevolgen

Beschrijving

Eclectisch landhuis omgeven door park met molenvijver. Historisch kasteel ingrijpend verbouwd eind 19de en begin 20ste eeuw. Rond 1894 verbouwd door baron Lucien-M.-A. de Troostembergh (1838-1906), burgemeester van Houwaart. Bewaarde hoevevleugel in 1892 uitgebouwd tot koetshuis en oranjerie. Lang, smal perceel met serre. In 1907 verbouwing van het kasteel naar ontwerp van Theo Van Dormael in samenwerking met schilderdecorateur Oscar Algoet en beeldhouwersatelier Van Uytvanck. Circa 10 hectare 'lusthof' met dreven naar omgevende bossen en dorpskern; vroeg-landschappelijke aanleg rond de vijver aan noordzijde kasteel, strak geometrische aanleg aan zuidzijde met sporen van 'Franse' tuin naar ontwerp van Auguste Delvaux aangelegd in 1911-1914; oude en zeldzame bomen, recente aanplantingen van zeldzame boomsoorten.

 

Van rechtbank tot 'château'

Rond 1830 bezat Guillaume Joseph Lucien de Troostembergh (1810-1885), burgemeester van Houwaart, circa 78 hectare, die een bijna aaneengesloten blok vormde in het zuiden van de gemeente Houwaart. De kern hiervan werd gevormd door een gebouwencomplex aan de voet van de Roeselberg. Dit bestond uit een kasteelachtig gebouw, een semi-gesloten hoeve en een watermolen op de Molenbeek, zoals de middenloop van de Winge daar wordt genoemd. Het landgoed omvatte ook de "Roeselberg Bosschen" en, naar het noordoosten toe, het venige brongebied van de Motte (de "Crebrugge Bosschen"). Het hooilandperceel 248 wordt op de Poppkaart (1860) in tegenstelling tot de legger als water weergegeven en is vermoedelijk een oude turfkuil. Aan de overzijde van de Molenbeek, op het grondgebied Sint-Pieters-Rode, bevond zich – aansluitend bij het Houwaartse bezit – nog een blok van 38 hectare met een hoeve, dat eveneens aan de Troostembergh toebehoorde. Uit de ijzerzandstenen funderingen en muurfragmenten kan worden opgemaakt dat de watermolen waarschijnlijk het oudste gebouw van Kleerbeek is. Althans bovengronds, want de heerlijkheid Kleerbeek (vroeger Cleerwyck genoemd) bestond al sinds 1433 en het huidige kasteel werd gebouwd op de funderingen van het vroegere gerechtshof. De oudste afbeelding van Kleerbeek, een "caerte van het Molenvelt tot Hauwaert" omstreeks 1600 (archief Baron de Troostembergh, Kleerbeek, Houwaart), waarin verwezen wordt naar transacties uit 1512, geeft het tracé weer van een aan te leggen verbinding tussen Kleerbeek en Houwaart, maar bevat geen afbeelding van de gebouwen. Op een 18de-eeuwse kopie van een figuratieve kaart uit 1688 (zelfde archief) komen ook de gebouwen van Kleerbeek (molen en gerechtsgebouw) voor en de ondertussen aangelegde verbinding door het Kleerbeekveld heen naar Houwaart.

Het gebouwencomplex dat op de Ferrariskaart (1771-1778) wordt aangeduid als "Cense de Cleer­ beeck" maakt een erg bescheiden indruk: zes gebou­wen en, ten zuiden daarvan, een omheind boomgaardperceel en een smalle, door tuinbedden geflankeerde vijver (het molenreservoir) naast de Molenbeek, ook al te zien op de kaart van 1688. Het goed werd in 1795 eigendom van de familie de Troostembergh en het gerechtsgebouw, dat door de Revolutie zijn functie had verloren, werd van dan af als huis van plaisantie in gebruik genomen. In 1822, bij het opstellen van de Primitieve kadasterkaart, vormde het de kern van een rudimentaire geometrische aanleg. Die bestond uit een groep vijvers ten noordwesten van het landhuis: een grote rechthoekige vijver (perceel 245) in het verlengde van het kasteel; daarachter een kleine, min of meer driehoekige vijver (perceel 244) en daarnaast een derde langwerpig vijvertje, ongetwijfeld een kweekvijvertje dat ook met de benaming "visgracht" werd aangeduid en vermoedelijk onderdeel was van een karperkwekerij.

De termen lusthof of lustgrond komen in de oudste kadastrale legger, circa 1830, niet voor. Zelfs het perceel dat de vijvers omsluit (nr. 243a) wordt gewoon als "land" omschreven. Maar het grootste van de percelen "hof" (nr. 240) – een 200 meter lange en 40 meter brede strook tussen het kasteel en de dichtstbijzijnde openbare weg, de "Schubbeek Dries weg" (de huidige Kasteelstraat) – had waarschijnlijk een ornamentele, perspectiefscheppende functie. Opmerkelijk is dat de as van het huis van plaisantie loodrecht staat op die van de grote (rechthoekige) vijver, maar een hoek van 10 graden vormt met de lengteas van vista-perceel 240. Ten zuiden van het gedeelte dat vermoedelijk als boerderij en remise dienst deed, bevond zich de boomgaard van 79 are, die ook op de Ferrariskaart wordt weergegeven (perceel 232). De 500 meter lange, rechtlijnige dreef ("avenue particulière" op de Popp-kaart, 1860), die ten noordoosten van het kasteel in de richting van het dorp loopt, verschijnt pas in 1836 in het kadastrale beeld.

De landschappelijke tuin

De deformalisering of heraanleg tot een min of meer landschappelijke tuin voltrok zich ergens tussen 1822 (Primitieve kadasterkaart) en 1865 (eerste militaire topografische kaart). De twee vijvers werden versmolten tot één grote vijver van circa 64 are met golvende contouren – op de topografische kaart van 1908 mèt een eilandje. Het precieze ogenblik van deze transformatie kon niet worden vastgesteld; ze wordt overigens pas in 1920 door het kadaster geregistreerd. Opmerkelijk is het feit dat niet het hele domein werd heraan­gelegd. Ten zuiden van het kasteel bleef de rechtlijnige geometrie niet alleen behouden, ze werd zelfs versterkt. De vista werd aan de overzijde van de Schubbeekdriesweg (de huidige Kasteelstraat) verlengd in zuidoostelijke richting en eindigde boven op de beboste Roeselberg. Zowel op de topografische kaart van 1865 als op die van 1893 wordt dit eindpunt gemarkeerd door een cirkelvormig heuveltje, waarschijnlijk bedoeld als uitzichtpunt en misschien bekroond door een lindenprieel of een paviljoen.

Op de topografische kaart van 1908 is dit detail verdwenen, maar de landschappelijke aanleg heeft dan wel zijn hoogtepunt bereikt. Het uitdijende patroon van krommen, lussen en ellipsen ont- en omsluit niet alleen de 'pleasure grounds' die zich vooral aan de noordoostzijde van de (geknikte) centrale as vijver-kasteel-vista bevinden, maar ook de nutsgedeelten (onder meer de grote boomgaard op het vroegere akkerperceel 238; de ommuurde moestuin op het vroegere boomgaardperceel 232) aan de andere zijde. En zelfs de paden die de vista ten zuidoosten van het kasteel aflijnen lopen op de stafkaart van 1908 niet meer netjes parallel, maar wijken lichtjes uiteen, een trechtervorm die enkele jaren later zou verdwijnen. De oude, reeds genoemde zuidwest-noordoost gerichte dreef vormt de basis voor de nieuwe ontsluiting en blokindeling van de 'Crebrugge Bosschen' ten noordoosten van het domein. De parkaanleg beslaat dan bijna 10 hectare, de uitbreidingen op de Roeselberg en in 'Crebrugge Bosschen' niet meegerekend. Deze laat-landschappelijke fase ging ook gepaard met privatisering van openbaar domein, met name de publieke Molenstraat, die vlak ten noorden van het kasteel en de watermolen liep. De publieke verbindingsweg met Lubbeek en Sint-Pieters-Rode werd verlegd naar de voet van de Roeselberg, de huidige Kasteeldreef, die door Guilaume de Troostembergh was doorgetrokken. Dergelijke 'enclosures' deden zich in dezelfde periode ook in andere domeinen uit de regio voor, onder meer andere domeinen uit de regio voor, onder meer het Groot Park te Bierbeek (Lovenjoel) of – in meer extreme vorm – het kasteelpark van Meldert te Hoegaarden (Meldert).

Een ansichtkaart genomen tussen de verbouwing van 1894 en die van 1911, toont het kasteel vanuit het noordwesten, met de vijver en het eilandje met de treurwilg (vermoedelijk een andere dan degene die er nu staat) op de voorgrond, de beboste flank van de Roeselberg op de achtergrond en, tussen de vijver en het kasteel, bloemperken of corbeilles. Uit diverse foto's uit de jaren 1890 blijkt dat verspreid over het park een aantal, nu verdwenen, beelden stond opgesteld. Opmerkelijk was ook de opening in de beplanting aan de noordzijde van de vijver, zodat vanuit het kasteel een boeiende doorkijk op de beemden langs de Molenbeek werd gegund.

Aan het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, onder impuls van baron Lucien-M.-A. de Troostembergh (1838-1906), eveneens burgemeester van Houwaart, ondergingen ook de gebouwen ingrijpende wijzigingen. Rond 1890 werd de hoeve (perceel 236 tussen de watermolen en het kasteel) afgebroken op één vleugel na, die in 1892 wordt uitgebouwd tot koetshuis en gedeeltelijk ook als oranjerie wordt ingericht. Een lang, smal perceel van 60 meter wordt specifiek als serre ("brooikas") aangeduid. In 1894 wordt ook het kasteel – tot dan toe een sober landhuis – grondig aangepakt: het krijgt onder meer een middenrisaliet, bekroond door een hoog, smal schilddak en zijn huidige, witgepleisterde uitzicht met arduinen vensteromlijstingen. De twee lage hoekvleugels langs de kant van de vijver worden bovendien tot twee bouwlagen opgetrokken.

De verbouwing van 1907-1914 en de aanleg van een Franse tuin

Na het plotse overlijden van Lucien de Troostem­bergh in 1906, "tot dienst dezer gemeente te paard rijdende" zoals een neogotische gedenksteen langs de Houwaartse dreef vermeldt, wordt het domein van Kleerbeek overgenomen door zijn oudste zoon Maximilien (1861-1925), iemand met een ruime culturele belangstelling, niet onverdienstelijk als historicus en met grootse plannen voor Kleerbeek. Vanaf 1907 wordt het kasteel andermaal grondig verbouwd. De architect is Theo Van Dormael (1875-1947), medewerker van Joris Helleputte, (mede)ontwerper van een aantal grote neogotische gebouwen te Leuven. Bij het verbouwingsproject waren nog andere figuren uit de Helleputtekring betrokken, met name schilderdecorateur Oscar Algoet en het beeldhouwersatelier Van Uytvanck. Het voornaamste uitwendige resultaat van de verbouwing waren de twee met torentjes bekroonde hoekrisalieten, tot 1969 met peerspitsen. Aan de zijde van de vijver werd een terras met stenen balustrade gebouwd, maar dit hoorde bij het tuinontwerp.

Een opdracht voor de aanleg van een 'Franse tuin' in de oude vista ten zuidoosten van het kasteel, wordt begin 1911 toevertrouwd aan tuin- en landschapsarchitect Auguste-Louis Delvaux (1882-1946) uit Oudergem. De naam Delvaux is verbonden met het grootschalige verkavelingsproject 'Les Eaux Vives' in het Torfbroek te Kampenhout, waar hij rond 1930 als lid van de raad van beheer van de 'Compagnie immobilière de Campenhout' in een gezelschap van wisselagenten en bankiers enigszins in het oog springt als 'architecte-paysagiste'. Het aanleg- en verkavelingsplan voor circa 130 hectare botanisch waardevolle moerasgrond van 1930 is hoogstwaarschijnlijk van zijn hand; het moest een eclectische verzameling worden van stijlen – van Lodewijk-XVI-stijl tot modernisme, en van functies – residentiële en recreatieve – voor elk wat wils. Dit project werd maar gedeeltelijk uitgevoerd; het huidige natuurreservaat 'Torf­broek' ontsnapte aan de verkaveling, maar de grote vijver die een groot gedeelte van het reservaat beslaat, werd gegraven in de jaren 1930 en was in het plan bedoeld als roei- en zwemvijver met strand.

In Kleerbeek was de opdracht minder gecompliceerd: de aanleg van een geometrische, 'Franse' tuin. Delvaux liet zich duidelijk inspireren door de revival van de geometrische regelmatige tuinstijl, onder impuls van publicaties zoals de Traité géné­ral de la composition des parcs et jardins, 1879, van Edouard André en het werk van de Franse tuinarchitecten vader (Henri) en zoon (Achille) Duchêne, de 'style Duchêne'. In een nota 'Projet de Jardin français à créer devant le château de Cleerbeek' van 27 februari 1911 (archief Baron de Troostembergh, Kleerbeek, Houwaart) zette Delvaux zijn visie uiteen.

De tuin, gevat tussen de twee evenwijdige op- of afrijlanen naar het kasteel, zou in twee terrassen (drie als men er de "terre-plein" bij het kasteel bijtelt) worden aangelegd, omdat anders de objecten die zich dicht bij het kasteel bevinden het zuidelijke uiteinde van de vista zouden afschermen en het perspectief breken. Elk van de terrassen zou een eigen, aan de situatie aangepaste architectuur krijgen. Het hoogst gelegen, meest zuidelijke terras ("le terrain du fond"), onderaan op het plan, omgeven door de beboste heuvelflank aan de overzijde van de Kasteelstraat en de hoogstammige beplantingen langs de twee oprijlanen, krijgt een besloten karakter, dat volgens Delvaux nog versterkt moet worden door een dichte onderbeplanting met schaarhout. De beelden, vazen en bloemperken zouden pas tot hun recht komen tegen een sombere achtergrond. Het gedeelte in de nabijheid van het kasteel ("les parties de devant"), circa één derde van de lengte van de vista, heeft daarentegen een open karakter met uitzicht over het omgevende landschap. Het zal omkaderd worden door cordons van groenblijvende struiken gesnoeid op 80 centimeter hoogte. De symmetrie zal enerzijds versterkt worden door de aanleg van een nieuwe weg, waardoor voor het kasteel zoiets als een 'Sint-Andrieskruispunt' ontstaat. De "terre-plein" onmiddellijk aansluitend bij het kasteel, wordt van dit hoger gelegen kruispunt gescheiden door een keermuurtje, dat grotendeels achter beplantingen zou schuilgaan.

Het midden van de zichtas – die zoals gezegd niet loodrecht op het kasteel staat – zou worden gevormd door een brede strook gazon en twee ronde punten. Het "terrain du fond" wordt beheerst door een rotonde met een groot beeld of beeldengroep of een "allegorie", omgeven door een bloemencorbeille, die in een latere bijsturing van het plan door een aanplanting van dwergrododendrons ('Pink Pearl' en 'White Pearl') vervangen zal worden. De wegen worden afgeboord door "platesbandes" met bloemen en de tuin wordt afgeschermd door een 2 meter hoge taxushaag, waarvan de uiteinden worden gevormd door een keellijstprofiel. In dit tuingedeelte komen bovendien vier stenen banken voor, telkens geplaatst tegenover een tuinvaas met bloemen. Het "terrain du fond" wordt door een brede trap en muren van 1 meter hoog gescheiden van het "terrain de devant". Het centrum van deze voortuin wordt eveneens door een rotonde betrokken, groter dan de eerste en bestaande uit concentrische "plates-bandes" en een grote, uit lobelia's en rode en witte knolbegonia's samengestelde corbeille, die zo uit een modellenboek voor 'Gartenteppiche' kon zijn afgecalqueerd.

'Agrandissement fictif'

Het "terrain de devant" wordt niet geflankeerd door hoogstammig plantsoen maar door lage haagjes van groenblijvende heesters, gedoubleerd met bloemenborders. Daardoor is het mogelijk om vanuit het kasteel langs beide zijden van de Franse tuin uit te kijken over het omringende landschap, dat verfraaid moet worden met geïsoleerde aanplantingen of kleine groepjes van bomen of struiken. Deze aanplantingen zullen ook een gedeelte van de boomgaard (perceel 238) ten zuiden van het kasteel in beslag nemen. Volgens Delvaux zal er echter weinig landbouwgrond opgeofferd moeten worden en: "l'agrandissement fictif du parc y gagnerait considérablement"... De idee van het opgesmukte landbouwlandschap, het oude concept van de 'ferme ornée', is ongetwijfeld op de achtergrond aanwezig.

In latere documenten worden deze 'landschappelijke' aanplantingen gepreciseerd: herfstpaardenkastanje (Aesculus parviflora), zwepenboom (Celtis occidentalis), Amerikaans geelhout (Cladrastis lutea), Oost-Aziatische kopkornoelje (Cornus florida), pluim-es (Fraxinus ornus), Japanse walnoot (Juglans ailantifolia), Ameri­kaanse amberboom (Liquidambar styraciflua), Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipifera), Anna Paulownaboom (Paulownia tomentosa), Kauka­sische vleugelnoot (Pterocarya fraxinifolia), sassafras (Sassafras albidum) en Amerikaanse iep met geel blad (Ulmus americana '?'). Hoewel de meeste van deze planten vernoemd worden in een factuur van 6 december 1913 van de 'Société anonyme horticole de Calmpthout (anciennement Charles Van Geert)' en dus vermoedelijk zijn aangeplant, is er in situ niets meer van terug te vinden. In de lijst met aan te planten rozen uit 1912 vallen vooral de grote hoeveelheden Rosa multi­flora 'Perle d'Or' (750 stuks), theehybriden 'Caroline Testout' (625 stuks) en 'Richmond' (325 stuks) op. In diezelfde lijst worden voor de Franse tuin ook nog een twintigtal geïsoleerd aan te planten struiken opgesomd (Lespedeza, Buddleja, Spirea, Stephanandra, Tamarix en zo meer) en ook de in massa aan te planten soorten als gewone buxus (Buxus sempervirens), laurierkers (Prunus lauro­cerarus) en haagliguster (Ligustrum ovalifolium). Alle wegen zouden worden afgeboord met gazon­ stroken of buxushaagjes.

Aan dit plan zullen nog enkele wijzigingen worden aangebracht. Zo komen er dwergrododendrons in de grote corbeille, worden de taxushagen vervangen door laurierkers gedoubleerd met haagliguster. Ook de lijst met aan te planten rozen zal nog wijzigingen ondergaan. Uit foto's en ansichtkaarten blijkt dat de Franse tuin van Delvaux voor een groot gedeelte werd gerealiseerd. De muurtjes en de siervazen zijn nog aanwezig, maar de huidige vierkante rozenparterres ter plekke van de grote rotonde wijken sterk af van het ontwerp van Delvaux. Vermeldenswaardig is dat in het archief van Kleerbeek uit die periode ook brieven en offertes voorkomen over de verwarming van de serres en de oranjerie.

Huidige toestand

Het plan Delvaux wordt getrouw weergegeven op de militaire topografische kaart van 1931 (ICM, 1936). Het is ook duidelijk dat Delvaux bepaalde elementen en beplantingen uit de 19de-eeuwse structuur in zijn ontwerp heeft overgenomen. Een tiental bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropuni­cea') met stamomtrekken tussen 350 en 450 centimeter stamt ongetwijfeld uit de midden-19de-eeuwse aanleg. Tot diezelfde generatie moeten ook enkele opmerkelijke specimens van haagbeuk (Carpinus betulus) gerekend worden met stamomtrekken rond 200 centimeter.

De meerderheid van de aanplantingen rond de vijver en, aan de zuidzijde van het kasteel, langs de formele vista, kan op grond van stamomtrek (250 tot 350 centimeter) gerekend worden tot aanplantingen uit de periode 1890-1920. Naast een aantal bruine beuken (waaronder dreefrestanten), Oosten­rijkse dennen (Pinus nigra var. nigra), Amerikaanse eik (Quercus rubra), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum), plataan (Platanus x hispanica), gewone moerascipres (Taxodium dis­tichum) en een van de hoogste en dikste fijnsparren (Picea abies) van Vlaanderen, noteerden we een mispelbladige wintereik (Quercus petraea 'Mespilifolia'), een zeldzame cultivar die als boom met circa 300 centimeter stamomtrek enkele keren in de regio voorkomt, met name in hetGroot Park (Salve Mater) en het Klein Park (Ave Regina) te Bierbeek-Lovenjoel en het domein De Bruyn te Holsbeek. De Italiaanse populieren (Populus nigra 'Italica'), die op oude ansichtkaarten de achtergrond vormen van de beplanting rond de vijver, zijn verdwenen.

De vista ten zuiden van het kasteel wordt afgezoomd door twee parallelle dreefjes van Hollandse linde (Tilia x europaea), momenteel met omtrekken tot 215 centimeter. De linden worden op hun beurt geflankeerd door oudere taxussen (Taxus baccata), waarvan de binnenste rij sinds enkele jaren opnieuw in vorm is gesnoeid, abstracte, kubistische volumes, waarbij in één geval het volume van het kasteelgebouw model stond. Bovendien bevatten de recente aanplantingen heel wat interessant materiaal. Bij de aanleg van een betonweg in de Kasteeldreef in 1966-1967 werd het vista ten zuiden van het kasteel ingekort en ging een gedeelte van de Franse tuin van Delvaux verloren.

Merkwaardige bomen (Het cijfer in vet geeft de stamomtrek, standaard gemeten op 150 cm hoogte. Opname 27 augustus 1997; vergelijk met de opnamen in het databestand 'Beltrees' uit 1989 onder de nrs. 5818, 5819, 5820, 5821, 5822, 5823, 5824, 5825, 5826, 5827, 5828, 5829, 5830, 5831, 5832, 5833, 5834)

  • 7. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 405
  • 8. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 448
  • 10. Oostenrijkse den (Pinus nigra var. nigra) 266
  • 11. mispelbladige wintereik (Quercus petraea 'Mespilifolia') 289
  • 12. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) 223
  • 13. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 358
  • 16. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 375
  • 18. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 366
  • 20. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 359
  • 23. gewone taxus (Taxus baccata), 15-stammig, 510(voetmeting)
  • 25. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) 205
  • 26. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) 190
  • 27. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) 200
  • 35. fijnspar (Picea abies) 286
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Legger Houwaart, art. 65.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen Houwaart 1836/27, 1890/13, 1892/14, 1894/9 en 1911/14.
  • Archief Baron de Troostembergh, Kleerbeek, Houwaart.
  • ANDRE E., L'art des jardins. Traité général de la composition des parcs et jardins, Paris, G. Masson, 1879.
  • BAEYENS L. & SCHEYS G. (1958): Bodemkaart van België – kaartblad Aarschot 75W. Het hooilandperceel 248 wordt op de Poppkaart (1860) in tegenstelling tot de legger als water weergegeven en is vermoedelijk een oude turfkuil.
  • COOMANS DE BRACHENE O. & DE HEMPTINNE G. 1969: (em>Etat présent de la noblesse du royaume de Belgique (XIX), Bruxelles, 1969.
  • DE MAEYER J., VAN MOLLE L. e.a. 1998: Joris Helleputte, archi­tect en politicus, 1852-1925, deel I: Biografie, Leuven, Universitaire Pers, Kadoc, 285.
  • DENEEF R. & WOUTERS J. 1998: De ondergang en wederopstanding van het Torfbroek te Berg-Kampenhout, in: Monumenten & Lands­chap­pen 17 (5), 32-54.
  • DE STEIN D'ALTENSTEIN I. 1875: Annuaire de la noblesse de Belgique (29ème année), Bruxelles, Librairie polytechnique de Decq et Duhont, 1875, p. 308.
  • DE TROOSTEMBERGH M. 1910: Les sires d'Heverlé (1125-1446): notice historique, Louvain, Fonteyn, 132 PP.
  • DE TROOSTEMBERGH M. s.d.: Louvain féodal: notices historiques et généalo­giques, Eeckeren-Donk, Van Hoeydonck, 154 pp.
  • DUCHÊNE M. e.a. 1986: Architectes-paysagistes 1841-1947. Le style Duchêne, Editions du Labyrinthe, s.l., s.p.
  • GÖTZE K. s.d.: Album für Teppichgärtnerei und Grup­penbepflanzung (4. Aufl.), Erfurt, Ludwig Môller, s.p.
  • HAMPEL W. 1887: Teppichgärtnerei. 134 Entwürfe mit Angabe der Bepflanzung (3. Aufl.), Berlin, Paul Parey, s.p.
  • JELLICOE G. e.a. 1986: The Oxford companion to gardens, Oxford, New-York, Oxford University Press, 204-205.
  • MAES K. e.a. 1998: Joris Helleputte, architect en politicus, 1852-1925, deel II: Oeuvrecatalogus, Leuven, Universitaire Pers, Kadoc, 144, 147, 150, 152, 168.

Bron: DENEEF R. 2002: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant: Holsbeek, Lubbeek en Tielt-Winge, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; De Jaeck, Herlinde; Halflants, Jacques; de Troostembergh, Amory
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Kleerbeek [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/303097 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.